Gene Hackman, bijna 72, maakt niet alleen veel films, zijn acteerwerk tilt iedere film ook naar een hoger plan. Grote publieksfilms weigert hij nooit. ‘Omdat ze je de gelegenheid bieden om daarnaast meer uitdagende rollen te doen.’

‘The Royal Tenenbaums’ . Vanaf 27 maart in de bioscoop

‘The Royal Tenenbaums’ . Vanaf 27 maart in de bioscoop

Gene Hackman is een levende legende, niet alleen omdat hij meer dan 80 films op zijn naam heeft staan, waaronder een handvol klassiekers en vijf oscarnominaties, maar vooral ook omdat hij niet in staat is om ook maar één slechte rol te spelen. Hoe beroerd de film ook is – de Amerikaanse acteur heeft een flink aantal uitglijders achter zijn naam staan -, de aanwezigheid van Hackman tilt de film gegarandeerd naar een hoger niveau. Alsof hij maar een oogspiertje hoeft te bewegen om de aandacht van de camera te mogen vangen en dat terwijl hij niet bepaald gezegend is met een spectaculair uiterlijk.

Bovendien lijkt de man onvermoeibaar. Zelfs zijn dynamische leeftijdgenoot Clint Eastwood verbleekt bij de onuitputtelijke actieradius van de bijna 72-jarige Hackman. Zo worden we in enkele maanden tijd drie keer op een Hackman-film getrakteerd. In de patriottistische oorlogsfilm Behind Enemy Lines speelt hij de geijkte rol van de militaire ijzervreter met het gouden hart. ‘Zo’n rol die me voortdurend wordt aangeboden,’ vertelt Hackman schamper, ‘alleen de haren worden steeds grijzer. Maar ik zeg nooit neen tegen dergelijke grote publieksfilms, omdat ze je de gelegenheid bieden om daarnaast meer uitdagende rollen te doen. De acteur doelt daarmee op de jongste film van David Mamet, Heist, een soort kruising tussen een ouderwetse overvalfilm en een eigentijdse film noir. ‘Wie kan een Mamet-film weigeren, vooral als het centrale thema het belang van trouw en loyaliteit is, de belangrijkste eigenschappen die een mens kan hebben.’

En dan is er nog The Royal Tenenbaums, een uiterst vermakelijke tegendraadse komedie met Hackman als Royal, vader van een drietal geniale kinderen die voornamelijk door zijn feilen de mist ingaan en elkaar na lange tijd weer tegen het lijf lopen. Regisseur Wes Anderson had de rol tegen diens zin op Hackmans lijf geschreven. ‘Ik heb er ontzettend veel moeite mee, als ik me in mijn acteren moet beperken tot de visie die iemand van me heeft. Belet me in mijn vrijheid. Ik heb dat ook gezegd tegen Wes, maar ik kan niet zeggen dat hij er rekening mee heeft gehouden.’

Merkwaardige start

Op weg naar het interview probeer ik nog even die merkwaardige verlate start van Hackmans carrière te reconstrueren. Zijn jeugd in Danville, Illinois, als oudste van twee zonen van een journalist, die het gezin verliet toen Gene 13 was. Om indruk te maken op een vriendin loog hij over zijn leeftijd en voegde hij zich op 16-jarige leeftijd bij de marine en diende zes jaar in China, Japan en Hawaï. Na zijn afzwaaien financierde het leger zijn korte studies aan de School of Radio Technique en de Art Students League, beide in New York.

Na een tijd van minderwaardige baantjes trok hij halverwege zijn twintigste naar Californië om zich te bekwamen in wat van kindsbeen af zijn grote liefde was: het acteren. De legende wil dat hij bij het Pasadena Playhouse samen met Dustin Hoffman van medestudenten het predikaat kreeg van ‘least likely to succeed’. Die waren waarschijnlijk al weer bordenwasser toen Hackman in 1964 tegenover Warren Beatty een filmrolletje kreeg in Lilith. Dezelfde Beatty was de robuuste verschijning met het grove gezicht nog niet vergeten toen hij samen met regisseur Arthur Penn de casting deed voor Bonnie and Clyde (’67). Hackman zette zo’n imponerende Buck Barrow neer dat hij er een oscarnominatie voor kreeg. Die streek hij drie jaar later nog eens op voor I never sang for my father. Het felbegeerde beeldje dat hem voorgoed uit de anonimiteit haalde, kreeg hij uiteindelijk voor zijn onvergetelijke rol als Jimmy ‘Popeye’ Doyle in The French Connection (’72).

