Eigenlijk was Robert Smith van The Cure al honderd keer dood en begraven verklaard. Hij zou solo gaan. Hij zou het rustig aan doen. En toch is er deze zomer, een kwart eeuw na de eerste single, een nieuwe plaat van de band die de postpunk zijn slordig geschminkte gezicht gaf. Na de drugs, de ruzies, de drank en de depressies, is het nu tijd voor: ‘The Cure’. Door Sylvie Simmons

UIT OP 28/6 BIJ UNIVERSAL

DONDERDAG 1/7, ROCK WERCHTER

De kamer is karakterloos, anoniem en steriel – zelfs naar hotelkamerstandaarden.

Hij ziet eruit als een wachtruimte op een luchthaven. Dat zal ongetwijfeld iets te maken hebben met het feit dat de kamer direct grenst aan Gatwick Airport in Londen. De persoon in de kamer ziet er echter allerminst uit als een zakenman die op zijn vlucht wacht. Met zijn vormeloze, zwarte kleding, zijn zwart geverfde, chaotische haardos, zijn vettige, zwarte oogmake-up en uitgesmeerde rode lippenstift, ziet hij er nog het meest uit als een stekelvarken dat door een wervelwind uit zijn knusse holletje is gerukt, door een tienermodezaak is gesleurd en uiteindelijk op de cosmeticabalie is gedumpt. Maar misschien lijkt hij nog wel meer op een sekspop die iets te enthousiast is opgeblazen.

De man in de hotelkamer is Robert Smith, peetvader van de goths en eeuwige oppervleermuis. Het was 28 jaar geleden dat hij samen met Lol Tolhurst, Porl Thompson, Michael Dempsey en Peter O’Toole een band oprichtte die toen nog The Easy Cure heette. Zanger O’Toole vertrok al snel naar Israël om daar de woestijn te laten bloeien en bij gebrek aan geschikte vervanging nam Smith plaats achter de microfoon. Twee jaar na hun oprichting realiseerde de band zijn allereerste plaatopname, de single Killing An Arab. Zelfs voor de Golfoorlog was dat zo’n controversiële titel dat Hansa, het label dat The Cure had getekend nadat ze een Battle of Bands-talentenjacht hadden gewonnen, de groep meteen liet vallen. Het plaatje werd vervolgens uitgebracht door het veel kleinere, onafhankelijke label Small Wonder Records.

Hetzelfde singeltje werd in 1979 nog eens op de markt gebracht door het speciaal voor The Cure opgerichte Fiction-label, dat in datzelfde jaar ook het debuutalbum Three Imaginary Boys uitbracht. Een top 50-notering was aanleiding voor een tour met Siouxsie & The Banshees. Het was tijdens deze concertreeks dat het publiek kon kennismaken met Smiths – toen nog redelijk binnen de perken gehouden – voorliefde voor make-up. Terugkijkend verklaart Smith dat hij ‘een masker nodig had’ om het ongemak met zijn rol als frontman te camoufleren. Binnen de band liep het namelijk vanaf het begin af aan niet lekker. Na die eerste tour al stapte Michael Dempsey op. Simon Gallup en Mathieu Hartley kwamen voor hem in de plaats en met hen nam Smith 17 Seconds op, het veel donkerder, introspectiever en succesvoller tweede album.

Dit is een patroon dat zich in de rest van de Cure-geschiedenis blijft herhalen. De muziek werd steeds somberder, de hitlijstnoteringen steeds hoger en na ieder album verdween er weer een bandlid. Op Faith (1981) bestond The Cure uit het trio Gallup, Tolhurst en Smith. De eerstgenoemde vertrok zodat het meesterwerk Pornography (1982) op naam kwam van niet meer dan twee Cure-leden.

