Na vijf zwaar beschonken jaren doorbreekt de Franse chansonnier Renaud (50) de stilte met een nieuw album. ‘Er zit echt niet veel dandyisme en rock-‘n-roll attitude in alcohol.’

Door Karel Degraeve

Boucan d’Enfer. (Virgin)

Pour vivre heureux, je vis caché‘, zingt de tedere anarchist op zijn jongste album. Meer dan zeven jaar leefde hij ondergedoken, tussen de vier muren van een bistro. Veel geluk hoorde daar echter niet bij. Renaud, als chansonnier tegelijk het geweten van Frankrijk en de chroniqueur van zijn eigen leven en liefdes, kreeg de breuk met zijn vrouw niet verwerkt en legde zichzelf een medicatiekuur op van antidepressiva en Ricard. ‘Een weinig efficiënte mix’, beseft hij nu.

La closerie des Lilas, de chique brasserie onder zijn appartement in Parijs, is nog altijd zijn tweede thuis, maar voortaan serveert de ober hem alleen nog flesjes Evian. ‘Ik ben een trieste drinker van water geworden, maar ik voel me oneindig veel beter’, zegt hij gelaten.

Dat zou je niet denken, als je Boucan d’Enfer beluistert. Driekwart van de songs zijn een schreeuw aan zijn vrouw om terug te keren. De opnames bleken een therapeutisch effect te hebben. ‘Stoppen met drinken is hard, maar minder hard dan stoppen met roken’, zegt hij terwijl hij een tweede pakje Barclay Lights opent. ‘Ik heb acht dagen in de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis gesleten voor een desintoxicatiekuur, en ben bij mijn ontslag meteen de studio ingedoken. Mijn professionele bezigheden hebben mijn gedachten verzet: ik staarde niet meer voortdurend naar mijn eigen navel. Het was een hele verademing vergeleken met de voorbije jaren, toen ik niets anders deed dan zuipen, zuipen en nog eens zuipen. Ik was in een stadium beland dat ik zelfs niet meer wist of ik depressief was omdat ik dronk, of dronk omdat ik depressief was.’

De overdosis alcohol, tabak en medicatie hebben hem duidelijk getekend. Renaud zit er wat gespannen bij, de blik haast voortdurend afgewend. Doffe ogen, bevende handen. Ook zijn stem heeft mee het gelag betaald: Boucan d’Enfer zou wel eens het laatste album kunnen zijn waarop hij zich nog als chansonnier kan laten horen. Maar de parolier is niet verstomd. De gekwelde liefdesballades zijn afgewisseld met kleine uithalen naar alles wat hem niet aanstaat in de Franse samenleving. Twee keer pakt hij uit met een frontale aanval: tegen de cultuurfilosoof Bernard-Henri Levy en tegen de valse sterretjes van de showbizz.

Het is gezien de omstandigheden geen verrassing dat deze plaat u meest introspectieve is tot nu toe.

Renaud: Ik moest gewoon kwijt wat mij de voorbije jaren is overkomen. Wat ik in mijn hoofd en in mijn hart heb zitten: de eenzaamheid, het verdriet, de ontreddering …Er zijn al duizenden liedjes over geschreven en er zullen er nog eens zoveel volgen. Ik heb de mijne gemaakt nu. Sommigen zullen er zich in herkennen.

Hebt u het gevoel dat u in de woestijn geleefd hebt?

Renaud: Neen. De woestijn moet je door als je alle succes verloren hebt. Mijn publiek is me altijd trouw gebleven. Ik heb in die donkere periode meer dan 200 akoestische sets gegeven, voor in totaal meer dan een kwart miljoen mensen. En de platenmaatschappij heeft een vierde verzamelaar uitgegeven, waarvan er 400.00 over de toonbank zijn gegaan. Dat kun je niet echt de woestijn noemen.

Hoe hebt u die optredens beleefd?

Renaud: Om middernacht ladderzat in slaap vallen boven een halfleeg glas is niet echt bevorderlijk voor je zelfbeeld. In tegenstelling tot wat in intellectuele kringen soms beweerd wordt, zit er niet veel dandyisme en rock-‘n-roll attitude in die vorm van zelfdestructie. Ik voelde me dus niet op mijn gemak. Ik was ook niet om aan te zien. Ik was tien kilo aangekomen. Ik probeerde wat humor in de set te steken, fantaseerde wat. Wanhoopspogingen van een zanger, die door een overdosis alcohol en tabak eigenlijk niet meer in staat was om te entertainen. Het publiek voelde een zeker onbehagen, maar reageerde zeer broederlijk en solidair.

Ken je het nummer Manu, uit een van mijn eerste albums? Die song heb ik geschreven toen mijn vrouw en ik elkaar pas hadden leren kennen en in een kwellende af-aanrelatie leefden. Er zit een strofe in waarop ik mezelf toezing: Manu, déconne pas, va pas te tailler les veines. Telkens ik ze zong, brulden de gamins op de eerste rijen een aangepaste versie mee: Renaud déconne pas…

Daarvoor deed u het?

