”Hij recenseerde films’ – no way dat ze dát op mijn grafsteen gingen zetten.’ Filmfan Nic Balthazar ruilde het spuien van meningen onlangs voor de regisseursklapstoel, en met succes. Zijn debuutfilm ‘Ben X’ kreeg bij zijn wereldpremière in Montréal al meteen twee prestigieuze prijzen én een minutenlange staande ovatie. En ook Vlaanderen lijkt helemaal in de ban van de autistische jongen die letterlijk werd doodgepest. ‘Er wil maar geen eelt groeien op mijn ziel.’

‘Ze gaan me tegen de muur zetten en afknallen.’ Er gaan pretlichtjes in zijn ogen branden als ik hem om een pronostiekje vraag over de recensies die Ben X van zijn oud-collega’s zal krijgen.

‘Ze gaan me tegen de muur zetten, afknallen, in de grond stoppen, opgraven, nog een keer tegen de muur zetten, opnieuw afknallen, en dan weer begraven. En dan ga ik al blij mogen zijn dat het daarbij blijft. En dat ze me niet nog vierendelen ook.’

‘Op de set was dat trouwens de running gag. ‘Je weet toch dat je oud-collega’s hun bazooka’s al aan het laden zijn, hé, Nic?”

‘Waarom?’

De pretlichtjes gaan weer uit.

‘Omdat ik een oud-recensent ben die een film maakt, natuurlijk. En omdat Ben X een film is met een boodschap, dat vooral. Nooit gehoord, dat grapje dat filmrecensenten altijd maken? ‘Als je een dringende boodschap hebt, gebruik dan Taxipost, niet de cinema.’ Nee, een film met een visie maken, daarmee teken je je eigen doodvonnis. Als er iets is waar filmcritici een gloeiende rothekel aan hebben, is het dat wel.’

Maar Ben X is dus een film met een boodschap, en daar schaamt Nic Balthazar zich allerminst voor. In het persdossier staan statistieken over pesten en zelfdoding bij jongeren, en adressen van Kies Kleur Tegen Pesten en Autisme Vlaanderen. En op www.benx.be kunnen leerkrachten zelfs een kant-en-klaar pedagogisch dossier downloaden, op maat gemaakt voor de betere klasdiscussies.

Selfmadecineast

‘Ze zeggen soms dat verhalen jou vinden, en niet omgekeerd’, glimlacht Nic Balthazar op de zolder/werkkamer in zijn herenhuis in Gent. ‘En op de een of andere manier blijft dit verhaal me blijkbaar vinden.’

Vijf jaar geleden had hij inderdaad al eens een jeugdboek geschreven over Ben X, de autistische jongen die van het Gentse Gravensteen gesprongen was om aan de pesterijen van zijn klasgenoten te ontsnappen. En nadien had hij een en ander ook al eens bewerkt tot een theatermonoloog met Roel Vanderstukken, waar meer dan 65.000 mensen naar gingen kijken.

Maar dat de film in wereldpremière zou gaan op het prestigieuze filmfestival van Montréal, dat had hij niet eens durven dromen, zegt hij. Laat staan dat hij er de jury- en de publieksprijs zou krijgen. En een minutenlange staande ovatie.

Nic Balthazar: ‘De film blijkt mensen heel erg te raken, ja. Dat bleek ook na de testvisies. 98 % van de mensen die de film zagen, zeiden dat ze hem aan hun kennissen zouden aanraden. Dat blijkt heel veel te zijn.’

Je had filmjournalisten de voorbije jaren al een paar keer omschreven als ‘gefrustreerde zakken met een scenario’. Had jij er vóór ‘Ben X’ al gemaakt?

Balthazar: Een? Ik had er een paar liggen. Je wist maar nooit dat er plots dringend een film gemaakt moest worden.

Toen ik nog student was, schreef ik eens een scenario over een popster die verliefd werd op haar lijfwacht. Een eindwerk voor een scenarioatelier was dat. Ze hadden gevraagd om een verhaal te schrijven waar een Hollywoodstudio in geïnteresseerd had kunnen zijn. En dus schreef ik The Bodyguard, een paar jaar voor die film uitkwam. ‘Vreemd dat daar niemand eerder opgekomen was’, dacht ik nog. Echt, ik zweer het je. Ik moet dat hier nog ergens in een kast liggen hebben.

Je droomde dus al meer dan twintig jaar van een eigen film?

