Zij was niemand toen ze elkaar leerden kennen. Hij werd niemand toen ze uit elkaar gingen. Samen waren ze mythisch. Geen beter koppel om een zomerreeks over filmregisseurs en hun muze mee te openen dan Marlene Dietrich en Josef von Sternberg.

änner umschwirr’n mich / wie Motten um das Licht. / Und wenn sie verbrennen, / ja dafür kann ich nicht.’ Zo fluisterzingt Marlene Dietrich in Der blaue Engel, de film waarmee het voor haar allemaal begon in 1930. Regisseur Josef von Sternberg haar ontdekker noemen is juist, maar nogal prozaïsch. De Hollywoodaristocraat stak de vlam waar al die motten van mannen op afkwamen aan. En hij was ook een van de eersten om zich eraan te verbranden.

Voor banaliteit waren noch Dietrich noch Von Sternberg in de wieg gelegd. Drama is voor Marie Magdalene Dietrich (geboren op 27 december 1901) plan B wanneer polsproblemen een einde maken aan haar droom om violiste te worden. Ze versmelt haar voornamen tot Marlene, versiert in het Berlijn van de jaren twintig kleine rollen en zingt en danst wat in de cabarets. Veel levert het allemaal niet op. Aan Tragödie of Love (1923) houdt ze nog het meest over: ze huwt de Tsjecho-Slowaakse productie-assistent Rudolf Sieber. Een jaar later hebben ze een dochter, maar huisje-tuintje-kindje wordt het nooit. Ze gaan elk hun weg zonder ooit te scheiden. Teutoonse preutsheid? Eerder slim gezien, want ze is getrouwd en toch zo vrij als een vogel. In de jaren vijftig koopt Marlene voor Sieber een boerderij in Californië. Sieber trekt zich terug tussen de kippen. Zo delen ze alsnog wat: een fascinatie voor pluimen.

Josef Sternberg (°1894) is evenmin kleurloos. De in Wenen geboren maar grotendeels in New York opgegroeide Jood foefelt een von tussen voor- en achternaam om meer indruk te maken in het filmmilieu, laat een lelijk snorretje staan om meer gezag uit te stralen. Liever gehaat en gevreesd dan genegeerd, en dat lukt aardig.

Von Sternberg loopt weg van een set met Mary Pickford of zegt tegen zijn cameraman dat hij nog beter het plafond filmt dan de ster met wie ze hem hebben opgezadeld. Films over mannen die zichzelf met gevoel voor drama ten gronde richten, worden zijn specialiteit. In Berlijn mag hij er zo eentje draaien met Emil Jannings, een ster van de Amerikaanse stomme film. Jannings speelt professor Rath in Der blaue Engel: een eerbiedwaardige moraalridder die in de ban raakt van nachtclubzangeres Lola Lola en zo zijn eigen ondergang bewerkstelligt. Maar wie is mysterieus, gevaarlijk en verleidelijk genoeg om de vamp te spelen?

Von Sternberg vindt zijn Lola Lola maar niet. Dietrich is al eens afgewezen wanneer hij haar toevallig aan het werk ziet in het stuk Zwei Krawatten. Ze staat zichtbaar verveeld op het podium. Maar haar zelfverzekerde dedain treft Von Sternberg. De eerder mollige brunette mag opnieuw op auditie en doet met gespeelde nonchalance, oprecht fatalisme en sluw instinct twee merkwaardige uitspraken: dat zij slecht is en dat haar films het niet goed doen, en dat hij mannen kan filmen maar geen vrouwen. Touché.

Is Von Sternberg door die uitspraak geprikkeld of is hij gewoon blij dat hij het perfect kneedbare materiaal heeft gevonden waar hij al zo lang naar op zoek is? In haar autobiografie zal Dietrich later schrijven dat het hem maar om een ding te doen was: haar weghalen van het podium en tot filmactrice omscholen, ’to pygmalionise me’. Hoe het ook zij, Von Sternberg filmt Dietrich zoals geen vrouw ooit gefilmd is, is en ooit zal worden.