Renaud: Ik deed het om mezelf ervan te overtuigen dat ik niet dood was, dat ik nog bestond en dat ik nog iets te bieden had. Ik had nood aan de liefde van het publiek. Alleen: als je jezelf niet graag ziet, kun je ook niet geloven dat het publiek van je houdt. De situatie was ook uitzichtloos: hoe lang kon ik blijven toeren met mijn oude repertoire? Ooit zou het publiek mijn catalogus beu gehoord zijn en afhaken. Maar ik kreeg geen letter meer op papier.

Ik was ervan overtuigd dat mijn carrière afgelopen was. De laatste songs die ik geschreven had, waren vijf jaar oud – ze staan op het album trouwens: Ellea vu le loup, Boucan d’enfer, Mal Barré en Baltique. Sindsdien niets meer. Niet één regel! Het had zelfs geen zin om het te proberen. Ik was zowel fysiek als psychisch compleet leeg.

Hebt u ooit aan zelfmoord gedacht?

Renaud: Nooit! Al zit daar een kleine paradox in: ik had geen zelfmoordgedachten, maar ik vloog wel als een kamikaze door het leven. Suicide à petit feu, mais pas suicide définitif. Neen, ik hou van het leven boven alles, zelfs al is het zo lelijk as de pest. Kurt Cobain, etc.? Zelfmoord revolteert me. ’t Is een zeer egoïstische daad.

Wat heeft u uiteindelijk opnieuw aan het schrijven gezet?

Renaud: Ik heb in die tijd verschillende keren geprobeerd om te stoppen met drinken. Tijdens zo’n periode van geheelonthouding legde een toogvriend me een fantastische uitdaging voor: als ik een song over hem kon maken, mocht ik me bezatten. Ik had zo’n dorst dat ik het nummer in vijf minuten op papier had staan: Le Petit Pédé. Daags nadien had ik niet alleen een vreselijke kater, maar ook weer zin om te schrijven. Toen heb ik Mister Renaud Monsieur Renard geschreven.

Waarin u zich inspireert op ‘Ecce Homo’ van Serge Gainsbourg.

Renaud: Ik wou vooral kwijt dat artiesten ook recht hebben op negatieve gevoelens, op fouten. Wij zijn niet de superhelden die de media van ons maken: we zijn even kwetsbaar als ieder ander.

In dat nummer en in ‘Tout arrêter’ spreekt u over musiceren als over een job. ’t Klinkt vrij negatief.

Renaud: Zo is het niet bedoeld. Ik ben er me bewust van dat ik bevoordeeld ben: ik doe een job die ik graag doe…. en – ik schaam me niet om het te zeggen – die tegelijk goed betaalt.

Wat is uw verhouding tot geld?

Renaud: Door mijn linkse én protestantse opvoeding, en omdat ik in een gezin ben opgegroeid dat het nooit breed heeft gehad, heb ik de neiging om mezelf wat te culpabiliseren. Het wordt me ook genoeg verweten: die anarchistische zanger die hopen poen schept. Tja, bon… Ik heb niet het gevoel er wie dan ook voor uit te buiten. Ik geef de mensen een portie geluk. Ik denk niet dat een artiest daar ooit genoeg voor kan worden betaald.

U hebt het muzikantenbestaan nooit gehaat, zelfs niet in de meest donkere periodes?

Renaud: Neen. Op enkele aspecten na misschien, zoals De-Dienst-Na-Verkoop: de verplichting om jezelf in de media te promoten. Ik heb geen zin meer om in dat circus mee te draaien. Al die artiesten die om het minste een scheet laten, zich overal en nergens voor engageren, alleen maar om zichzelf in de spotlights te zetten… Ik ben geen filosoof, geen intellectueel, geen groot prater. Verre van. Als ik iets te zeggen heb, dan doe ik dat in mijn songs. En niet met de pretentie om de wereld te veranderen.

U hebt de voorbije jaren fel gemiliteerd voor en tegen diverse zaken. Het succes van Le Pen in de recente presidentsverkiezingen moet hard zijn aangekomen.

Renaud: Ik had het gevoel dat ik 25 jaar lang voor niets op de barricaden had gestaan. Als ik zie dat de arbeidersklasse en masse voor de bruine pest heeft gestemd, c’est à désespérer pour la classe ouvrière. Ik heb er geen enkel begrip voor. Het is niet te rechtvaardigen! Ik heb er zelfs even aan gedacht om politiek asiel aan te vragen in Ierland. ’t Was een opwelling, niet meer dan dat. Neen, ik ga in ’t verzet nu. Manifestaties, anti-Le Pen-bewegingen… ze kunnen op me rekenen.

Toch was u er niet bij in Le Zénith, toen Franse artiesten de jeugd opriepen om niet voor Le Pen te stemmen.

Renaud: Ik had het te druk. Ik stond ook voor een zwaar dilemma. Ik wilde alle gamins wel oproepen om een dam op te werpen tegen het FN, maar ik kon toch niet gaan zeggen dat ze voor Chirac moesten stemmen? Voor een dief, een leugenaar?

Wat hebt u zelf gedaan?

Renaud: Ik ben gaan stemmen, ja. Maar dat wil ik graag zo snel mogelijk vergeten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content