Balthazar: Absoluut. Filmjournalist worden was nooit een ambitie, dat was eerder iets waar ik toevallig inrolde. ‘Hij recenseerde films’ – no way dat ze dát op mijn grafsteen gingen zetten. Ik zag mezelf altijd aan de kant van de makers.

De eerste reportagereeks die ik deed voor Radio 1 heette Making Movies. Interviews met Marc Didden, Dominique Deruddere, Stijn Coninx en Robbe De Hert. Daar moet ik geen tekeningetje bij maken, zeker? Dat was filmjournalistiek als alibi voor bedrijfsspionage.

En als surrogaat voor de filmopleiding die je nooit…

Balthazar: (onderbreekt)David Lynch heeft ook nooit filmschool gevolgd, hoor. En zo zijn er nog wel een paar. Grote regisseurs die nooit voor regisseur studeerden. Ik heb dat de voorbije jaren angstvallig bijgehouden, ja. Om mezelf gerust te stellen, af en toe.

Maar het klopt wel. Mijn periode als filmjournalist, dat ís mijn filmschool geweest. En Vlaanderen Vakantieland ook, niet te vergeten. In een helikopter vijf boten en tweehonderd figuranten regisseren, met een monitor tussen je benen – op het Rits krijg je die kans niet vaak, denk ik.

Eigenlijk is heel mijn carrière één lange aanloop naar Ben X geweest.

Je zat ook in ‘Het Swingpaleis’, Nic.

Balthazar: Euh, juist, ja. Maak daar maar ‘ bijna heel mijn carrière’ van. (lacht)

Nee, mijn instelling is altijd geweest: ”Ja’ zeggen tegen de dingen, je weet nooit waar het toe leidt.’ Van Jim Jarmusch geleerd, toen ik hem als jong broekje van 24 ging interviewen. ‘Ik probeer geen plannen te maken op lange termijn’, vertelde hij me. ‘Cause if you don’t know where you’re going, it’s a lot harder to get lost.’ En of hij gelijk had! Had ik gepland om voor mijn veertigste een film te maken, ik was al een zeer gefrustreerd mens geweest.

Je hield een lijst bij van grote regisseurs die nooit op de filmschool hadden gezeten, zei je. ‘Om jezelf gerust te stellen.’ Je voelde je een beetje onwaardig?

Balthazar: ‘Onwaardig‘ niet, nee. Maar ik wist dat in Vlaanderen elk jaar maar een tiental mensen geld kreeg om een film te maken. Zoiets kun je niet weten zonder je minstens de vraag te stellen: ‘Verdien ik het wel?’

Ik ga nooit de dag vergeten dat onze subsidieaanvraag goedgekeurd werd. Ik zat voor Vlaanderen Vakantieland in het diepe, diepe Amazonewoud. Bij een volksstam die niet eens wist dat er nog een wereld buiten de jungle was. Van het vliegtuig sprintte ik meteen naar de dichtstbijzijnde telefooncel, to make the call. Ik stond daar echt te dansen van vreugde: ‘Ik mag een film maken! Ik mag een film maken!’ Maar meteen daarna belde ik terug: ‘Die en die hebben toch óók geld gekregen om hun film te maken, hé?’

Had je verwacht dat je aanvraag goedgekeurd zou worden?

Balthazar:Verwachten doe je zoiets niet, je kunt alleen maar hopen. Maar ik wist wel dat we een serieuze kans maakten. Naar de 250 theatervoorstellingen van Ben X (Niets; nvdr) waren 65.000 mensen komen kijken. Een absoluut record, er zijn zelfs veel Vlaamse films die dat niet halen.

Maar zelfs dat was geen garantie, want voor Niets kregen we geen eurocent subsidie. ‘Dat zal zichzelf wel verkopen’, zeiden ze bij de beoordelingscommissie. Een redelijk absurde redenering, vond ik: ‘Daar gaat volk naar kijken, daar gaan we geen geld aan geven.’ Maar zo hadden ze voor de film ook kunnen redeneren, natuurlijk.

Regisseur-decorbouwer

Je volgde scenarioateliers, je recenseerde duizenden films en je interviewde geniale regisseurs als Mike Leigh, Peter Greenaway en Bernardo Bertolucci. Waren er eigenlijk nog dingen die je verrasten toen je ‘Ben X’ begon te draaien?