Het hoge personeelsverloop had zeker iets te maken met Smiths nogal opvliegende karakter, dat rond die tijd een crescendo bereikte. De zanger knokte, verbaal en fysiek, met bandleden, roadies en zelfs het publiek. De situatie werd zo onhoudbaar dat hij na de hitsingle Let’s Go To Bed ontslag nam bij The Cure en voltijds lid werd van Siouxsie & The Banshees. Als een soort bezigheidstherapie startte hij met Banshees-gitarist Steve Severin en zangeres Jeanette Landray de experimentele band The Glove. Maar platenmaatschappij Fiction lokte hem met beloften van televisieshows en grote festivals terug naar The Cure, die met een geheel ververste line-up de hits The Walk en Lovecats opnam. Nooit de man om megalomanie te herkennen als het voor zijn neus staat, nam Smith zo’n beetje in z’n eentje het album The Top (1984) op.

Drie bands, sloten alcohol en badtobbes vol LSD eisten hun tol en Smith vloog uit de bocht om onzacht te landen in een zenuwinzinking. Eenmaal weer terug op zijn benen, beperkte de zanger zich tot The Cure en hij bracht in 1985 The Head On The Door uit, een perfecte mix tussen de donkere, postpunk neerslachtigheid van de begindagen en het poppy geluid van de vroege jaren tachtig. Het album was een ongekende hit in Amerika. En dat succes werd nog eens bestendigd met het dubbelalbum Kiss Me, Kiss Me, Kiss Me.

Als tegenwicht voor het absurdistische popsterrenbestaan verhuisde Smith naar het slaperige Sussex, waar hij in 1988 trouwde met zijn jeugdliefde Mary Poole. De ruzies met bandleden gingen ondertussen gewoon door. Lol Tolhurst werd de band uitgezet en klaagde Smith aan over het eigendom van de bandnaam, maar won de rechtszaak uiteindelijk niet. Volgens Smith ‘omdat de rechter mijn lippenstift wel zag zitten’. Voor de Disintegration-tour (1989) stond er, als vanzelfsprekend bijna, weer een nieuwe incarnatie van de band op het podium. En het verkeer in de duiventil die The Cure nu eenmaal is, stond niet stil bij de daaropvolgende albums Wish (1992), Wild Mood Swings (1996) en Bloodflowers (2000).

Sindsdien is het stil geworden rondom The Cure. Smith was nog wel te horen op de meest recente cd van Blink 182 en de nieuweling van Tweaker. Bovendien werkte hij mee aan de danshit Da Hype van Junior Jack. Toch kan niemand ontkennen dat het allemaal projecten zijn buiten het spotlicht waar Smith jarenlang in baadde als ware het ezelinnenmelk. Maar nu heeft hij weer een reden om interviewers te ontvangen in onpersoonlijke, enigszins morsige hotelkamers. The Cure heeft een nieuwe plaat gemaakt: The Cure.

Robert Smith is nu 45 jaar. Hij is mollig en zijn oogleden zijn gezwollen. Hij ziet eruit alsof hij net is wakker geworden, maar hij klinkt alsof hij een stevige lading amfetamine achter de kiezen heeft. Hij praat snel en gepassioneerd. Niet zelden laat hij zijn monologen meteen volgen door een rechtzetting of ontkenning. Hij spreekt en schrapt in één beweging door. ‘Sorry’, zegt hij na weer een ongelooflijk lang en ingewikkeld antwoord binnen één minuut te hebben afgerateld. ‘Maar ik moet hier weer even aan gewend raken.’

Tijdens het vorige interview zei je dat je ‘vastberaden was iets te doen zonder de ondersteuning van The Cure’. We spreken elkaar nu weer en het gaat niet over een nieuw soloalbum.

Robert Smith: Ik meende voor de volle honderd procent wat ik toen zei. Nadat Greatest Hits uitkwam in 2001 zat ik voor het eerst in mijn volwassen leven zonder platencontract. Dus dacht ik bij mezelf: ‘Nu kan ik mezelf eindelijk bevrijden van het idee altijd met dezelfde muzikanten te moeten spelen, altijd met diezelfde gitaar-bas-drums-achtergrond te moeten zingen.’ Ik spendeerde veel tijd in mijn thuisstudio om te werken aan materiaal voor een soloalbum. In een poging los te komen van wat ik al die jaren had gedaan, werkte ik samen met uiteenlopende artiesten – Blank And Jones, Junior Jack, Tweaker, Blink 182, Earl Slick. Ik had zelfs al studiotijd geboekt. Toen we in de herfst van 2002 naar Berlijn gingen om de Trilogy-concerten te spelen, was het ook mijn bedoeling dat dat het laatste zou zijn dat The Cure zou doen. Het allerlaatste ooit. Ik had die concerten bedacht als eindstation van The Cure. Maanden van tevoren probeerde ik mezelf al in de juiste stemming te brengen om recht te doen aan wat ik persoonlijk onze drie beste albums vind: Pornography, Disintegration en Bloodflowers. De band speelde ze achter elkaar en het concert is gefilmd voor de dvd die vorig jaar uitkwam.

