Overschouw het Europese filmfirmament en je ZAL weinig sterren vinden die zo ongedwongen fonkelen als Daniel Brühl. Met ‘The Edukators’ heeft de jonge Duitser die vorig jaar furore maakte in ‘Good Bye Lenin’ alweer een okselfrisse en sociaal geëngageerde film klaar. ‘Veel mensen zijn die afgelikte, platcommerciële bullshit beu. Wat de wereld nodig heeft, is een stevige portie punk.’

‘THE EDUKATORS’

FILMFESTIVAL VAN GENT OP 13/10 OM 22.30 IN KINEPOLIS 3 EN OP 14/10 OM 14.30 IN KINEPOLIS 7. IN DE BIOSCOOP IN JANUARI 2005.

We overdrijven, maar kent u een andere Duitse acteur die, sinds de hoogdagen van Klaus Kinski, nog internationaal zoveel enthousiasme wist los te weken? Wij dachten van niet. Toch heeft Daniel Brühl (23) zo goed als niets met de geniale excentriekeling Kinski gemeen. Geen gekwelde poses, Teutoonse driftbuien of egomanische oprispingen dus, maar een schuchtere glimlach, jeugdige ongedwongenheid en verlegen openhartigheid. Het zijn de troeven waarmee Brühl de wereld vorig jaar aan de voeten kreeg met zijn hoofdrol in de originele Oost-West-komedie Good Bye Lenin. Ook zijn nieuwste film The Edukators van regisseur Hans Weingartner weet net als Good Bye Lenin actuele politieke thema’s binnen een luchtig en aandoenlijk format te murwen. Dit keer vertolkt Brühl de rol van een idealistische andersglobalist die met zijn vriendinnetje de weelderige villa’s van rijkelui binnenbreekt om de meer dan bemiddelde bewoners ervan de boodschap ‘de vette jaren zijn voorbij’ na te laten en hen op die manier moreel wakker te schudden. ‘Vrees niet’, lacht de sympathieke Brühl zich bijna excuserend. ‘Ik ben heus geen communist of anarchist. Ik hou alleen van rollen die ook iets over de problematische wereld van vandaag te vertellen hebben.’

‘The Edukators’ houdt een pleidooi voor meer solidariteit, maar hekelt ook het verzopen engagement van de mei ’68’ers die veelal verworden zijn tot rijke kapitalisten.

Daniel Brühl: Klopt. Deze film zal in Duitsland zeker het nodige debat losweken. Duitsland is er momenteel beroerd aan toe. De werkloosheid ligt hoger dan ooit tevoren, Oost-Duitsland is veertien jaar na de val van de Muur nog steeds een economisch braakland en we zitten opgescheept met een regering die zich sociaal-democratisch noemt, maar de werkloosheidsuitkeringen en de uitgaven voor de sociale zekerheid drastisch naar beneden wil schroeven. Geef toe: een bizarre politiek voor een linkse regering. Het drama van The Edukators biedt dan ook een ironische reflectie op het drama dat zich momenteel in Duitsland afspeelt: de generatie van Gerhard Schröder die eind jaren zestig de meest idealistische, linkse hervormingen voorstond, maar nu te allen prijze de kapitalistische consumptiemaatschappij in stand probeert te houden. En dat met alle nefaste ingrepen van dien.

Is het die politiek die resulteert in de generatiekloof waar ‘The Edukators’ het over heeft, de clash tussen de andersglobalisten van nu en de mei ’68’ers van weleer?

Brühl: Absoluut. De geëngageerde, andersglobalistische jongeren van vandaag hanteren hetzelfde jargon als de generatie van mei ’68 indertijd. Tot hun eigen stomme verbazing moeten ze echter vaststellen dat net die generatie tegenwoordig aan de basis ligt van hun fundamentele onvrede. De mei ’68’ers van gisteren zijn de rijke topmanagers van vandaag. Die houden er een ultra- liberaal credo op na dat diametraal tegenover hun vroegere idealen ligt. The Edukators is echter geen pamflettistische film. Het is een sociale tragikomedie die begrip toont voor beide generaties. Op een satirische manier bewijst hij hoe moeilijk het is om je idealen overeind te houden wanneer die frontaal botsen op de economische realiteit. Het is nobel om idealen te koesteren. Waar dienen ze echter voor als je er jezelf mee degradeert tot een outcast die niet de minste impact heeft op de politieke besluitvorming? Is het dan niet beter om af en toe compromissen te sluiten? Zijn we niet allemaal slachtoffers van een zichzelf regulerend economisch systeem dat niet individueel maar structureel moet worden aangepakt? Is ons idealisme wel compatibel met de verantwoordelijkheden en de gezonde dosis egoïsme die het volwassen leven nu eenmaal meebrengen? Dát zijn de morele vragen waar deze film in essentie om draait.