Hackman was toen al de 40 gepasseerd en hij had het gevoel veel te moeten inhalen, een gevoel dat hem, naar zijn zeggen, nooit meer verlaten heeft en wat zijn ongebreidelde werklust verklaart. Sindsdien is de carrière van Hackman een studie in diversiteit geworden en geldt hij als een van de iconen van de Amerikaanse cinema. Maar de ironie wil dat de acteur zélf daar andere ideeën over heeft. Op ongekend eerlijke en bescheiden wijze demystificeert hij zijn eigen legende. Hij mag dan wel bezeten zijn van zijn vak, zelfs nu hij de 70 gepasseerd is, heeft hij er nog steeds moeite mee om naar zijn eigen films te kijken. ‘Ik doe dat alleen als het echt moet. Ik word er bloednerveus van. Ik heb geen enkel idee of het goed of slecht is. Ik kan gewoon niet objectief zijn. Anderen moeten het maar zeggen. Bovendien zie ik alleen maar die dubbele onderkin, die wallen onder mijn ogen en die wijkende haarlijn.’

Je vraagt je af waar hij het over heeft. Zelfs in het harde licht van de hotellobby ziet hij er patent uit. Zijn mooi doorleefde kop met die helderblauwe ogen heeft niets van Hollywoods kunstmatigheid en met zijn rijzige postuur en resonante stem komt hij uitgesproken vitaal over. Het is het soort man met wie je naar een voetbalwedstrijd zou gaan om op de weg terug even snel een museum in te glippen. Oké, hij mag dan al lang meegaan en hij geeft toe aan het acteren verslaafd te zijn, maar hij vindt dat zijn carrière van toevalligheden aan elkaar hangt.

Een ‘nobody’

The French Connection was gewoon pure mazzel’, zegt hij nu. De studio wilde een ster voor de film, maar Billy Friedkin gaf de voorkeur aan een onbekend gezicht en wilde daar niet op terugkomen. Een regisseur in de jaren ’70 kon zoiets nog maken. En ik mocht dan al twee oscarnominaties hebben, voor het grote publiek was ik nog een nobody. Daarbij kwam dat ik aanvankelijk helemaal niet tegen de rol was opgewassen. Ik was veel te zacht en te onzeker om zo’n meedogenloze vent te kunnen neerzetten. In de eerste scène moest ik een drugdealer op zijn flikker geven. Het leek nergens op. Je kunt je geen softere aanpak voorstellen. Ik zei dan ook tegen Billy: Ik weet niet of ik voor deze rol geschapen ben. Zijn enige commentaar was: Ach, joh, we kunnen die scène later nog wel eens overdoen. Ik ben hem nog steeds dankbaar voor zijn grote vertrouwen. Mijn terughoudendheid tegenover gewelddadige scènes was ik trouwens gauw kwijt. Na drie en een halve maand in de straten van New York gefilmd te hebben, kostte het me uiteindelijk niet veel moeite om in de bewuste scène eens flink uit te pakken.’

Hackman vervolgt zijn les in bescheidenheid wanneer hij uitweidt over een onvermoede grote crisis in zijn carrière. Even na zijn oscarbekroning waande hij zich in de zevende hemel. Met artistieke producties als Scarecrow en The Conversation meende hij zijn nieuwe reputatie te kunnen bestendigen, maar de lovende kritieken en talrijke onderscheidingen konden niet verhinderen dat geen hond de films ging zien.

Het floppen van zijn lievelingsfilms, Hackman kan er nog over praten met een brok in zijn keel. ‘Toen zo’n vijf films van me, waarin ik mijn ziel en zaligheid had gestopt, na elkaar de mist ingingen, dacht ik bij mezelf: krijg maar de kolere. Ik doe voortaan alleen nog maar wat me aangeboden wordt. Ik hoef het script helemaal niet te lezen, vertel me alleen maar wat het opbrengt. En zo begon ik mezelf steeds meer te belazeren. Ik deed alsof het me niets kon schelen, terwijl ik diep in mijn hart wel kon janken.’

