Ook wie al bijna honderd boeken op zijn actief heeft, blijft uit zijn eigen leven putten. Sushi King was er wellicht nooit gekomen zonder Bavo Dhooges voorliefde voor vissen en aquaria. Volgend jaar verschijnt overigens zijn eerste zombieroman Styx in de VS. ‘Nu zit ik in een veel groter aquarium, met veel meer vissen.’

Het begon met een doktersbezoek vorig jaar. Dhooge was net 40 geworden en hij voelde het aan zijn botten. Op een bepaald moment reed hij zelfs kermend van de pijn aan zijn heup naar de spoed en daar kreeg hij een genadeloos verdict. Als fervent tennisser had hij zijn heup opgebruikt en indien hij verder wilde sporten, diende een kunstgewricht te worden geplaatst. ‘Bovendien’, voegde de dokter er nog laconiek aan toe, ‘mag je niet te veeleisend zijn. Je bent immers al 40. Wanneer je op die leeftijd ’s ochtends wakker wordt zonder pijn, betekent dat over het algemeen dat je dood bent.’

Het besef dat zijn lichaam stilaan begon af te takelen werd nadien steeds groter. ‘Ik ga niet beweren dat iemand opmerkte dat ik erbij liep als een zombie,’ zegt Dhooge droogjes, ‘maar ik begon wel na te denken over mijn sterfelijkheid.’ En zo werden de eerste zaadjes van Styx gezaaid, zijn eerste zombieroman, maar ook een klassieke thriller: ‘Ik had nog nooit een thriller geschreven met twee inspecteurs in de hoofdrol. Ik vond altijd dat er daar al genoeg van waren. Maar nu wilde ik het uitproberen. Alleen wilde ik dat klassieke gegeven iets extra’s geven door de introductie van een zombie. Een van de twee inspecteurs wordt doodgeschoten door een seriemoordenaar, waarna hij weer tot leven komt en met zijn collega op onderzoek uitgaat. Maar wel van op de achtergrond, natuurlijk, aangezien hij als zombie toch iets te veel in de kijker loopt. Je kunt dat een rare inbraak van fantasy in de thriller vinden, maar ik denk dat die symbiose in de toekomst steeds vaker zal voorkomen. Wat we nu een traditionele Vlaamse thriller vinden, type Witse, zal over twintig jaar nog amper geschreven worden.’

Vandaar ook het succes in Amerika? In januari verschijnt Styx bij de gerenommeerde Amerikaanse uitgeverij Simon & Schuster.

BAVO DHOOGE: Ik werk al een paar jaar met een Amerikaanse agent met de bedoeling mijn boekenreeks die in LA speelt vertaald te krijgen. Toen ik hem vertelde dat ik werkte aan een thrillerserie met een hoek af, waarbij een van de twee inspecteurs een zombie zou zijn, begonnen zijn ogen te fonkelen. Zombies zijn daar hot, zeker in een cross-over van verschillende genres. Styx bestond toen al in het Nederlands. Ik heb de agent een vertaling van de flaptekst en een slogan gestuurd. Op basis daarvan heeft hij vrij snel met Simon & Schuster een deal gesloten. De vertaler is nu ook bezig aan Santa Monica, dat vorig jaar de Knack Hercule Poirotprijs heeft gekregen. De bedoeling is dat de agent ook dat boek bij Simon & Schuster introduceert. Ik heb een contract voor drie Styx-boeken en een optie voor de LA-reeks. Zelf vind ik het gewaagd om net met Styx in de VS te debuteren: het is veel donkerder en minder grappig dan de rest van mijn oeuvre, en al is het een bizarre en verfrissende roman geworden, voor de modale lezer blijft het toch een zombieboek, vrees ik. Het risico bestaat dat ik afgeserveerd word als zombieschrijver, wat toch B- of C-categorie is. Maar de agent ziet er geen graten in. Hij verwijst naar Stephen King: je hoeft niet steeds hetzelfde boek te schrijven als je een persoonlijke insteek hebt, zegt hij.

Wat maakt Styx dan zo anders?

DHOOGE: Dat het boek over één zombie gaat, Raphaël Styx, en niet over een plaag, zoals gewoonlijk. En in plaats van iedereen zo rap mogelijk te willen opvreten, wil mijn zombie het goede doen. Voor mij was het plezant vanuit de concrete dagdagelijksheid een zombieroman te schrijven. Het is zo makkelijk een zombie neer te zetten die als een slaapwandelaar door het landschap struint en wildvreemden in de kuiten bijt. Dat is al honderd keer gedaan. Ik wilde een zombie tonen die in de H & M een nieuw kostuum past omdat zijn oude onder het bloed zit. Ook een zombie wil netjes voor de dag komen. Zulke pragmatische problemen zijn veel interessanter. Net als de filosofische. Inspecteur Styx krijgt te maken met vragen als: ben ik alleen en wie heeft me gemaakt? Hij is afgesneden van zijn vrouw en zoon en voelt zich eenzaam. Vertel het niet verder, maar ik ben een zombie in het diepst van mijn gedachten.

