Het is u misschien ontgaan, maar zonder ooit een Bekende Vlaming te worden, is Tom Dewispelaere tot een van de beste acteurs van zijn generatie uitgegroeid. Met Onvoltooid Verleden zet hij dat nog eens in de verf. ‘Mijn talent is acteren, niet in de kijker lopen.’

Zijn gezicht kent u dan vooral van Van Vlees en Bloed, zijn naam maakte Tom Dewispelaere in het theater. In 1998 richtte hij, net afgestudeerd aan Studio Herman Teirlinck, samen met Stijn Van Opstal, Geert Van Rampelberg en Ben Segers Olympique Dramatique op. Een naam die niet toevallig klinkt als een sportploeg: het strakke verband van de vier heren, soms aangevuld met namen als Koen De Graeve en Wouter Hendrickx, zorgde voor het fijnste spelplezier dat we het voorbije decennium op de planken zagen – van De Krippel over De Jossen tot Adams Appels. Veertien jaar later doet het collectief het wat rustiger aan, maar terwijl Segers en Van Rampelberg van de vrijheid gebruik maken om de tv- en filmwereld te verkennen en Van Opstal met tg STAN samenwerkt, blijft Dewispelaere in het theater.

Dat onderstreept hij met Hugo Claus’ Onvoltooid Verleden, waarin hij de rol herneemt van Noël Catrijsse, die hij in 2008 voor het eerst speelde toen Olympique Dramatique en Guy Cassiers het eerste boekdeel, De Geruchten, naar het toneel brachten. Het tweede speelt zich twintig jaar later af, wanneer Catrijsse, intussen een zwaar gehavende ziel, zich op eigen verzoek laat ondervragen door ex-commissaris Blaute. Die laatste wordt gespeeld door Jan Decleir: Dewispelaere doet het zonder zijn drie kompanen.

TOM DEWISPELAERE: We zijn al meer dan tien jaar met Olympique Dramatique bezig, dan komt er onvermijdelijk een moment waarop je elkaar wat meer lucht moet geven om je eigen ding te kunnen doen. Twee jaar geleden was daar plots nood aan. Het heeft ook zijn voordelen. Het is fijn om elkaar tegen te komen zonder elke dag in het repetitiekot te zitten.

Je klinkt als een frontman die over de split van zijn band praat.

DEWISPELAERE: Een split is het niet. Tuurlijk niet, het zijn mijn beste kameraden. We zaten samen op Studio Herman Teirlinck, we hebben samen onze eerste voorstelling gespeeld en we hebben samen Olympique opgericht. Alleen heeft iedereen het nu zo druk, dat er amper nog tijd is om samen een pint te pakken. Dat mis ik wel.

Ben Segers ontpopte zich tot komisch acteur in ‘Wat Als’, Geert Van Rampelberg dook in de filmwereld. Jij blijft in het theater. Een bewuste keuze?

DEWISPELAERE: Ik zie mezelf vooral als een toneelspeler, ja. Ik sta al eens graag op een set, maar dat is toch niet mijn wereld. Goede verhalen vertellen en fijne mensen als Guy Cassiers en Jan Decleir tegenkomen: dat is wat ik het liefste doe. In een wereld stappen en die vormgeven. Pas op: ik heb met De Parelvissers en Van Vlees en Bloed het voorrecht gehad een paar fijne televisiereeksen te mogen doen, samen met een ploeg mensen die gepassioneerd hun ding deden. Dat was telkens een mooie tijd, maar zo vaak kom je dat soort projecten niet tegen.

Heeft het er ook mee te maken dat je de spotlights van tv en film liever mijdt? Ten tijde van ‘Van Vlees en Bloed’ bleef jij als hoofdrolspeler verrassend onder de radar, terwijl Koen De Graeve, Maaike Neuville en Herwig Ilegems wel uitgelicht werden.