En wat gebeurde er toen?

Smith: Ik liep Ross Robinson tegen het lijf. Na onze ontmoeting bleef hij me maar bellen en hij vertelde me dat hij helemaal gek was van The Cure. Hij wilde absoluut een plaat van ons produceren. Al die aandacht vond ik wel vleiend, dat geef ik eerlijk toe. Maar ik wist niet precies wat ik ermee aan moest. Sommige dingen die Ross gedaan heeft, zoals At The Drive In, vind ik goed. Maar Limp Bizkit doet me helemaal niets. Lang dacht ik dat het allemaal op niets zou uitdraaien, maar Ross kwam in de zomer van 2002 naar onze concerten en het klikte tussen ons. Hij is een enorm energiek figuur. Hij heeft meer levenslust dan wie ook die ik ken. Zijn adrenalineniveau lijkt nooit beneden een bepaald niveau te dalen. Alleen dat al vond ik intrigerend.

En dus tekende je een contract bij zijn I Am Records-label. Dat hoeft toch niet te betekenen dat je het originele idee voor een soloalbum overboord moest zetten?

Smith: Dat was ook mijn plan: om Ross te vragen het soloalbum te produceren dat ik begin 2003 wilde opnemen. Maar hij had daar heel andere ideeën over. Hij stond erop dat het volgende album een Cure-album moest worden. Hij zei: ‘De tijd is rijp voor een Cure-plaat. Ik voel het aan mijn water.’ En misschien had hij ook wel gelijk. Ik merkte dat veel jonge bands over ons praatten: The Deftones, the Rapture, Hot Hot Heat en nog zo een stel. Waarschijnlijk heeft het ermee te maken dat de meesten van die muzikanten opgroeiden met Disintegration in de cd-speler. Alsof er een nieuwe generatie is die nu ontdekt wat wij gedaan hebben. Hoe dan ook, er lijkt een soort opleving te zijn. Ik had de moeilijke keuze tussen vasthouden aan mijn soloplannen of in zee gaan met een producent die én de essentie van The Cure lijkt te begrijpen én connecties heeft met een jongere generatie muzikanten en fans. Uiteindelijk koos ik voor het laatste. Ik dacht: ‘Hier kan ik enorme spijt van krijgen.’ Maar ik had ook het gevoel dat onze paden zich niet voor niets hadden gekruist. Dus toen we de Trilogy-concerten achter de rug hadden besloot ik dat het soloalbum nog maar een paar jaartjes moet wachten. Ik ben voor The Cure gegaan. Gelukkig, want ik denk dat dit album eindeloos veel beter is dan wat ik solo zou hebben gedaan.

Zo eindeloos veel beter dat je het maar meteen ‘The Cure’ noemde?

Smith: Dat was de werktitel toen we begonnen met de opnamen. Voordat we de studio ingingen zei Ross tegen me: ‘Dit is de optelsom van 25 jaar The Cure, dus dit moet het moment zijn waar alles bij elkaar komt.’ Ik denk dat hij van mening was dat als we het The Cure zouden noemen, wij met z’n allen alles erin zouden stoppen. Ik weet niet of deze titel het een beter album heeft gemaakt, maar het is zonder twijfel het meest gepassioneerde project dat we ooit gedaan hebben. Dus hebben we de titel gewoon gehouden. Want als je niet van dit album houdt, dan houd je niet van The Cure.

Dat klinkt als je reinste magie in de studio. Wat maakte het werken met Ross Robinson dan zo bijzonder?