De acteur die zo lang op zijn doorbraak had moeten wachten, zag zijn carrière geleidelijk aan weer in elkaar storten. Dat liet ook zijn sporen na in zijn privé-leven: zijn vrouw verliet hem en hij raakte diep in de schulden. ‘Ik moest de auto van mijn dochter, een oude Toyota, lenen om in Hollywood een interview te kunnen doen en die enkele blokken verder parkeren om er niet in gezien te worden. Ik koester het romantische begrip dat je werk er beter op wordt als je een crisis hebt overwonnen, maar vraag me niet daar een bewijs voor te leveren. Hoe dan ook, je gaat er in ieder geval als mens op vooruit.’

Een van de hoogtepunten in Hackmans carrière was Mississipi Burning, Alan Parkers film uit 1988 over de Ku-Klux-Klan-moorden op drie jonge burgerrechtenactivisten in de jaren ’60. ‘Nu kan ik wel zeggen dat die film weer zo’n bewuste carrièrestap is,’ lacht hij spottend, ‘ik zou het ook wel willen, omdat de zaak me erg aansprak. Maar in werkelijkheid deed ik de film alleen omdat ik de rol zo prachtig vond. Ik wist dat ik daar iets mee kon doen, zeker met een prachtregisseur als Alan Parker.’ En alsof hij ons nog niet genoeg overtuigd heeft van zijn opportunisme, voegt hij er in één adem aan toe dat nóg zo’n gelauwerde film, waarvoor hij ook echt een oscar kreeg, Unforgiven (1992), eigenlijk ook een toevalstreffer was. ‘Ik had bijna van de film afgezien. Ik had het script ooit gekregen van Coppola, maar omdat er niets mee gebeurde, had ik het niet eens gelezen. Toen Clint (Eastwood) het me vervolgens toestuurde, dacht ik dat het een zoveelste western was. Mijn agent spoorde me aan het eens te lezen en het allemaal wat groter voor te stellen. Toen ik vervolgens vernam dat Richard Harris en Morgan Freeman ook van de partij zouden zijn, heb ik meteen ja gezegd.’

De credits voor zijn bijzondere acteerprestatie legt hij bij regisseur Eastwood. ‘Clint begrijpt als geen ander wat een acteur nodig heeft om goed te presteren. Als je iemand inhuurt omdat hij het personage benadert, laat hem dan alsjeblieft zijn gang gaan. Een acteur is op z’n best als hij het vertrouwen en de vrijheid krijgt om zijn karakter volledig te ontwikkelen.’

Ik schrik van de plotselinge heftige toon van Hackman. Er begint iets te dagen van de talloze verhalen die de ronde doen over diens moeilijke, veeleisende gedrag op de set. Zo schijnt hij recentelijk nog regisseur Wes – Tenenbaums – Anderson de stuipen op het lijf te hebben gejaagd. ‘Als een regisseur ziet wat ik aan het doen ben,’ vervolgt hij resoluut, ‘dan zal hij er zeker de waarde van inzien. Als hij het niets vindt, is dat wellicht omdat hij niet eens kijkt. Misschien klink ik als een overgevoelige zeurpiet, maar zo voel ik het nu eenmaal. Ik vind het niet meer dan logisch dat als iemand me inhuurt, hij het werk kent dat ik gedaan heb en dat hij weet waar hij aan toe is. Mensen als Sidney Pollack, Arthur Penn, Coppola of Mamet, die laten je begaan als ze je voor de rol gekozen hebben. Vervolgens kun je aan die rol dan jouw smaak en jouw sensibiliteit toevoegen en zo openbaart zich een volwaardig personage. Je eigen inbreng moet natuurlijk niet al te zeer domineren, omdat je dan het risico loopt dat al je rollen op elkaar gaan lijken. Ik had een dramaleraar in New York aan wie ik vaak terugdenk. Hij heeft me geleerd de volgende basisvragen te stellen: wat is het verschil tussen het personage en jezelf en wat kun je er van jezelf aan toevoegen, zonder de bedoelingen van de auteur te verraden? Die vragen werken altijd.’

