Zijn vadercomplex en drugsverslaving heeft Rufus Wainwright overwonnen, zijn megalomane trekjes duidelijk niet. Wie de zelfverklaarde ‘Gay Messiah’ volgende week in het Koninklijk Circus aan het werk wil zien, mag zijn gezicht nú al in een devote plooi beginnen leggen. ‘Ik wil bewonderd, verafgood en aanbeden worden.’

Bescheidenheid siert de mens’: het is een tegeltje dat niet bij Rufus Wainwright aan de muur hangt. De 34-jarige zoon van de Amerikaanse singer-songwriter Loudon Wainwright III en de Canadese folkzangeres Kate McGarrigle is een op het arrogante af zelfverzekerde, egocentrische en vreselijk zelfingenomen narcist. Hij lacht onwelvoeglijk luid om zijn eigen grappen, kondigt een persoonlijke anekdote zonder verpinken aan als ‘a famous story’ en raakt zichtbaar geïrriteerd als het tijdens ons gesprek eens langer dan vijf minuten niet over Hem gaat. Kortom: geen onderwerp waar Rufus Wainwright zo graag over praat als Rufus Wainwright. En toch is die pathologische attention whore zo innemend en charmant dat hij zelfs Paul D’Hoore nog aandelen van Lernout & Hauspie zou kunnen aansmeren.

Glad to be gay

Het cliché wil dat alleen nichten en potten naar de muziek van Rufus Wainwright luisteren. De aanblik van een volgelopen Millennium Centre in Cardiff lijkt dat alvast niet tegen te spreken. Naast de onvermijdelijke culturo’s treffen we er hele en halve manwijven aan, dragqueens – of hoe noem je overdadig gemaquilleerde mannen op centimeters hoge naaldhakken? – en iets minder excentriek uitgedoste beoefenaars der herenliefde. Wanneer we na het concert met zo’n exemplaar een gesprek aanknopen, worden we prompt opgevrijd door zijn extatisch kirrende vriendje, die maar al te graag wil weten in welk hotel Wainwright die nacht zijn ‘snoezige snoetje’ te slapen legt. Wij lossen uiteraard niks.

Rufus Wainwright: Ik heb er geen probleem mee als een gay artist beschouwd te worden. Integendeel! Net als mijn homovrienden in New York, zoals Jake Shears van Scissor Sisters en Antony Hegarty van Antony & The Johnsons, probeer ik mijn geaardheid zelfs in de verf te zetten. Antony en ik zijn niet bepaald top 30-artiesten, maar we vormen toch een almaar groter wordend Island of Gay.

En toch heb ik een heel uiteenlopend publiek, hoor. Hier in Engeland trek ik bijvoorbeeld vooral vrouwen van middelbare leeftijd aan: van die bemoederende types die me nog het liefst van al op schoot zouden willen nemen en me de borst geven terwijl ze met hun vingers door mijn haar gaan (lacht). In Frankrijk heb ik dan weer een heel intellectueel publiek, terwijl in Spanje veel tieners en adolescenten naar mijn optredens komen. Alleen zwarten lijken de weg naar mijn optredens maar niet te vinden. Dat vind ik wel jammer.

Jouw fans krijgen tijdens deze tournee overigens de kans om op het podium een nummertje te komen meezingen. Daarvoor moeten ze zich wel eerst opgeven door een videoauditie te posten op YouTube, wat vaak hilarische resultaten oplevert.

Wainwright: Zeg dat wel. Aanvankelijk was het nochtans mijn bedoeling om voor elk optreden een celebrity te laten aanrukken voor een duet. Dat leek me een subtiele truc om iedere avond een knappe acteur te kunnen uitnodigen. Zo heb ik toch maar mooi Jake Gyllenhaal gestrikt! (lacht) Ook Jennifer Saunders en Siân Phillips zijn een keer langsgekomen. Alleen werd het al snel duidelijk dat we dat concept geen volledige tournee konden volhouden, omdat er niet overal een lokale bekendheid op te trommelen valt. Zeker niet als je in een boerengat als Cardiff speelt. Hoewel, een duet met Shirley Bassey lijkt me wel wat.