Smith: Het is lastig te vertellen hoe het was zonder te vervallen in termen waar ikzelf – in ieder geval voor deze ervaring – van gruwel of op z’n minst argwanend op reageer. Ross is een beetje een rare kwibus. Een tikje naïef, een beetje ongewoon, weet je. Maar hij is ook razend intelligent, ongelooflijk enthousiast en als hij eenmaal ergens zijn tanden in heeft gezet, dan laat hij nooit meer los. Ross is eigenlijk The Cure binnengelopen en heeft de dynamiek van de band volledig op z’n kop gezet. De hele periode dat we dit album opnamen, hebben we niet een keer ruzie gemaakt. In het verleden hadden we altijd wel een reden om ergens over te bekvechten. Niet dat we nu met z’n allen blootsvoets in een cirkel stonden en ‘wat houden we toch van elkaar’ zongen. Maar de hele band was gefocust op één ding. Dat is wat hij met ons deed.

Maar als het geheim dan niet schuilt in zweverige hippierituelen, wat was het dan precies dat Robinson deed?

Smith: Voor iedere opnamesessie moest ik de teksten van de nummers voordragen en die plakte hij dan aan de muur. Vervolgens zei Ross: ‘Vertel ons, waar gaat het over en wat wil je dat we voelen?’ En dan vertelde ik hoe het nummer tot stand was gekomen terwijl de rest van de band luisterde.

En zich bescheurde?

Smith: Nou, in eerste instantie was ik het vooral die erg sceptisch was over deze methode. Maar de essentie van wat Ross doet, is een groep mensen samenbrengen en ze vragen: ‘Waarom maak je dit nummer? Waarom zing je die teksten? Wat is de bedoeling?’ Allemaal vragen die ik mezelf iedere keer weer stel bij het maken van een album, maar die ik nooit heb kunnen overbrengen aan welke band dan ook. Het antwoord was altijd: ‘Het is aan jou, beslis jij maar.’ En als ik dan vroeg ‘Wat vind je hier dan van?’ dan kreeg ik ‘da’s oké’ terug. Ross weigerde dat soort reacties te accepteren. Hij dwong iedereen mee te doen. Zo zei hij tegen Jason: ‘Elke keer dat je die drumstok optilt en neer laat komen op de trommel, dan moet die drumstok tegen de luisteraar zeggen: ‘zo moet je je voelen’. Ik weet het, het klinkt vreselijk truttig. We moesten ons in het begin ook echt over het idee heen zetten dat deze psychobabbel toch nooit zou werken. Op het moment dat we de nummers daadwerkelijk speelden, kwam Ross de studio in en hij ging tussen ons in staan. ‘Jezus Christus, voel je dat?’, riep hij dan. En hij had gelijk. Het voelde aan als de beste momenten op het podium. Het soort momenten waarop je elkaar aankijkt en denkt: ‘Dit is zo verdomd goed! Dit is de reden waarom ik dit op mijn leeftijd nog steeds doe.’ En dat hele gevoel bracht hij terug in de band en in de studio. Het was enerverend. Het is niet te vergelijken met welke andere ervaring dan ook. Aan het eind van de dag waren we uitgewrongen. Maar we wisten allemaal: ‘Morgen doen we dit weer!’ En we keken er nog naar uit ook!

Normaliter was mijn reactie na een plaatopname: ‘laten we deze band zo snel mogelijk opdoeken’. Maar nu zit ik eerlijk gezegd al aan een opvolger te denken. Simon stelde voor om het maar The Cure Volume II te noemen.

Maar voordat het zover is, gaan jullie op wereldtournee met een lange lijst gasten, zoals The Rapture, Mogwai, Cursive, Muse, Head Automatica, Interpol en Melissa Auf Der Mauer. Dat klinkt als jullie eigen versie van Ozzie Osbourne’s Ozzfest. Is dit een Curefest?