Die filosofische vragen doen natuurlijk denken aan Frankenstein, net als de naam van de dokter in het boek: Stijn Francken.

DHOOGE: Een aantal onderwerpen komt in mijn fantasy en sf steeds terug: het creëren van een nieuwe mens, het gevecht tegen de sterfelijkheid en de vraag van de cyborg: in hoeverre ben je nog een mens wanneer je steeds meer technologie in je lichaam ingeplant krijgt. Wanneer ik lezingen geef voor jongeren merk ik iedere keer weer hoezeer die bij hen aanslaan.

Styx speelt niet alleen in Oostende, sommigen zullen zeggen dat die stad in feite de hoofdrol heeft gekregen.

DHOOGE: Oostende is de enige echte stad aan onze kust, met vergane glorie, een zweem melancholie, een gevaarlijk kantje ook. Plaats daar Knokke naast en je ziet meteen het verschil: veel geld, maar geen enkele historische waarde. Oostende is ook de stad van de belle époque, van Spilliaert en Ensor. Bovendien is Oostende, met zijn verwaarlozing en verval, de zombiestad bij uitstek. Er zit een ziel in. Er zijn nog oude hotels en pensions die een perfect decor zouden vormen voor een film noir.

Sommige personages hebben namen die verwijzen naar bekende kunstenaars, zoals Delacroix, Magritte, Delvaux en Spilliaert. Weten ze in Amerika wel wie dat zijn?

DHOOGE: Ik heb de twee eerste vertaalde hoofdstukken al gelezen en dat wordt wel wat afgevlakt. Die kunstenaarsnamen hebben ze wel behouden, maar met andere zaken had de vertaler meer moeite. Zo schrijf ik op een bepaald moment dat een Vlaams schrijver ooit zei dat een zonsondergang altijd iets vulgairs heeft. Een verwijzing naar Hugo Claus, die ook in Oostende heeft gewoond. In Amerikaanse versie stonden daar drie grote vraagtekens bij: ‘Who is this guy???’ Niemand kent Claus daar, dus dat werd eruit gefilterd. Ik merkte ook dat sommige zaken heel gevoelig liggen. Dat ik Delacroix, de collega van Styx, Congolese roots geef, kon nog net door de beugel, maar ik mocht hem geen zwarte noemen. Men is er overdreven politiek correct. Maar voor de rest zijn ze helemaal weg van mijn setting. Ensor kennen ze natuurlijk en ze vinden mijn boek exotisch. Wellicht net zoals ze de boeken van Dan Brown exotisch vinden.

STYX IS NIET DHOOGES ENIGE NIEUWE boek. Ook in zijn LA-reeks verscheen een nieuw deel: Sushi King. In die knotsgekke misdaadroman is levend standbeeld Bo in de metro getuige van een moord: een vrouw duwt iemand onder een aankomende trein. De dag nadien komt zij een bewijsstuk dat in haar richting kan wijzen, oppikken, en zo komt Bo in contact met sexy Betsy, de vrouw van vissenverzamelaar Vinnie Tripps, die als verzekeraar van de georganiseerde misdaad aan de kost komt en onder zijn klanten ene Hin Sin heeft, bijgenaamd de Zwaardvis. Die wreedaard organiseert vissengevechten, de restanten van de gesneuvelde koi laat hij in zijn sushirestaurants tot hapjes verwerken. De moord in de metro, zo ontdekt Bo, heeft alles te maken met een arowana die in het bezit van Vinnie is en die alle anderen willen bemachtigen omdat hij wel 80.000 dollar waard is. Of omdat een hoerenmadam er de ziel van haar vermoorde man Bernie in herkent. Of omdat hij misschien ook wel gewoon lekker is.

‘In feite is ook dit boek autobiografisch’, verontschuldigt Dhooge zich bijna. ‘Ik heb altijd iets met vissen gehad. Als student had ik op kot een serieus aquarium staan. Een vriend had me afgeraden om goudvissen te nemen. Neem het echte spul, zei hij, kleurrijke zoetwatervissen, daar zit veel meer plezier in. En hij had gelijk. Ik leerde allerlei soorten vissen kennen en begon plantjes te kopen. Ik had toen een paar vrienden met dezelfde fascinatie. We konden soms uren naar die vissen kijken, dromen over welke soorten we nog wilden. Wanneer we binnenkomen in een huis waar een aquarium staat, doen we allemaal hetzelfde: we stappen ernaartoe om te kijken welke vissen erin zitten. Dat doen we niet wanneer we in een hoek een hond in een mand zien liggen. Ik was trouwens niet zo’n goede vissenhouder, bleek later. Na een jaar ging ik op vakantie en toen ik terugkwam, dreven vijf vissen aan het oppervlak. Dat overkomt een echte vissenliefhebber nooit. Die zoekt voor zijn vertrek een vissensitter.’