Keur jij die videoaudities eigenlijk zélf?

Wainwright: Soms, maar om eerlijk te zijn: zo heel veel respons komt er eigenlijk niet op. En als er zich maar één iemand heeft opgegeven, wat vaak gebeurt, dan is de keuze snel gemaakt natuurlijk. Af en toe is er zelfs helemaal niémand om dat duet te doen.

Trekt zo’n aanbod niet vooral allerlei weirdo’s aan?

Wainwright: Maar dat is de bedoeling. I love weirdos! In Schotland hadden we zo’n rare vogel: een meisje dat zich naakt in een Schotse vlag had gewikkeld en haar tekst recht in mijn gezicht kwam schreeuwen, alsof er helemaal geen publiek was. Ze ging zo wild tekeer dat ik haar speekseldruppels in mijn gezicht voelde spatten. Ik wist niet goed of ik het leuk moest vinden of beangstigend.

Ben je nog altijd samen met Jörn Weisbrodt, de Duitse theaterregisseur die je hebt leren kennen tijdens de opnames van je laatste plaat in Berlijn?

Wainwright: Ja, hoor. Eerlijk gezegd sta ik er zelf een beetje van te kijken, want twee jaar geleden achtte ik mezelf niet eens rijp voor een langdurige relatie. Maar Jörn is dan ook een superlieve gast, een anatomisch mirakel en een beest in bed. Zo’n wonder der natuur laat ik niet zomaar van tussen mijn benen glippen! (schaterlacht)

Hebben jullie vóór deze tournee afspraken gemaakt over wederzijdse trouw?

Wainwright:That’s none of your fucking business. Het is lastig natuurlijk, elkaar zo lang moeten missen. Al denk ik dat deze toer vooral hem heel zwaar valt. Ik ben voortdurend onderweg en word omringd door fijne mensen, terwijl hij elke avond alleen thuiskomt en daar een leeg bed aantreft. Althans, dat hóóp ik toch.

De schuld van de Duitsers

‘Release The Stars’ zou aanvankelijk geen bombastische plaat worden, maar is – alweer – op een wagneriaans treurspel uitgedraaid. Wat is er misgelopen?

Wainwright: Om het eens met een Amerikaans cliché te zeggen: blame Germany. Nee, écht! Toen ik naar Duitsland trok, had ik het plan om een elektroclashplaat te maken, een underground thing in de stijl van Peaches en Chicks On Speed. Maar ik werd daar in Berlijn overspoeld door de muziek van Kurt Weill, de nog steeds tastbare nalatenschap van Frederik De Grote en de communist chique die daar nog altijd hangt. Ik ben bij wijze van spreken recht in de armen van het Berliner Philharmoniker gelopen.

In ‘Nobody’s Off The Hook’ heb je het over een kerel die optrekt met een homofiele kapper en zich plots in de aandacht van gewillige vrouwen mag verheugen. Da’s wel een érg oude truc: hetero’s die in de vriendenkring van homo’s vrouwen versieren.

Wainwright: Ja, héél herkenbaar. Maar voor de duidelijkheid: dat nummer gaat over Teddy Thompson (zoon van Richard Thompson; nvdr. ). Ik heb ‘m leren kennen in LA, toen hij nog een malcontente, gefrustreerde tiener was. Via via heb ik hem aan een baantje bij een kapper geholpen en sindsdien is hij helemaal opengebloeid, echt een complete make-over. Plots werd hij een zelfverzekerde, dynamische en supersexy gast die de vrouwen in dat kapsalon van zich af moest slaan. Dat hij nu is uitgegroeid tot een sekssymbool, heeft hij dus eigenlijk aan mij te danken (lacht).

Maar om terug te komen op je vraag: het is algemeen geweten dat homo’s veel vriendinnen hebben en heel wat van mijn kennissen zijn dan ook stikjaloers op mijn vriendenkring. Ik ga geen namen noemen, maar er zijn bekende hetero’s die met mij omgaan in de hoop een van mijn vriendinnen binnen te doen. Aandoenlijk, eigenlijk.