Smith: Er zit misschien een kern van waarheid in die vergelijking. Ik heb het programma zelf samengesteld. En ik weet dat iedere band op de lijst – met uitzondering van misschien één band waar ik niet zeker van ben – iets heeft met The Cure. Ik hoor stukjes van ons in The Rapture. En heel af en toe hoor ik ons terug in het werk van Mogwai – maar misschien is dat ook gewoon wishful thinking aangezien ik Mogwai de beste band van de planeet vind. Maar als ik een Cure-fan zou zijn en al deze bands op één affiche zou zien, dan zou ik zwaar onder de indruk zijn. Het is een verzameling mensen die heel erg gelooft in wat ze doen en die de ambitie hebben dat op een hoger plan te brengen. We opereren in dezelfde geest, met dezelfde passie. Ik zie graag een groep optreden die je het idee geeft dat ze op het podium aan het sterven zijn. Dat het niet alleen maar werken is, maar het echte leven dat het podium op is gesleurd. ( Lacht) Het zal nog angstaanjagend zijn om na al die bands te moeten optreden.

Betekent dat dat we ook een realityshow à la The Osbournes tegemoet kunnen zien? The Smiths – thuis in het huisje aan zee bij Robert en Mary?

Smith: ( Lachend) Grappig genoeg werden we vorig jaar door VH1 gevraagd voor een serie die I married… heet. Het draait iedere keer om een andere beroemdheid van wie de partner compleet onbekend is. Dat daar vaak een goede reden voor is, daar gaat het concept volledig aan voorbij. Alleen een paar hardcore Cure-fans kennen Mary van onze trouwfoto’s die op het internet circuleren. Maar afgezien daarvan zou ze samen met mij in dezelfde kamer vol mensen kunnen staan en niemand zou haar herkennen. En dat is precies zoals ze het graag heeft.

Dus Mary zei nee tegen de show?

Smith: Eigenlijk wilde ze wel dat ik het deed. Maar dan wel met een vervanger voor haar. ( Lacht hard) Een nepechtgenote. Zelfs nepkinderen. Ze zei: ‘Vertel hen dat je een gezin met vier kinderen hebt dat je al die tijd geheim hebt gehouden. Daarmee zou je ze perfect te pakken kunnen nemen’ (het echtpaar Smith is bewust kinderloos; ss). Als ik iets meer tijd had gehad, dan had ik het waarschijnlijk nog gedaan ook. Maar ik was bezig met het schrijven voor dit album en ik kon niet beide tegelijk doen.

En wat hebben we gemist?

Smith: Mijn leven thuis met Mary is erg prozaïsch. En dat bedoel ik in de meest positieve zin van het woord. Ik koester de tijd die we met z’n tweeën doorbrengen. Het lijkt erop alsof ik niets doe, maar ondertussen komt er wel enorm veel uit mijn vingers. Eigenlijk zijn wij vreselijk normaal. We leven al vijftien jaar in hetzelfde huis en ik ken de bakker en de slager bij naam. Ik ben redelijk geïntegreerd in de lokale gemeenschap, hoewel ik voor de meeste buren nog steeds ‘die gast met dat rare haar’ ben. Ik ga niet veel uit. Het merendeel van de tijd zit ik thuis en consumeer ik films, platen en vooral boeken. Boeken zijn altijd mijn grote liefde geweest. Onze eerste single, Killing An Arab, was geïnspireerd door L’Étranger van Albert Camus.

We hebben een erg uitgebreide familie die graag op bezoek komt – mijn neefjes en nichtjes variëren van één tot 25 jaar en er is er eentje voor ieder jaar. Ze nemen hun vriendjes en vriendinnetjes mee hierheen omdat ik een soort excentrieke maar goedaardige oom ben, die een interessant huis heeft en ze niet vertelt wanneer ze naar bed moeten. En ik zat – als een tekenfilmfiguurtje – in South Park; dat heeft mijn cool-factor bij die gasten danig verhoogd. Die familiebezoekjes zijn waarschijnlijk het meest interessante facet van mijn leven – afgezien van het maken en schrijven van muziek. Dat zou dus vreselijk saaie televisie opleveren.

Hoort dit saaie huisleven bij je pogingen je te gedragen als een 45-jarige?