Balthazar: Hoe weinig ik te doen had op de set. En dat meen ik. Een regisseur is een generaal, heb ik moeten ondervinden. Die mag niet in de voorste linies willen vechten, of hij stuurt de boel in de war. Een filmset is heel hiërarchisch gestructureerd. Daar maakte ik de ene fout na de andere tegen. Met mijn temperament wilde ik iedereen drijven, aansteken, enthousiasmeren. En ik wilde ook alles zelf doen, tot decorstukken versleuren en eten maken toe.

Na de eerste week nam Lou Berghmans me gelukkig apart, mijn fotografieleider – God zegene hem. ‘Nic, wat jij hier allemaal probeert te doen, daar hebben we een crew voor’, zei hij. ‘En er is nóg goed nieuws: die kunnen dat allemaal veel beter dan jij.’

Dominique Deruddere had het me nochtans op het hart gedrukt. ‘De voornaamste job van een regisseur is: merci zeggen.’ En zo is het ook. Cadeaus krijgen – veel meer houdt het niet in.

Filmregisseur is het meest overschatte beroep ter wereld?

Balthazar: Dat wil ik nu ook weer niet gezegd hebben. Maar filmregie wordt wél overschat, zeker tegenover televisieregie, waar met veel minder middelen vaak veel straffere dingen worden gemaakt. Six Feet Under. The Office. The Sopranos. CSI Miami… Er is niemand die weet wie al die topseries regisseerde, hé. Jan Eelen van Het Eiland en In De Gloria, die beginnen we hier stilaan een beetje te kennen, ja. Maar dat mocht ook wel zeker, na alle geniale dingen die hij al had gemaakt?

Nee, film blijft Formule 1, en televisie blijft rallyrijden. Alleen zijn de rally’s tegenwoordig vaak fijner om naar te kijken, omdat er veel harder wordt gereden. De grote Hollywoodbolides van vandaag zijn zo log en zo duur dat haast niemand nog gas durft te geven.

‘Ben X’ doet heel hollywoodiaans aan. Compliment of belediging?

Balthazar: Compliment, natuurlijk. Want dat was de bedoeling.

Ben X is geïnspireerd door een heel erg tragisch verhaal, maar toch wilde ik er kost wat kost een positieve film van maken. Een publieksfilm over op uw bakkes krijgen en terugslaan. An uplifting tragedy met een happy end. Dat is op zich al zeer hollywoodiaans.

Ook de verhaalvoering zit in de Amerikaanse traditie. Dat atelier dat ik volgde als student, daar werkten ze volgens de theorieën van de scenariogoeroe Syd Field. Wel, het scenario van Ben X is daar een schoolvoorbeeld van. Het eerste plot point moet op pagina 35 komen – het staat ook op pagina 35.

‘Leer eerst de regeltjes, dan mag je ze daarna overtreden’, was zo’n beetje de filosofie van dat atelier. ‘Word eerst een ambachtsman, dan mag je daarna een genie proberen te worden.’

Is er ook iets wat ‘Ben X’ een Vlaamse film maakt?

Balthazar: De prijs, misschien? (lacht) Nee, ik wil daar niet te veel over zeuren – ik ben allang blij dat ik een film heb kunnen maken – maar met onze budgetten maken ze in Hollywood niet eens trailers. Een paar scènes gingen we op een ferry filmen, en daarvoor was het echt bidden dat het niet zou regenen. Want geld voor een tweede opnamedag was er gewoonweg niet. Maar voor de rest…

Het was ongetwijfeld ‘Vlaamser’ geweest als ik een harde, rauwe en troosteloze film had gemaakt. In grofkorrelig zwartwit, en met een 16 mm-camera. Dan had ik overal vijf sterren gekregen, ook al was er geen hond komen kijken. Maar ik wilde absoluut een film voor een groot publiek maken. Een goed gemaakte, repectabele, cinefiele kaskraker. Le Huitième Jour, Forrest Gump, Amélie Poulain – zo’n film.

Even tussen haakjes: het geweldige Sigur Rós staat op de soundtrack van ‘Ben X’, een groep die bijna voor niks toestemming geeft. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?

Balthazar: Ik ben het hun gewoon gaan vragen. Samen met mijn producent ging ik in Londen naar een concert van hen kijken. Voordien lieten we hun de film zien, met de vraag of ze het alstublieft-dankuwel voor een zacht prijsje wilden overwegen om… En tot onze grote vreugde zeiden ze ‘ja’.

dEUS staat ook op de soundtrack, met Include Me Out. En mijn grote jeugdheld Arno ook, met Lonesome Zorro. Ook twee dromen die werkelijkheid werden.