Het lijkt me een heel gesloten wereldje, dat van de vissenliefhebbers.

DHOOGE: Dat is het zeker. Een vissenliefhebber is bijna als een vis in een aquarium, zo afgesloten is hij van de rest van de wereld. Vandaar dat ik van mijn personages een soort vissen gemaakt heb die de hele tijd rondjes zwemmen: Vinnie Tripps, die de hele tijd achternagezeten wordt, Hin Sin, die overal agressief uit de hoek komt, en Betsy, het mooie visje naar wie iedereen verlekkerd staart. Mijn eindwerk aan het KASK ging ook al over vissen: Warmwatervissen, een kortfilm van zo’n tien minuten, over een man die zijn zoon verliest en in het bezit komt van zijn aquarium. Hij wil het verkopen, want het vormt een al te pijnlijke herinnering. Het aquarium wordt gekocht door een andere jongen. De vader kan uiteindelijk toch geen afscheid nemen van de vissen en gaat daarom regelmatig op bezoek bij de nieuwe eigenaar. Hij neemt voer mee of plantjes en soms zelfs een paar nieuwe vissen. Zo wordt de jongen een soort surrogaatzoon voor de oudere man. Ik heb duidelijk iets met vissen.

En met vissengevechten, zoals in het boek?

DHOOGE: Mijn schoonbroer kwam met het verhaal over vissengevechten op de proppen. In het Verre Oosten blijken die net zo populair als hanen- of hondengevechten in Zuid-Amerika. Hij had het ook over de bijzonder dure arowana en inderdaad, ik vond op het internet bedragen tot 150.000 dollar voor zo’n vis. En dan moet je rekenen dat het ook nog eens een bijzonder lelijk beest is: zilvergrijs met een grote pruillip. Ik weet ook niet waarom hij zoveel kost. Het absurde dat sommige mensen zoveel geld willen uitgeven aan een vis trok me aan, dat en de vraag wat je ermee doet als je hem eenmaal hebt.

Je boeken hebben altijd een maatschappelijke kant. In Styx heb je het bijvoorbeeld over het burgerlijke masker waarachter we ons hele dagen verbergen en in Sushi King over onze vruchteloze poging om vooruit te komen terwijl we in realiteit alleen maar rondjes draaien, als vissen in een kom.

DHOOGE: Ik merk bij mezelf dat ik dat steeds belangrijker begin te vinden. In mijn eerste reeks, die in Gent speelde, draaide alles om plot en personages. Mijn grootste bezorgdheid leek hoe ik bij mijn volgende grap kon komen. Maatschappelijke relevantie hadden die boeken niet. Vandaag hou ik nog steeds niet van boeken met een boodschap. Daar moet een schrijver ver van blijven, vind ik. Maar wat hij wel mag doen, is tonen hoe hij tegenover het leven staat, en bij mij leidt dat nogal eens tot absurde antwoorden op de universele vragen waar we vandaan komen, waar we naartoe gaan en waarom we hier überhaupt zijn. Ik zeg niet dat mensen mijn boeken daarom lezen. Misschien kijken ze wel over die filosofie heen, maar ik vind het als schrijver interessant om er die extra laag in te steken.

Maar jij bent er blijkbaar wel in geslaagd te ontsnappen uit je aquarium, nu je Amerika gaat veroveren.

DHOOGE: Ik zit nu alleszins in een veel groter aquarium, met veel meer vissen die allemaal vechten om het schaarse voer, en ik hoop dat mijn ogen niet uit hun kom worden gezogen door een koi.

SUSHI KING

Uit bij Houtekiet, ? 19,95. Styx (niet in de Moordzomer-actie) is ook uit bij Houtekiet, ? 17,99.

DE MOORDZOMER

Knack Focus selecteerde 25 nieuwe pageturners voor een (ont)spannende zomer. Alle info: demoordzomer.be

VOLGENDE WEEK KARIN SLAUGHTER

DOOR MARNIX VERPLANCKE – FOTO’S JEF BOES

Bavo Dhooge ‘IK WAS ZELF NIET ZO’N GOEDE VISSENHOUDER. TOEN IK TERUGKWAM, DREVEN VIJF VISSEN AAN HET OPPERVLAK VAN MIJN AQUARIUM. DAT ZAL EEN ECHTE LIEFHEBBER NOOIT OVERKOMEN. DIE ZOEKT EEN VISSENSITTER.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content