Therapy? is terug en hoe! Op ‘High Anxiety’ toont voorman Andy Cairns dat het vuur nog even hard brandt als vroeger. ‘Niemand is er totnogtoe in geslaagd ons te breken.’

high anxiety Uit op 5/5 (Spitfire Records/PIAS) In concert: op 21/5 in de Botanique in Brussel

Ha, die clichés over de Ieren! Geblokte mannetjesputters die met hun schouders een stalen poort rammen. Stoere bonken die recht door zee gaan. Niet van hun stuk te brengen. Kick & rush. Maar met een hart van koekenbrood, en zo hartverwarmend menselijk dat je er ongemakkelijk van wordt. Andy Cairns, voorman van Therapy?, is het vleesgeworden cliché. De sympathiekste koppigaard van Noord-Ierland. Vervaarlijk en goedlachs. Naast hem zit bassist Michael McKeegan. Clichés kunnen niet altijd opgaan: Michael is bleek, schraal, braaf en komt maar mondjesmaat aan het woord. Na een periode van relatieve rust slaat Therapy? keihard terug met het album High Anxiety. Therapy? is zoals een bromvlieg in de zomer. Wie ze probeert weg te jassen, krijgt ze steeds weer en telkens nadrukkelijker op zijn boterham. Alleen, zo’n vlieg is ellende. Therapy? is fun.

De nieuwe cd blaast alweer het hoofd van de romp.

Andy Cairns: Oh, prima. Dan hebben we onze job goed gedaan.

Hoe lang blijf je nog met die furie in je lijf? Tot je vader bent van zes kinderen?

Cairns: Wie weet! We hebben vorig jaar wat vakantie genomen, meer tijd bij ons gezin gespendeerd, andere groepen aan het werk gezien, nieuwe energie opgedaan. En die kunnen we nu weer kwijt. Bovendien hebben we een nieuwe, fantastische drummer, Neil Cooper, die ons met zijn meppen ook een draai om de oren geeft. Het is onze natuur om energiek en dynamisch te spelen. Dat zal nooit veranderen.

Is woede nog altijd de grootste drijfveer als je

liedjes schrijft?

Cairns: Woede en frustratie, ja. Maar nu ik echtgenoot en vader ben, is mijn boosheid naar andere terreinen opgeschoven. Ik blijf me evenwel continu ergeren, maar aan andere dingen dan weleer. Terwijl het vroeger veeleer een blinde furie was, is het nu meer gekanaliseerd.

Toch stralen enkele nummers op ‘High Anxiety’ puur plezier uit.

Cairns: Nou, de songs zijn altijd prettig om ze te spelen. If It Kills Me is een vrolijk lied. Ik heb het geschreven toen ik in de tuin zat. Het is een liedje voor mijn gezin. En ik vind dat de groep zelf, ondanks de hardnekkige verbetenheid, altijd pret heeft uitgestraald, omdat we onze job geweldig graag doen. Voor onszelf is de muziek van Therapy? een catharsis. Maar we zijn niet bepaald een ‘I-love-you-everything-is-great-and-we’re-happy’-soort van groepje.

Het grootste succes van Therapy? dateert van bijna tien jaar geleden. Heb je het gevoel dat je nu minstens even goed bent als toen, maar dat de tijdsgeest niet meer in je voordeel speelt?

Cairns: Ongetwijfeld. Het succes van toen, vooral van de albums Troublegum en In-fernal Love, heeft ervoor gezorgd dat we dit kunnen blijven doen. Daar ben ik heel dankbaar voor, want ik amuseer me nog altijd te pletter. We hebben alles gehad, wereldwijd succes, een dip nadien, problemen met platenfirma’s. Het heeft ons nuchterder gemaakt. We hebben nooit deel uitgemaakt van een bepaalde scene. Niet van grunge, niet van nu-metal, niet van Britpop. We zijn altijd vrije vogels gebleven. Dat heeft ons sterk gemaakt. Want als een van die modetrends verdwijnt, ben je zelf ook weg. Wij dus niet.

Therapy? bleef aan de slag, ook toen na de dood van Kurt Cobain rock-‘n-roll langzaam maar zeker leek uit te doven.

Cairns: Britpop kwam, dansmuziek nam het roer over, er waren er die rock-‘n-roll al definitief afschreven. Dat is al vaker gebeurd. Het gaat in cyclussen, dat weten we intussen. Kijk nu maar, rauwe rock mag opnieuw: The Datsuns, The Von Bondies, The Strokes, The Hives, noem maar op.

Volg je die nieuwe lichting op de voet?

Cairns: Dat probeer ik toch. The Vines vind ik geweldig.

Steeds meer groepen branden vlug op. Ongeduld lijkt het leidmotief van de indu-strie. Therapy? is een uitzondering. Krijgt een groep nog de kans om te groeien?

Michael McKeegan: Ik weet niet of dat aan de muziekindustrie ligt. De hele maatschappij is fastfood geworden. Niet alleen het eten zelf, dat we vaker en vaker rechtopstaand binnenwerken, want we moeten nog zoveel doen. We consumeren alles veel te snel en te fragmentarisch. Dat geldt ook voor muziek, films, boeken. Geduld is ver te zoeken. Toen wij begonnen, kregen we zeker de kans om te groeien, en de tijd om bepaalde keuzes te maken.