DE LOLA VAN DIETRICH EN VON STERNBERG is een Lola om alle Lola’s, Lulu’s en Lolita’s bij te vergeten. De hoge hoed trekt de aandacht weg van de lingerie, zijden kousen accentueren soepele, sensuele benen waar geen einde aan lijkt te komen. Als ze op de koop toe Ich bin von Kopf bis Fuss aus Liebe eingestellt begint te zingen, kun je de harten horen breken – met zo’n schorre stem zou zelfs een kortbenige schreeuwlelijk dat kunnen. Der blaue Engel is een succes.

Maar eigenlijk moet het dan nog allemaal beginnen. Von Sternberg en zijn ontdekking trekken naar Los Angeles. Dietrich vermagert en wordt blond. Paramount rekent op haar om te rivaliseren met Greta Garbo, de Europese ijsprinses van concurrent Metro-Goldwyn-Mayer. Met hun eerste Hollywoodfilm hebben ze meteen prijs: Morocco (1930) is een melodrama over een cabaretzangeres die aan alles verzaakt om bij legionair Gary Cooper te zijn. Maar daar maalt niemand om. Over la Dietrich raakt men niet uitgepraat. Haar verschijning verbluft. Het ondergoed is ingeruild voor een mannenmaatpak. De hoge hoed is gebleven. Het is du jamais vu, maar het staat haar geweldig. Alle aandacht gaat naar Dietrichs in het licht badende gezicht. Onbeschaamd en zelfverzekerd kust ze een vrouw vol op de mond. De vrijheid, de humor en het raffinement van een dandy, de benen van een vrouw. Dietrich zal de androgyne look die haar ongrijpbaar en uniek maakt nooit meer loslaten. Het wordt haar handelsmerk.

Morocco is ook Von Sternbergs triomf. Met zijn extreme, innoverende esthetiek stuurt hij de cinema een nieuwe richting uit. Misschien wel de meest glamoureuze ooit. De Hollywoodglamour van de jaren dertig die modefans en filmfatjes nog steeds kreetjes van verrukking doet slaan, vindt hier zijn oorsprong. De estheet Von Sternberg speelt een betoverend, symfonisch spel met licht en schaduw, laat verhaal en realisme voor wat ze zijn en wijdt zich volledig aan het beeld. Aan Dietrich dus. Alles wat Paramount aan materiaal, excessieve decors, luxueuze kostuums en geniale designers in huis heeft, wordt ingezet om haar te laten schitteren. Op de driesprong tussen romantiek, camp en modernisme is zij het kunstwerk. De camera aanbidt haar.

Na vijf jaar is hun amour fou uitgeraasd. Zeven onverwoestbare, excessieve, magische films zijn er de eeuwige getuigen van: naast Der blaue Engel en Morocco volgen nog Dishonored (1931), Shanghai Express (1932), Blonde Venus (1932), The Scarlet Empress (1934) en The Devil Is a Woman (1935). Dietrich incarneert de gevallen vrouw of triomferende zangeres die zonder verpinken hartverscheurende keuzes maakt die de meeste mannen zouden doen grienen. Ontembaar en vrijgevochten, maar finaal en fataal het slachtoffer van haar onwrikbaar geloof in de liefde. In se zijn haar personages pure lustobjecten maar de kunstenaar en zijn model zweren samen, vluchten weg van het ordinaire, op naar het verhevene. Het is vreselijk barok, geïdealiseerd en glamoureus, maar een vleugje ironie houdt het potsierlijke op afstand. In de intens artificiële droomwereld die Von Sternberg en Dietrich samen opbouwen komen ze verdorie met pluimen weg. En sluiers. En een apenpak. Zelfs een witte smoking weet Dietrich te dragen als was het de mooiste avondjurk.

Waren die meesterwerken Von Sternbergs triomf of eerder die van zijn fetisjactrice? De vraag is een klassieker, de discussie erover legendarisch. De perfectionist Von Sternberg die zelf zijn scenario’s schrijft, filmt, belicht en de sets ontwerpt, vindt Dietrich een accessoire, een tube verf: niet alleen haar look is bestudeerd tot in het belachelijke, elke beweging, gelaatsuitdrukking, oogopslag is geregisseerd. ‘Tel tot zes en kijk naar die lamp alsof je niet zonder hem leven kunt.’ ‘Draai je hoofd en denk nergens aan.’ Dietrich acteert niet, maar volgt één voor één de mechanische aanwijzingen van de tirannieke, obsessieve aanbidder op. ‘Ik ben zijn product, geheel door hem gemaakt. Hij holt mijn wangen uit met schaduw, verwijdt de blik in mijn ogen en ik ben gefascineerd door het gezicht dat op het scherm verschijnt. Ik kijk elke dag uit naar de rushes om te zien hoe ik, zijn creatuur, eruitzie’, aldus Dietrich. Ze is zijn pop. Gewillig maar niet willoos. Hij gaapt haar aan. Zij gaapt terug en dat inspireert hem nog meer.