En wat zijn je antwoorden daarop?

Brühl: De wereld heeft nood aan een diepgaand debat over de geglobaliseerde economie. Ik ben enkele jaren geleden zelf van West- naar Oost-Berlijn verhuisd en ik kan je verzekeren: van economische gelijkheid is er geen sprake. Het westerse kapitalisme mag het Oost-Duitse communisme dan wel overwonnen hebben, maar ten koste van wat? Betekent de implosie van het communisme dat het kapitalisme per definitie het superieure systeem is? Neen toch. Tenslotte kun je met je eigen ogen vaststellen dat slechts een heel klein deel van de wereldbevolking van dat kapitalistische systeem kan profiteren. Het creëert diepe kloven tussen mensen onderling en uit die kloof gulpt heel wat frustratie, vooral bij jongeren die zich buitengesloten voelen. Kijk naar Oost-Duitsland. Daar is het neonazisme aan een sterke opmars bezig omdat jongeren geen werk vinden, niet langer geloven in een mooie toekomst en enkel nog in gratuit extremisme makkelijke oplossingen zien voor hun problemen.

Is het daarom dat je vooral kiest voor geëngageerde rollen?

Brühl: Ik voel me geen rolmodel. En een wereldverbeteraar ben ik al helemaal niet. Maar je ogen sluiten voor die prangende problemen vind ik binnen de huidige context bijna misdadig. Het enige wat je als acteur kunt toevoegen aan dat debat is het opteren voor rollen die mensen tonen dat Duitsland niet langer synoniem staat voor het Wirtschaftswunder, voor rijke steden als Hamburg of München waar iedereen rondtoert in chique Mercedessen. Duitsland is ook Halle of Frankfurt-an-der-Oder, grauwe steden waar de economische crisis de jongste jaren lelijk heeft huisgehouden.

Toch zijn er allicht maar weinig Oost-Duitsers die echt heimwee hebben naar de DDR, zoals in ‘Good Bye Lenin’ wordt gesuggereerd?

Brühl: Dat klopt. Vrijheid is een kostbaar goed waar mensen heel wat opofferingen willen voor maken. Ook economische. De vraag is alleen hoe lang je aan die vrijheidsgedachte kunt blijven vasthouden wanneer er niets meer op te offeren valt? Het Westen brengt in theorie wel vrijheid en schept nieuwe mogelijkheden, maar in de praktijk blijkt dat niet voor iedereen te gelden. Zo blijft het veel makkelijker om als westerling naar het Oosten te trekken dan omgekeerd. Om eerlijk te zijn, voel ik me daar ook persoonlijk wat schuldig over sinds ik zelf naar Oost-Berlijn ben verhuisd. Want welke accenten hoor je in de buurt waar ik momenteel woon? Zowat alle Duitse, behalve het typisch Oost-Berlijnse accent. De bevolking van weleer is er op vijftien jaar tijd bijna volledig verdreven naar de randsteden omdat ze de huurprijzen niet langer konden betalen en omdat het leven in een vrijemarkteconomie nu eenmaal veel duurder is dan in het DDR-regime.

Als je je schuldig voelt, waarom ben je dan naar Oost-Berlijn verhuisd?

Brühl: Omdat het er veel leuker is. Op cultureel gebied valt er heel wat meer te beleven dan in West-Berlijn; dat is echt een oubollig bourgeoisnest geworden. Alle hippe clubs en kunstgaleries liggen tegenwoordig in het oosten. Het was ook een persoonlijke keuze. Al mijn vrienden wonen er.

Maar die zijn niet zo bekend. Kun je er nog gewoon over straat lopen?

Brühl: Ik word inderdaad vaak herkend, maar ik heb gelukkig nog geen bodyguards nodig om de krant op te halen. Ik probeer ook hardnekkig te doen alsof ik gewoon toevallig veel op die kerel uit Good Bye Lenin lijk. Af en toe heeft die truc zelfs succes, maar als ik toch wordt aangeklampt op café tracht ik zo aardig en geduldig mogelijk uit de hoek te komen. Het is ook allemaal relatief nieuw voor me, dus zo gauw geraak ik er heus niet door uit mijn humeur. Het enige wat ik raar vind, is dat heel wat mensen je effectief lijken te verwarren met je personage. Ze herkennen je gezicht, denken je daardoor meteen persoonlijk te kennen en beginnen de meest intieme dingen tegen je te vertellen alsof je al jaren met hen bent bevriend. Ook in het buitenland.