DEWISPELAERE: Het is niet dat ik dat mijd, maar ik zit er ook niet op te wachten. ‘Wanneer interviewen ze me nu?’ is nog nooit in mij opgekomen. De reeks liep als een trein, iedereen heeft het gezien: dat is het belangrijkste. Ik las daarnet over Leonard Nolens, die in zijn eentje op zijn appartement gedichten zit te schrijven. Ik vond dat chic. Hij zit er niet op te wachten om in kranten en magazines te staan. ‘Ik ben mijn werk’, zegt hij. Daar moet je het mee doen. Ik vergelijk me zeker niet met zo’n groot kunstenaar, maar ik begrijp wat hij zegt. Fotoshoots en interviews vind ik moeilijk. Je moet maar komen kijken naar wat ik doe. Mijn talent is acteren. Mijn talent is niet in de kijker lopen. Eerlijk gezegd ben ik ook niet zo’n uitbundige persoonlijkheid. Eigenlijk ben ik een heel stille mens. Als ik omringd ben door mensen die ik goed ken, durf ik me te laten gaan, maar op zich ben ik veeleer van het rustige type. Heel veel vrienden zullen zeggen dat ik lieg als ze dit lezen, maar toch is het zo.

Laten we het dan maar over je werk hebben. Waarom ‘Onvoltooid Verleden’?

DEWISPELAERE: In de eerste plaats om het personage. Noël Catrijsse is iemand op wie ik ten tijde van De Geruchten al verliefd geworden ben. De tocht van die figuur voortzetten, dat kon ik niet laten liggen.

Eén quote uit de perstekst: Ik ben de hond die als hij eenmaal mensenvlees heeft gegeten, afgemaakt moet worden. ‘ Waarom spreekt net dat personage je zo aan?

DEWISPELAERE: Omdat het bevrijdend is. Omdat ik hem gère zie. Omdat ik het snap. Noël is een dader van enkele gruwelen, maar evengoed een slachtoffer van de hele maatschappij. Hoe zij hem behandeld hebben, heeft hem tot de dingen gedreven die hij heeft gedaan. Daarom heb ik zo veel begrip en compassie voor die gast. Ik ben er ook al zo lang mee bezig. Twee jaar ben ik het aan het bewerken, studeren en nadenken. Ik ken zijn dorp door en door. Op den duur wórd je zo iemand. Hoe zijn living eruitziet, welke kleren hij draagt: in mijn verbeelding zie ik het allemaal voor me.

Hoe ziet zijn living eruit?

DEWISPELAERE:(Zonder aarzelen) Een oude sofa. Veel rommel. Zijn tv is kapot – hij kijkt stiekem bij de buren televisie door het venster. Op de schouw staat een huwelijksportret, een foto aan het gemeentehuis van hem en zijn vrouw. Elke ochtend kijkt hij ernaar en zwaait, zijn plastiekzakske in de andere hand. ‘Tot straks.’

Klinkt haast maniakaal gedetailleerd. Is dat hoe je een rol benadert?

DEWISPELAERE: Dat is één manier. Voor andere stukken kan dat totaal anders zijn. Nu ken ik heel zijn verleden. Vijf jaar geleden is mijn verbeelding bij die figuur op hol geslagen; intussen ben ik alweer twee jaar met hem bezig. Ik zie Noël zo voor mij staan. Dat is wel wat zot, ja. De taal van Claus zit daar ook voor veel tussen. Hoe hij die wereld wist te beschrijven, hoe kleurrijk en vol hij zijn personages wist te maken: hij maakte er echt mensen van. Dan kun je als acteur met zo’n personage aan de slag.

Heb je Claus ooit ontmoet?

DEWISPELAERE: Hij was bij de première van De Geruchten in de Bourla. Hij kwam naar de foyer om tegen iedereen te zeggen dat hij het goed vond. Een dag later vertrokken we voor enkele weken met de voorstelling op tournee. Toen we weer in de Bourla stonden, was hij gestorven. Dat was wel heftig. Je hebt zo lang in iemands wereld gezeten, en plots moet je een minuut stilte voor hem houden aan het begin van de voorstelling. Hij was een groot monument dat wegviel. Jan (Decleir; nvdr.) was een goede vriend van hem, en vertelt af en toe over hem. Spijtig dat ik hem nooit beter heb leren kennen: ik had graag meer dan één keer met hem gepraat.