Over homo-iconen gesproken: wat vind je zo fascinerend aan Judy Garland, wier befaamde Carnegie Hallconcert uit ’61 je recent nog integraal hernomen hebt?

Wainwright: Ze straalt een soort seksualiteit uit die het fysieke overstijgt. Ze moet het niet hebben van haar lekkere tieten, van haar voluptueuze lippen of van een schattig smoeltje waar iedere vent zijn kruis tegenaan wil schurken. Nee, er straalt een aura van haar af waardoor je onmogelijk je ogen van haar kunt afhouden.

Jaloers op Jeff

Je kijkt niet op een ambitieus project meer of minder. Na die heropvoering in Carnegie Hall ben je in opdracht van de New York Met zelfs aan een opera beginnen te schrijven, die ook nog eens ‘Prima Donna’ heet. Last van megalomane trekjes?

Wainwright: Absoluut! Om je aan opera te wagen moét je megalomaan zijn, want het genre is op zichzelf al bigger than life. Alle andere muziek verbleekt er gewoon bij. Pop, rock, soul, alles wat je op de radio hoort: in vergelijking met het theatrale en het grootse van opera wordt het allemaal ontzettend nietig en onbelangrijk.

Maar de waarheid is dat ik projecten als Judy! en Prima Donna ook gewoon nodig heb om rond te komen. Kijk, ik beschouw mezelf wel als een schrijver van toegankelijke muziek, maar niet als een popartiest. Ook al is mijn muziek relatief mainstream, ik blijf bewust uit het vaarwater van MTV en commerciële radiozenders. En aangezien ik buiten die lucratieve markt opereer, moet ik mijn inkomsten elders halen. Daarom kies ik in overleg met mijn manager en platenfirma voor projecten die tegelijk mijn creatieve honger stillen én mijn bankrekening spijzen.

Oké, maar je gaat toch niet ontkennen dat je óók – en misschien wel vooral – een popster wil zijn?

Wainwright: Nee, dat ga ik zeker niet ontkennen. Ik wil de grootste popster ter wereld worden, maar niet ten koste van mijn integriteit. Ik wil dat mensen me bewonderen, verafgoden en aanbidden, ik wil de hunkerende blik in hun ogen zien als ik op het podium sta en ik wil ze zien smachten naar mijn goddelijke lichaam. Maar bovenal streef ik toch naar artistieke bevrediging. En met die heropvoering van dat concert van Judy Garland wil ik respect en waardering afdwingen voor mijn allergrootste gave: mijn zangtalent. Ik vind dat ik als mainstreamartiest te weinig waardering krijg voor mijn stem. Recensenten blijken die altijd raar of overdreven nasaal te vinden en noemen het een obstakel om van mijn muziek te kunnen genieten.

Eerlijk gezegd stelt jouw zangstijl mijn zenuwen ook wel eens op de proef.

Wainwright: Vind je me geen goeie zanger dan?

Integendeel, maar je hebt geen makkelijke stem.

Wainwright: Dat hoor ik wel vaker en ik wil er zelfs begrip voor opbrengen, maar daarom vind ik die kritiek nog niet terecht. Eerlijk gezegd ben ik de commentaar op mijn stem een beetje moe. Ik vind mezelf een genie en ik eis respect.

Waar komt die bevestigingsdrang vandaan, denk je?

Wainwright: Het zal wel een soort compensatie zijn voor mijn getroebleerde jeugd, neem ik aan. Ik was een buitenbeentje, waardoor ik me als kind emotioneel nogal labiel gedroeg en dus niet bepaald geliefd was bij mijn leeftijdsgenootjes. Ik was niet meteen de populaire jongen die de voetbalploeg van de school aanvoerde, als je begrijpt wat ik bedoel. Hoewel dat samen douchen me nochtans heel erg aansprak (lacht). Al heel vroeg voelde ik aan dat ik anders was dan mijn klasgenoten. Ik scharrelde niet met meisjes in het steegje naast de school…

Heb je zelfs dát nooit gedaan?