Smith: Ik heb hard geprobeerd mezelf opnieuw op te voeden tot goth van middelbare leeftijd. Maar dat valt niet mee. Mijn hele volwassen leven heeft in het teken van overdaad gestaan. En ik heb er een genetische aanleg voor – in mijn familie stikt het van de overdaadongevallen. En eerlijk gezegd houd ik ook van excessen. Maar ik ben tegenwoordig wel een stuk gematigder. Tijdens de Bloodflowers-tour ben ik gestopt met drinken tijdens en voor concerten. Dat was een grote stap voor me. Voor die tijd was ik nog nooit nuchter het podium op gestapt. Tijdens de laatste paar concerten die we hebben gedaan was ik, voor de allereerste keer, helemaal alcohol- en drugsvrij.

En hoe was het om het publiek eens te zien zonder die waas?

Smith: Ik heb vreselijk slechte ogen en zonder bril zie ik niet verder dan een armlengte. Contactlenzen draag ik ook niet. Die waas is er dus nog steeds.

Het heeft ook meer te maken met het enorm zelfbewuste karakter van optreden. Maar ik denk dat ik daar inmiddels mee om kan gaan. Recentelijk speelden we op het Coachella Festival in Californië en tijdens onze set dacht ik: ‘Als ik mezelf niet kan verliezen in wat ik hier op het podium doe, waarom zou ik dan nog de moeite nemen om het te doen?’ Dat deed me besluiten om voortaan geen toevlucht meer te zoeken in die ‘paar drankjes vooraf’. Van drank ga je beter luisteren naar muziek, maar het is niet goed voor je speelvermogen – zeker als je ouder wordt en je lichaam minder kan hebben. Ik dacht dat het wel een interessant experiment zou kunnen zijn om te zien of ik evenveel uit een concert kon halen in nuchtere toestand. En ik haalde er zowaar zelfs meer uit.

Horen we hier een spijt- optant?

Smith: Ik heb geen spijt van de dingen die ik heb gedaan. Als ik nu de 25 jaar jongere versie van mezelf zou tegenkomen, dan zou ik hem waarschijnlijk zeer, zeer standvastig vinden – op het obsessieve af. Niets kon in mijn weg staan. Dat is een kwaliteit die ik wel in hem zou waarderen, want het is iets dat logischerwijs is verminderd over de jaren. Ik denk dat je een hoop energie en jeugdige gedrevenheid nodig hebt om te doen wat ik te doen had. De keerzijde is dat ik vreselijk egoïstisch was. Ik had geen enkel medelijden voor wie dan ook. Dat is natuurlijk geen beste karaktertrek, maar ik denk dat hij hand in hand ging met mijn vastberadenheid iets van mezelf te maken. Ik had het gevoel dat ik wel zo egocentrisch moest zijn om iets gedaan te krijgen. Wat meteen ook een beetje vreemd is, aangezien ik geen flauw idee had wat ik dan gedaan wilde krijgen. Ik weet dat het me niet ging om roem. Ik wilde gewoon het beste album aller tijden maken. Dat was het plan voor Pornography. Dat album was – net als de Berlin Trilogy-concerten – bedoeld als de ultieme fuck off. Het idee was: de perfecte plaat maken en dan de band opblazen. En de plaat kwam er perfect uit. Hij werd precies zoals ik hem bedoeld had – dat is de eerste en enige keer dat me dat overkwam. Maar het effect was anders dan ik had verwacht. Ik voelde alleen maar leegte.

En wat was je antwoord daarop?

Smith: Na het afronden van Pornography ben ik gaan kamperen in het Lake District. Het was voor een deel om van de alcohol en drugs af te komen. En in die tijd kreeg ik ook het idee om het meest cynisch commerciële liedje te schrijven dat ik maar kon bedenken. Dat werd dus Let’s Go To Bed. Het was rommel. Expres heel slecht. Domme synthesizer-riffjes, domme teksten. Alles wat ik haatte aan popmuziek stopte ik in dat liedje. Het moest een vorm van zelfmoord zijn – een soort ‘bandmoord’. Ik dacht: ‘als dit eenmaal wordt uitgebracht, dan is het gedaan met The Cure.’