Maar het stoort je niet?

Brühl: Ik ben acteur en dus per definitie ijdel. We worden graag herkend, we staan graag in het middelpunt van de belangstelling. Elke acteur die het tegendeel beweert, staat te acteren. (lacht)

Je lijkt me toch behoorlijk verlegen.

Brühl: Blijkbaar sta ik momenteel dus beroerd te acteren. (lacht) Oké, ik geef toe: wanneer ik met vrienden uitga, blijf ik inderdaad liever discreet op de achtergrond. Maar het is ook mijn imago dat me parten speelt. Meestal vertolk ik sympathieke, verlegen personages zoals in Good Bye Lenin of ook nu weer in The Edukators. Daardoor denken de mensen dat ik ook privé erg aimabel en benaderbaar ben. Hoog tijd dus dat ik eens een echte klootzak speel. En liefst een opvliegende. (lacht)

Maar nu ben je wel nog even dat sympathieke Duitse sekssymbool.

Brühl: Daar is dan toch kennelijk niet veel voor nodig. Vroeger gaven meisjes me zelden of nooit complimenten. Nu ben ik voor sommigen van hen zelfs een soort natte ‘boy next door’-droom. Kun je nagaan wat voor onzin zo’n media- hype wel niet teweegbrengt. Ik zal trouwens hun hart moeten breken, want ik heb al een vaste vriendin: Jessica Schwarz, een actrice die ik op de set van een vorige film heb ontmoet. Ik weet het, het is vreselijk cliché. (lacht)

Waarom was ‘Good Bye Lenin’ zo’n mondiaal succes, terwijl het toch een typisch Duitse problematiek behandelt?

Brühl: Omdat het een goed verhaal was met een universeel herkenbare thematiek. Je hoeft niet in Berlijn of in Duitsland te wonen om te weten wat het betekent om lange tijd van elkaar gescheiden te leven en hoe verwarrend het moet zijn om daarna opnieuw verenigd te worden. Een muur hoeft niet uit steen te zijn. Het kan ook om een mentale muur gaan. Bovendien werd de Oost-West-problematiek nooit eerder op een humoristische manier benaderd. En een goede Duitse komedie – wees gerust, wat dat betreft ken ik onze reputatie in het buitenland – is nu eenmaal erg zeldzaam. (lacht)

‘Good Bye Lenin’ was niet de enige Duitse internationale hit van de jongste jaren. Er was ‘Lola Rennt’, ‘Das Experiment’ en nu ‘Gegen die Wand’. Is de Duitse cinema stilaan uit het dal aan het kruipen?

Brühl: Gelukkig wel, omdat er een nieuwe generatie regisseurs is opgestaan die niet langer heimatdrama’s of zwaarmoedige, van schuld doortrokken films over ons nazi-verleden wil maken. Duitsland heeft veel meer te bieden dan dat. Het was hoog tijd dat we die zwarte pagina uit ons geschiedenisboek omsloegen. Deze generatie filmmakers voelt zich niet langer gecomplexeerd door haar verleden, durft ook actuele thema’s te tackelen en heeft een frisse kijk op de hele filmindustrie. Daarom wil ik voorlopig ook absoluut in Duitsland blijven werken. Er is stilaan iets boeiends aan het groeien en daarbij wil ik graag op de eerste rij staan.

Je voelt jezelf geen rolmodel, maar met films als ‘Good Bye Lenin’ of ‘The Edukators’ dwing je jezelf toch een beetje in die rol?

Brühl: Ik ontken niet dat ik sympathie heb voor de ideeën van die personages. Maar ik heb in geen geval de moed om bij mensen in te breken of anderen op hun morele verantwoordelijkheden te wijzen. Dat zou buitengewoon hypocriet van me zijn. Ik besef dat ik zelf als acteur een rol speel binnen dat kapitalistische systeem. I’m in the same game. Alleen hoop ik dat ik me nooit tot de excessen van bepaalde topmanagers zal laten verleiden.

Dus eigenlijk ben je helemaal geen rebel?