‘Ik ben Marlene en Marlene is mij’, snoeft hij. Maar Marlene was niet van hem. Oh ja, hij kruipt ’s ochtends vroeg uit haar bed om vervolgens aan te bellen, zodat ze samen roerei kunnen eten bij het ontbijt, in de illusie dat Dietrichs dochter niets in de mot heeft. Hun liefdesleven heet stormachtig te zijn. Maar hij moet haar delen. Met het publiek, mannen én vrouwen. Met een lange reeks geliefden, mannen én vrouwen – ‘ein bisschen bi, schadet nie’ – Jean Gabin, Maurice Chevalier, John Gilbert, Douglas Fairbanks Jr., Edith Piaf, Kirk Douglas, Yul Brynner, Frank Sinatra, om enkel de bekendsten te noemen. ‘It took more than one man to make me Shanghai Lily’, zucht ze in Shanghai Express.

Von Sternberg wordt gek. Zijn Fräulein glipt hem door de vingers. De onzekere tiran stoot op een muze die zich niet laat kooien. Het maakt Von Sternberg in eerste instantie alleen maar obsessiever.

DE STUDIO’S LATEN DE ONMOGELIJKE Sternberg vallen zodra zijn maniëristische films de massa niet meer op de been brengt. Hij maakt nog wel een paar films post-Dietrich, maar is eigenlijk uitgezongen. ‘Ik ben met cinema gestopt in 1935’, concludeert hij later zelf. Dietrich daarentegen heeft op dat moment de meeste hoofdstukken van haar carrière nog voor de boeg. Het belangrijkste vindt ze zelf haar ondersteuning van de Amerikaanse troepen. Haar manier om nazi-Duitsland op de knieën te krijgen. Aan haar lange filmcarrière breit ze een zeer gesmaakt vervolg als cabaretière. De oude, droevige liedjes, de eeuwig jonge benen, het uitdagen, de flamboyante kostuums en de melancholie van een voormalige sirene die het allemaal al eens meegemaakt heeft, blijken onweerstaanbaar.

Was ze ooit Von Sternbergs creatie, ze leerde haar eigen poppenspeler te zijn. De controle over haar onwaarschijnlijk gecalculeerde maar zijn effect nooit missende verschijning geeft ze nooit meer uit handen. Toen de mythe (die haar mythe alleen maar versterkte door op te merken dat ze geen mythe was maar een doodgefotografeerd mens) niet meer optreden kon, trok ze zich terug op haar appartement in Parijs en liet ze zich niet meer zien. Van haar zou de tijd niet winnen. En als de tijd zo hufterig was om toch per se gelijk te willen halen, dan bepaalde zij wel de voorwaarden van haar overgave.

Wil dat zeggen dat Dietrich won? Je zou het denken. Von Sternberg werd vergeten. Zijn muze werd op eigen kracht een icoon van de twintigste eeuw. Na de oorlog speelt ze in meer films mee dan ervoor. Ze laat zich regisseren door Alfred Hitchcock, Ernest Lubitsch, Fritz Lang, Billy Wilder, Orson Welles. Geen klein grut. Soms fonkelt haar ster. Maar niemand kon haar zo magnifiek belichten als Von Sternberg. De legende wil dat ze, later in haar carrière, op het einde van een opnamedag vaak verzuchtte: ‘Where are you, Joe?’

VOLGENDE WEEK

Alfred Hitchcock & Tippi Hedren

DOOR NIELS RUËLL

Marlene Dietrich

‘IK BEN VON STERNBERGS PRODUCT. HIJ HOLT MIJN WANGEN UIT MET SCHADUW, VERWIJDT DE BLIK IN MIJN OGEN EN IK BEN GEFASCINEERD DOOR HET GEZICHT DAT OP HET SCHERM VERSCHIJNT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content