Ambachtsman

Gene Hackman beschouwt zich in zijn acteren meer een ambachtsman dan een kunstenaar, ook al wil hij bepaalde artistieke aspiraties niet ontkennen. ‘Natuurlijk valt het meeste te reduceren tot de vakmatige kant van je werk: je moet je dialogen leren, van A naar B lopen en je kostuums en make-up respecteren. Maar als je dat alles een stap verder kunt voeren en je maakt iets van poëzie uit de wijze waarop je je tekst leest of uit de interactie met je tegenspeler, dan kan het vakmanschap misschien in kunst transcenderen. Ach,’ relativeert hij meteen, ‘wij, acteurs, zien ons zo graag als kunstenaars.’

Je zult Hackman niet horen verklaren dat hij al zo lang meegaat omdat hij zo ongelooflijk veelzijdig is of vanwege de genialiteit van zijn acteren. Als enige verklaring voor zijn onverslijtbaarheid als acteur voert hij, naast zijn eerder genoemde bezetenheid van zijn vak, het feit dat hij verre blijft van alles wat niet met acteren te maken heeft. Niet alleen buiten de set; Hackman is zo weinig mogelijk in Hollywood te bespeuren en leeft met zijn tweede vrouw Betsy in Santa Fé, waar hij zijn vrije tijd doorbrengt met schilderen en schrijven (twee jaar geleden publiceerde hij zijn eerste roman Wake of the Perdido Star). Maar vooral op de set. ‘Ik zal me daar nooit als een producer of regisseur opstellen. Als ik een suggestie doe, heeft die louter betrekking op mijn acteren.’

‘Een van de gevaarlijkste dingen in deze business is dat, wanneer je te succesvol wordt, je te veel zeggenschap krijgt over de films die je gaat maken. Sommigen denken zo lichtvaardig over hun acteren dat ze tegelijkertijd ook de casting willen doen, de regisseur inhuren en de hele onderneming produceren. Die worden, vind ik, te veel door hun immense ego’s dwarsgezeten, wat uiteraard ten koste gaat van de kwaliteit van de film. Maar ja, ik heb makkelijk praten, mij ontbreekt ten enen male de karakterstructuur om leiding te geven. Toen ik Under Suspicion produceerde, dankte ik God op mijn blote knieën dat Morgan (Freeman) het leeuwendeel van het werk voor zijn rekening nam. En het is maar goed ook dat ik destijds niet begonnen ben aan de regie van The Silence of the Lambs. Ik ben ook nooit een echte ster geweest die kon voorschrijven wat er moest gebeuren. Ik heb er even aan mogen ruiken na The French Connection, maar het was snel over.’

Natuurlijk is Hackman er zich van bewust dat de technologie in de 40 jaar van zijn carrière een steeds grotere plaats in de cinema heeft ingenomen, maar dat is niet wat hem het meeste zorgen baart, omdat het acteren op zich daardoor niet wezenlijk verandert. ‘Je hebt nog steeds dezelfde basisproblemen, je moet contact maken met andere acteurs, het moment laten werken, de bedoeling van de auteur respecteren en vooral jezelf tevredenstellen.’

In een tijd waarin de studio’s verslonden worden door de grootindustrie en beursnoteringen belangrijker zijn dan de realisering van een kwaliteitsproduct, heerst er een mentaliteit die Hackman verfoeit. ‘Er hangt een gluiperig soort groen monster boven ons vak, dat van de allesverslindende dollar. Natuurlijk was het vroeger niet veel anders, maar nu lijken alle remmen los! Ik heb helemaal geen zin om voortdurend met de zakenkant van mijn beroep geconfronteerd te worden. Ik heb de pest aan mensen die alleen maar in geldtermen denken. Voor mij is er niets meer bevredigend dan een mooie scène te spelen en net dat kleine dingetje te vinden waardoor je boven jezelf uitstijgt. Als ik zou moeten zeggen waarom ik aan een film begin, dan is er eerst het scenario, vervolgens mijn mede-acteurs en de regisseur en aan het eind bengelen ergens die dollars.’

Copyright IFA

‘Ik koester het romantische begrip dat je werk er beter op wordt als je een crisis hebt overwonnen, maar vraag me niet daar een bewijs voor te leveren. Hoe dan ook, je gaat er in ieder geval als mens op vooruit.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content