Brühl: Kapitalistisch geïndoctrineerd als ik ben, besef ik dat het voor mijn carrière erg slim zou zijn om te zeggen dat ik nog in kraakpanden heb gewoond en tijdens andersglobalistische betogingen ben gearresteerd. Maar daarvoor ben ik veel te braaf. Ik heb nog lang haar gehad, ik speelde vroeger in punkgroepjes, ik pende ridicule songteksten neer waarvan ik dacht dat ze revoluties zouden ontketenen. Maar daar houdt mijn rebellie zo ongeveer mee op. Dus waarom liegen. Want wat als mijn ouders dit interview straks lezen? (lacht)

Over je ouders gesproken. Uit welk milieu ben je afkomstig?

Brühl: Uit de middenklasse. Eigenlijk moet ik toegeven dat ik enkel vette jaren heb gekend. (lacht) Mijn vader is een succesvolle tv-producer uit Keulen. Niet dat ik daarom acteur geworden ben, want mijn vader heeft me altijd voor acteurs gewaarschuwd. Ze zijn ijdel, arrogant en in de regel werkloos, zo luidde zijn credo. Mijn moeder is Catalaanse. Maar dat is een compatibel volk. Zowel Duitsers als Catalanen zijn van nature hovaardig en denken enkel aan geld.

Een boeiende mix. Voor wie supporter je dan tijdens Spanje-Duitsland?

Brühl: Voor Spanje natuurlijk. Ken jij een rechtgeaarde voetballiefhebber die voor Duitsland supportert?

Je spreekt Duits én Spaans, en ook nog vloeiend Engels. Dat moet ooit wel uitmonden in Hollywood.

Brühl: Voorlopig blijf ik mijn heimat trouw. Maar als er goede aanbiedingen komen uit het buitenland wil ik daar best op ingaan. Ik begin trouwens aan de opnamen van een Franse film en vorig jaar had ik een bijrol in een Engels drama met Judy Dench. Daarin speelde ik een Poolse schipbreukeling die door haar wordt verzorgd. En daaruit ontstaat toch wel een romance! Voor zulke rollen wil ik best naar Hollywood trekken: rollen waarin ik liefdesscènes mag spelen met een fenomenale actrice die een stuk ouder is dan mijn moeder. (lacht)

‘The Edukators’ kreeg goede kritieken in Cannes en bleek er ook een publieksfavoriet te zijn.

Brühl: Pijnlijk ironisch toch? De film houdt een pleidooi voor meer solidariteit en bekritiseert net de overdadige weelde en luxezucht van de bourgeoisie. En uitgerekend waar wordt de film op luid applaus onthaald? In Cannes, het meest mondaine filmfestival ter wereld waar geld aan de lopende band wordt verkwist en waar je van het ene decadente feestje naar het andere wordt gesleept. Maar dat bedoel ik net met die noodzaak tot compromissen sluiten. Cannes biedt je ook meteen een mondiaal forum om je film te promoten, hem internationaal verdeeld te krijgen en je boodschap dus overal te verspreiden. Ziedaar de tactiek van de hedendaagse revolutionair: hip staan wezen op glamourparty’s, braaf glimlachen naar de fotografen maar ondertussen wel, met een fluit champagne in de hand, het systeem van binnenuit aanvallen. (lacht)

Dus toch een beetje een rebel?

Brühl: Ik voel me niet op mijn gemak tussen al die bobo’s. En buitensporige luxe is niet aan mij besteed. Ik woon nog altijd in een bescheiden flatje in Berlijn en tijdens het weekend hang ik het liefst rond in rokerige rockclubs. Dat is mijn natuurlijke habitat, niet die suffe keten waar al die zelfverklaarde mediavedetten zich tegenwoordig gewillig laten fotograferen. Loungebars of discotheken? Vreselijk. De fik erin!

Rock-‘n-roll, baby.

Brühl: Too damn right. (lacht) Ik ben onlangs zelfs opnieuw begonnen met een eigen punkrockbandje. Niet met professionele ambities, want daarvoor klinkt mijn stem te veel als die van Alvin Chipmunk, maar gewoon om lekker te rammen, de energie door je lijf te laten stromen en intens te genieten van het lawaai. Weet je waarom Good Bye Lenin of The Edukators succesvolle films zijn? Omdat ze durven dwarsliggen. Veel mensen zijn die afgelikte, platcommerciële en netjes op doelgroepen mikkende bullshit beu. Of het nu gaat om film, muziek of eender wat: wat de wereld momenteel nodig heeft, is een stevige portie punk.

Anarchie in die Heimat!

Door Dave Mestdach FOTO PIET GOETHALS

‘Ik ben acteur en dus per definitie ijdel.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content