Maar het werd een hit. Het was zelfs het begin van jullie succes in Amerika. Hoe was het om eindelijk voet aan wal te hebben aan de andere kant van de oceaan?

Smith: We hebben een lange tour gedaan door de VS. En ik moet zeggen: het was een claustrofobische ervaring. In die tijd kregen we er fans bij die meer dan een beetje obsessief waren. Zo was er een doctoraalstudent die zijn hele proefschrift wijdde aan de teksten van The Cure en die concludeerde dat ik precies 74 keer was gestorven in onze nummers. Ik kreeg zoveel zelfmoordbrieven per post dat ik er bijna aan gewend raakte. En tijdens een concert in Los Angeles klom een fan het podium op en hij stak zichzelf meerdere keren met een mes terwijl hij voor me stond. Rond die tijd zijn we het publiek vast gaan leggen op video. We filmden bezoekers als ze binnenkwamen om uit te vinden wie ze waren en wat ze van ons wilden. Het was gewoon griezelig. Halverwege de tour zijn we gestopt met het filmen omdat het te verontrustend was om te zien voor wie we eigenlijk speelden, vooral in de VS.

Is dat ook de reden waarom je rond die tijd je huis in Sussex hebt gekocht en je daar hebt teruggetrokken met Mary?

Smith: Waarschijnlijk wel. Ik ben heel tevreden met mijn rustige thuisleven. Een paar jaar lang heb ik mezelf veroorloofd niets te doen. Ik zat altijd zo vastgebakken aan het idee dat als we zouden stoppen met dingen doen de hele zaak in elkaar zou zakken. Maar ik heb nu wel dat stadium van absurditeit bereikt waarin je er alleen maar om kan lachen.

En hoe kijk je vanuit dat perspectief terug op 28 jaar The Cure?

Smith: Ik denk nooit aan The Cure als één band. Het had nooit die coherentie. The Cure is eigenlijk vier bands met vier verschillende stemmingen. De eerste groep loopt tot en met Pornography. De tweede was actief tot het midden van de jaren tachtig en The Head On The Door. Die band had een korte levensspanne, maar had wel het beste idee waar hij mee bezig was. Daarna komt de derde band, die tot en met Wish (1992) bij elkaar was. Bloodflowers (2000), denk ik, was het begin van de vierde periode. Wild Mood Swings valt eigenlijk buiten deze hele indeling. Hoewel ik het een goede plaat vind, zie ik het niet echt als een Cure-album. Het is moeilijk precies uit te leggen wat ik daarmee bedoel. Het is allemaal redelijk instinctief.

Nogmaals de vraag dan: ergens spijt van?

Smith: Zoals ik je eerder zei: als ik mijn jongere ik zou tegenkomen, dan zouden we best een beschaafd gesprek kunnen voeren. Ik zou hem een beetje naïef vinden en redelijk stug, maar ik zou goed met hem overweg kunnen. En ik denk niet dat de jongere versie van mezelf zich vreselijk ongerust zou maken over de oudere ik. Oké, ik geef toe, hij zou knap ongerust zijn over de reclames die ik heb gedaan voor Fiat Punto en Hewlitt Packard. Maar hij zou begrijpen dat dat zo’n beetje de enige concessies zijn die ik in mijn creatieve leven heb gedaan en dat ik ertoe gedwongen was. En dat die compromissen het mogelijk hebben gemaakt de boxset uit te brengen.

Evenzeer begrijp ik dat mijn jongere ik egoïstisch en monomaan moest zijn in die vroege jaren. Als ik niet zo zou zijn geweest, als ik niet zo gedreven zou zijn geweest, dan zou ik niet in staat zijn om nog steeds hier te zijn en te doen wat ik doe.

En, heb je er nog steeds plezier in?

Smith: ( Brede grijns) Zeker.

© IFA Vertaling: Edo Dijksterhuis

Copyright IFA. Vertaling: Edo Dijksterhuis

‘IN MIJN DORP BEN IK nog steeds die gast met dat rare haar.’

‘IK HEB EEN GENETISCHE AANLEG VOOR OVERDAAD.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content