Nic Balzakhaar

‘Ik had nooit de ambitie om filmjournalist te worden’, zei je daarnet. Maar je wás het wel, meer dan twintig jaar lang. Vond je jezelf een goeie filmjournalist?

Balthazar: Als interviewer en als reportagemaker was ik redelijk oké, denk ik. Maar als recensent was ik ongetwijfeld te betrokken. Ik weet nog dat ik naar sommige persvisies ging met het idee: ‘Oh God, laat dit alsjeblieft goed zijn.’ En achteraf zat ik me dan vaak in duizend bochten te wringen, om toch maar niet… Grappig, ik krijg het zelfs nu niet gezegd.

Nee, ik was niet cynisch genoeg om een goede criticus te zijn, denk ik. ‘We moeten daar een draai aan geven’, dacht ik altijd. Of: ‘Mensen hebben daar twee jaar aan gewerkt, met welk recht ga ik dat hier nu compleet de grond inboren?’

Je was te sympathiek.

Balthazar: Ik wilde het van mezelf niet zeggen, maar: ja! Absoluut! Zeker weten! (lacht)

Als criticus moet je een rotzak kunnen zijn. Je moet op kraamvisite kunnen gaan, in de wieg kunnen kijken, en aan de trotse ouders kunnen zeggen: ‘Oei, schoon is hij niet, hé? Die papperige armpjes, die kromme beentjes, en – Jezus – dan had ik dat misvormde kopje nog niet eens gezien.’ Want dat doé je dus als criticus, hé. Erger nog. Je laat het nog in de krant zetten ook. ‘Ik ben gisteren naar het pasgeboren zoontje van Huppeldepup gaan kijken. Een gedrocht – je houdt het niet voor mogelijk!” Je moet van je hart al bijna een moordkuil maken om dat te kunnen. Terwijl: bij mij wilde er niet eens eelt op mijn ziel groeien.

Ik ben ermee gestopt na een film van twee goeie maten die compleet flopte. Ik had al twee uur zitten sterven tijdens de persvisie – ik had de bui al voelen hangen – en achteraf zag ik hun gezichten echt breken toen ze het verdict hoorden van de critici. Die dag heb ik tegen mezelf gezegd: ‘I’ve got to quit this job.’

‘Criticus’, alleen al dat woord deed pijn op de duur. Met al die krakende medeklinkers…

Wijlen het maandblad ‘Deng’ monteerde je ooit bij wijze van grap in een folterfoto uit Abu Graib. Gevangenen verplichten om naar ‘Nic Balzakhaar’ te kijken die met een kamerbrede glimlach films inleidt op Canvas: dat was voor hen de ultieme schending van de mensenrechten.

Balthazar: Ik werk sommige mensen blijkbaar nogal op de zenuwen, ja. Iemand vertelde me een keer dat zijn huisgenoten echt agressief werden als ik die intro’s voor Filmfan deed. (Roept) ‘Nee! Niet hem! Niet Nic Balthazar! Zet dat af! Zet dat af! Nu!’ Maar volgens de statistieken keken er meer mensen naar de films mét mijn inleiding dan zonder. En dat is het belangrijkste, zeker?

Het spijtige aan dat soort reacties vind ik wel dat ze zo gratuit zijn. Ik bedoel maar: op de duur zou ik me beginnen schamen over mijn enthousiasme, terwijl dat mijn grootste en misschien wel mijn enige talent is. Ik heb een beetje gebokst, ik weet dat het veiliger is om de hele tijd op je hoede te zijn. Maar ik vind het net veel moediger om niét de hele tijd in verdedigingsmodus te staan. Hoe ontzettend kwetsbaar je dat ook maakt.

Van kwetsbaarheid gesproken: ben je zelf eigenlijk naar de persvisie van ‘Ben X’ gegaan?

Balthazar: Nee, no way dat ik me daar ging laten zien. Daar bij mijn oud-collega’s zo’n beetje met m’n benen open gaan staan, zeker? Zo van: ‘Geef me nu maar eens een goede schop in mijn kloten’? Nee, ik wil best wel sympathiek zijn, maar aan alles zijn grenzen, hé?

Door Wouter Van Driessche l Foto Piet Goethals

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content