Hij werd al ‘de Einstein van de elektronische muziek’ genoemd maar Amon Tobin ziet zichzelf eerder als een ontdekkingsreiziger. ‘Ik mijd makkelijke oplossingen. Zoniet word je een cynische muzikant.’

Door Peter Van Dyck

‘Out From Out Where’, uit 14/10 bij Ninja Tune/Zomba.

In concert: 29/11 in AB-Club in Brussel en 30/11 in Muziek-O-Droom in Hasselt.

De verengelste Braziliaan Amon Tobin wil het niet verbergen: hij maakt bastaardmuziek. Op zijn futuristische platen hoor je geen enkel live-instrument, zelfs geen synthesizer of drummachine. Hij haalt gewoon losse geluidsfragmenten uit oude platen, plaatst ze in een nieuw kader en bouwt zo laagje per laagje zijn nummers op. Zoals een kind gedreven door verwondering prutst hij aan zijn sampler en hoewel hij de best verkopende artiest is van het eigenzinnige label Ninja Tune, staat ‘compromis’ niet in zijn woordenboek. Bricolage, Permutation, Supermodified en nu het nieuwe Out From Out Where: elk album gaat weer een stapje verder.

Je muziek wordt steeds extremer. Vreemd: normaal conformeren artiesten zich na een tijdje.

Amon Tobin: Veel keuze is er niet, als je zoals ik zonder zanger werkt. Ofwel haal je toch een zanger binnen, ofwel ga je nog meer experimenteren. Omdat ik bij mijn principes wil blijven en enkel samples gebruik, wou ik deze keer een ingewikkelde, intense plaat maken. Ik mijd makkelijke oplossingen. Zo niet word je een cynische muzikant.

Begrijp je collega’s als Smith & Mighty en Photek die meer de richting van echte songs uitgaan?

Tobin: Zeker, waarschijnlijk is dat een noodzakelijke stap als je op wat roem mikt. Er rust heel wat druk op artiesten. Platenfirma’s willen een toegankelijk en heel herkenbaar format dat ze makkelijk kunnen verkopen. Maar daarom moét je dat natuurlijk nog niet doen. Pas op, ik heb niets tegen vocalen. Wat Massive Attack er bijvoorbeeld mee doet, kan ik best appreciëren. Maar toch denk ik dat die stap vooral om commerciële redenen gebeurt.

Hoewel je muziek heel donker en experimenteel is, komt ze nooit over als avant-garde. Hoe verklaar je dat?

Tobin: Weet je, ik voel me nog altijd een soort ontdekkingsreiziger. Ik doe niets beredeneerd en vertrouw op mijn instinct. Daarom voelt mijn muziek natuurlijk aan. Opnemen is voor mij, ondanks de elektronica, een heel organisch proces.

Iemand vergeleek je met het dadaïsme.

Tobin: Ja, de collagekunst. Met die associatie werd ik in het begin van mijn carrière vaak geconfronteerd. Later zijn de journalisten gaan inzien dat ik niet tot een bepaalde school behoor. Toen ze begonnen te beseffen dat ik me eigenlijk alleen maar wil amuseren, lieten ze me met rust. (lacht) Die connectie werd gemaakt omdat in het dadaïsme kunstenaars bijvoorbeeld foto’s maakten van andere foto’s. Toch vind ik de vergelijking met samplen niet echt opgaan. Ik maak geen intellectuele artistieke keuzes. Mensen die een meer academische uitleg van me hadden verwacht, moet ik helaas teleurstellen. (lacht)

Elders werd je ‘de Einstein van de elektronische muziek’ genoemd.

Tobin: Dat is helemaal waar. (lacht) Journalisten moeten tegenwoordig zovéél muziek bespreken dat het reservoir beschrijvingen snel uitgeput raakt. Zo vind ik dat het woord ‘genie’ veel te vaak wordt bovengehaald.

Ik vraag me af hoe lang je zoal aan één track werkt. Wat is het record?

Tobin: Op dit album heeft Searchers mij héél veel moeite gekost. Ik kan geen noten lezen en heb geen benul van time signatures. Ik programmeerde de beats dus puur op mijn gevoel, wat maakte dat het heel traag vorderde. In totaal heb ik er een maand aan gezwoegd. Ik merk dat ik nu méér tijd investeer in de engineering en productie dan vroeger. Ik ben heel koppig. Soms kies ik de moeilijkste weg, niet omdat ik daar op kick, maar omdat de controlefreak in me dat eist. Maar het kan ook heel snel gaan, hoor: Get Your Snack On was bijvoorbeeld in enkele uren klaar.

‘Get Your Snack On’ was te horen in een commercial voor BMW. Verbaasd dat de reclamejongens plots je muziek hebben ontdekt?

Tobin: Toch wel, ja. Four Ton Mantis heeft trouwens ook zijn weg gevonden naar een Coca-Colaspot. Ik heb er heel wat shit voor over me heen gekregen, maar ik beschouw het als een soort subsidie, een financiële ondersteuning die mij in staat stelt niet-commerciële muziek te blijven maken. Dankzij het geld van die commercials hoef ik me twee jaar lang geen zorgen te maken. Het verlost me van de druk om twee miljoen platen te moeten verkopen. Ik kan er lustig op los experimenteren. De mensen die me daarvoor afvallen, gebruiken mijn muziek als een statement om te tonen hoe cool ze wel zijn. Het mag niet dat ook de uncool kids mijn muziek te horen krijgen. Fuck those people. Dat zijn geen muziekliefhebbers.

De meeste platen die je koopt en samplet zijn vrij obscuur. Nooit met iets thuis gekomen waar je niets mee kon aanvangen?

Tobin: Als ik al spijt krijg van een aankoop, is het bij níeuwe platen. Bij oude platen kan ik steeds beter inschatten of iets al dan niet potentieel heeft. Er is minder gokwerk mee gemoeid dan vroeger. Vroeger moest ik het eerder hebben van happy accidents. Ik ging op zoek naar een welbepaalde klank, die ik nooit vond, maar onderweg botste ik op iets anders dat me inspireerde.

Je verandert graag van omgeving. Van in je jeugd leid je al een zwerversbestaan. Nu ben je opnieuw verhuisd, van Brighton naar Vancouver.

Tobin: Vooral om de tweedehandsplatenwinkels. Vancouver is een goudmijn voor oude jazzplaten, easy listening en soundtracks. In de voormiddag ga ik shoppen, in de namiddag werk ik aan mijn muziek. In Engeland ging ik zelden shoppen. Je vindt daar enkel heel hippe zeldzame platen. Ik ben eerder geïnteresseerd in die albums waar niemand om geeft. (lacht) Het maakt niet veel uit waar ik woon. Zoveel kom ik toch niet buiten. Zolang de meeneemrestaurants maar oké zijn.

‘Een platenfirma wil een toegankelijk format dat gemakkelijk verkoopt. Daarom staan artiesten onder heel wat druk om zich aan te passen aan de mainstream. Maar daarom moét je dat nog niet doen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content