Ten tijde van ‘Adams Appels’ zei je dat er één rode draad in het werk van Olympique Dramatique zat: elk verhaal speelt zich in een afgesloten gemeenschap af.

DEWISPELAERE: Dat is lang zo geweest, ja. De Krippel speelde zich af in een afgelegen Iers dorp; De Jossen was een op zichzelf staande gemeenschap met een eigen taal. Zelfs als we iets helemaal anders probeerden te maken, zoals de musical Adams Appels, bleek het zich toch in het hoge noorden af te spelen met een groep mensen die zich rond een priester had geschaard. Elke keer als we een stuk maakten, dachten we achteraf: ‘Tiens, gaat dat nu weer over een gemeenschap die alleen staat?’ Maar goed, meer dan een vaststelling was dat niet. Nu, Onvoltooid Verleden draait niet rond de gemeenschap: het is meer een wereld op zich met twee personages die met elkaar praten. Die rode draad is er toch wat uitgegaan. Nu ik erover nadenk: waarschijnlijk is dat sinds we met Olympique Dramatique besloten hebben om elkaar wat losser te laten. Dat zal er op een of andere manier wel mee verweven zijn.

Jij komt van Kessel, poort van de Kempen. Ben Segers komt uit Arendonk…

DEWISPELAERE:… Jungle van de Kempen. (Lacht) Je zou eens moeten horen hoe ze daar praten: ik versta niets van die tongval.

Zou het kunnen dat die dorpsmentaliteit zich in Olympique Dramatique genesteld heeft?

DEWISPELAERE: Het doet alleszins wel iets met een mens, ja, in een dorp opgroeien. Mijn vader is van Kessel, mijn moeder is van Kessel. Mijn universum reikte niet verder dan de kerktoren waaronder iedereen iedereen kende en alles over elkaar wist. Dat heeft zijn charme, maar ook zijn bekrompenheid. Die kleine gemeenschap die in Onvoltooid Verleden stilaan kapotgaat: ik ken die zeer goed.

Wat herinner je je nog van Kessel?

DEWISPELAERE: Ik was een skateboarder in mijn jonge jaren. Wijde broeken, Bad Religion, NOFX: ik ben lang in die periode blijven hangen. Al kon ik niet eens zo goed skaten. Ruben Block van Triggerfinger: die kon pas tricks. Die kon een ollie tot hier. (Houdt zijn hand op tafelhoogte) Hij was een paar jaar ouder en de beste skater van Lier. Alle jongens van Kessel keken naar hem op. (Lacht) Zeer fijne tijden. Ik kan zeer nostalgisch worden als ik foto’s van vroeger terugzie. Niet zozeer van de mensen die erop staan, maar van de objecten. En stuk speelgoed van vroeger of het interieur van mijn oma op de achtergrond katapulteert me helemaal terug naar die tijd. Ik voel soms de behoefte om objecten te fotograferen, gewoon om ze over vijftig jaar te kunnen terugzien. Nu, uiteindelijk komt het er nooit van. Als je met een fototoestel je sleutelbos staat te trekken, voelt het alsnog als een belachelijk idee.

Slotvraag: in alle rollen die ik je heb zien spelen, heb je iets bedrukts over je. Toeval?

DEWISPELAERE: Dat heb ik al heel dikwijls gehoord. ‘Zijt ge weer kwaad?’ ‘Kijk eens wat vrolijker.’ Het achtervolgt me al sinds het middelbaar tot nu nog op de set. Ik kan er dus niets aan doen. Het heeft te maken met de frons in mijn voorhoofd en de stand van mijn wenkbrauwen. Ik vermoed dat ze mij er bij de geboorte met een zuignap hebben uitgetrokken. (Lacht) Voor de duidelijkheid: ik ga niet boosaardig door het leven.

ONVOLTOOID VERLEDEN

19/4-25/5, Antwerpen, Brugge, Hasselt, Gent, Amsterdam, Leuven.

Info: toneelhuis.be.

DOOR GEERT ZAGERS

TOM DEWISPELAERE

‘EIGENLIJK BEN IK EEN STILLE MENS. ENKEL BIJ MENSEN DIE IK GOED KEN DURF IK ME TE LATEN GAAN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content