Dus is het voor jonge groepen nu lastiger. Het moet meteen raak zijn?

Cairns: In de nineties is het verkeerd gelopen. Labels tekenden artiesten voor twee albums. Als die niet allebei bestsellers werden, kregen ze de ezelsstamp. Ik ben opgegroeid met rasartiesten als James Brown, Iggy Pop, Thin Lizzy. Artiesten die een carrière opbouwden en minstens tien platen hebben uitgebracht. Ga eens naar een doorsnee platenwinkel, je vindt soms zelfs niks meer van hen in de rekken, weggedrongen door een hoop opgespoten acts van nu. Pop Idol is symptomatisch. Iedereen wil graag zo snel mogelijk op tv. Talent heeft daarbij weinig belang. Ze zingen iets van Elton John en het is al goed. Maar let op, het kantelt. Je kan de mensen niet blijven voor de gek houden. Ik voel dat er opnieuw drang is naar echte songschrijvers, naar echte rock-‘n-roll. Mensen worden ook dj’s beu, die op een nacht 10.000 euro opstrijken door plaatjes van andere artiesten te spelen. Misschien is dat een van de redenen voor die nieuwe lichting vuige rockbands. Echte artiesten in plaats van prefab.

Iggy Pop, Ramones, Hüsker Dü, Big Black, het zijn enkele van je helden. Iconen ook. Heb je het gevoel dat de iconen van nu, Radiohead en Coldplay bijvoorbeeld, minder tot de verbeelding spreken?

McKeegan: Je herinnert je natuurlijk het best de artiesten waarmee je opgroeide. Omdat die indruk maakten en dus een grote impact op je hadden. Eigenlijk kan je daar pas over 25 jaar beter over oordelen. Maar nu al is duidelijk dat Nirvana wél op dat niveau staat. Voor die generatie had die groep evenveel invloed als de Sex Pistols voor ons. In beide gevallen ging het om een keerpunt.

Weinig mensen weten dat je vroeger een fan was van new beat.

Cairns: Eind jaren tachtig lag er veel new beat bij ons in de winkel. Ik kocht een verzamelaar met daarop Lords Of Acid, Erotic Dissidents. Het nummer Meat Abstract op ons debuutalbum Babyteeth drijft op een drumbeat die ik van Erotic Dissidents heb gepikt. Ik luisterde toen ook veel naar Front 242 en Meat Beat Manifesto. New beat was veel interessanter dan de Britse dansmuziek, zoals acid jazz.

Luister je nog naar andere muziek die we in de verste verte niet met Therapy? associëren?

Cairns: Captain Beefheart. Die vind ik fantastisch. En Johnny Cash. Ik heb ook het album van Destiny’s Child, daarvan vind ik de productie subliem. En de cd van Pink heb ik gekocht omdat ik Get The Party Started zo goed vond.

New beat was eigenlijk je eerste teken van liefde voor België. Er zijn er intussen een heel aantal. Nu ben je ook goede maatjes met Janez Detd.

Cairns: We hebben ze een paar keer ontmoet op festivals. Nikolas, de zanger, is me nadien blijven mailen, en zo hebben we contact gehouden. Ik vind hem een uitstekende songschrijver, het is een heel energieke groep. Ze hebben me gevraagd om hun nieuwe cd te produceren. Had ik graag gedaan, maar we zaten toen zelf in de studio. Tegenwoordig hoor je veel jonge groepen discussiëren over marketing en doelpubliek. Janez Detd staat daar haaks op. Ze zijn jong, enthousiast en hongerig.

Zoals wij dat waren.

Maar ook nu je wat ouder bent, blijft Therapy? doorgaan. Is koppigheid een van je grootste kwaliteiten?

Cairns: Natuurlijk ben ik koppig, we hebben intussen een aantal tegenslagen gekend, vooral met platenfirma’s. We hebben aanleidingen genoeg gehad om er de brui aan te geven, maar er was geen denken aan. Omdat we heilig in de band bleven geloven. Terecht, want nu zitten we bij ons vierde label, en toch is het voor de vierde keer achter elkaar een wereldwijde deal. Weinig groepen die al dertien jaar bezig zijn, kunnen dat zeggen. Niemand is er totnogtoe in geslaagd ons te breken. Maar het is niet alleen koppigheid. Ook het plezier. Ik kan niet aan een tournee beginnen voor het geld alleen. Ik zie en hoor andere artiesten tijdens een tournee klagen dat ze naar huis willen. Daar word ik kwaad van. Als ik dat ooit bij mezelf voel, stop ik onmiddellijk.

Ga je ook keihard door om nooit meer in een fabriek te hoeven werken?

Cairns: Zelfs als ik stop, wil ik nooit van mijn leven meer in een fabriek werken. Verschrikkelijk. Ik zou iets met muziek blijven doen, of het tegenovergestelde, me terugtrekken in een vuurtoren. Maar een fabriek of een kantoor, geen denken aan! Ik wil zelf mijn leven controleren, en creatief blijven, tot het einde van mijn dagen.

Door Eddy Hendrix

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content