Wainwright: Later wel, natuurlijk. Uit nieuwsgierigheid en seksuele gulzigheid. Maar in mijn tienerjaren zag ik er het nut niet van in, want ik wist dat ik homo was. Op mijn dertiende hing ik al rond in homobars, met als resultaat dat ik in al mijn naïviteit zelfs een keer werd meegelokt naar een park en brutaal verkracht werd. Enfin, dat zijn allemaal ervaringen die ik als artiest misschien wil compenseren. Dát of ik heb gewoon een groot ego. (lacht)

Ben je daarom ook zo vatbaar voor jaloezie? In de hoesnota’s van ‘So Real’, een recente verzamelaar met werk van Jeff Buckley, gaf je toe dat je hem jaren hebt gehaat.

Wainwright: Ik ben in mijn leven al op heel veel mensen jaloers geweest. Op Antony bijvoorbeeld, omdat hij behalve een geweldige stem ook een heel innemende persoonlijkheid heeft. Mij vinden ze óf goddelijk óf afschrikwekkend, maar hem vinden ze altijd charmant. Jake Shears van Scissor Sisters heb ik ook een tijdje benijd. Een paar jaar geleden was hij nog gewoon een gast waarmee ik af en toe in bed dook. Op een dag liet hij me wat demo’s horen voor de debuutplaat van Scissor Sisters. Ik zei: ‘Heel fijn allemaal, maar wees niet verbaasd als ze je pas na twee of drie platen zien staan.’ Verkoopt die hufter toch wel meteen anderhalf miljoen stuks van die plaat zeker! Ik kon ‘m wel vermoorden.

Maar ik ben wellicht nooit zo jaloers geweest als op Jeff. Vooral dan op zijn stem: een wilde, verrukkelijke en heel androgyne falset. Van een buitenaardse schoonheid.

Op die bekentenis in die hoesnota’s volgde deze zin: ‘Ik ben van hem beginnen te houden toen ik fysiek met hem in contact kwam.’ Moet ik daaruit opmaken dat jij en Buckley…

Wainwright: (schatert)Wat denk je? Dát zou nog eens wat zijn, hé! Nee, ik heb nooit seks met ‘m gehad. Dat nummer dat ik over Jeff geschreven heb, Memphis Skyline, is ook maar een homo-erotische fantasie van me.

Met dank aan Elton

Jaloezie is ook een van de redenen waarom je jarenlang in onmin hebt geleefd met je vader, de singer-songwriter Loudon Wainwright III. Ik heb gehoord dat jullie de vete intussen hebben bijgelegd. Vanwaar die plotse verzoening?

Wainwright: Mijn vader is niet meer van de jongsten en ik zou het mezelf nooit vergeven mocht hij morgen doodvallen zonder dat ik hem heb gezegd hoe graag ik hem zie. We hebben een turbulente relatie achter de rug, hebben elkaar jarenlang het licht in elkaars ogen niet gegund. Ik heb lang gevonden dat hij geen goede vader voor me was, maar nu accepteer ik hem zoals hij is: een moeilijke, maar alles bij elkaar mooie mens.

De tijd was rijp voor verzoening. Ik was erin geslaagd af te kicken van de drugs en wilde dus met een propere lei beginnen. Om echt te breken met dat woelige verleden, moest ik me dus verzoenen met mijn familie, eerst met mijn zus Martha en daarna met mijn vader.

Hoe kijk je nu terug op die drugsverslaving? Wortelde die ook in je moeilijke jeugd?

Wainwright: Ik was in ieder geval mezelf niet in die periode. Ik wist nog net dat ik een muzikant was, maar verder was ik alle voeling met de mens Rufus Wainwright kwijt. Ik ben Elton John nog altijd ongelooflijk dankbaar voor zijn hulp. Hij heeft me kunnen overtuigen om in rehab te gaan. Een kans die veel mensen helaas niet krijgen, zeker niet in het huidige Amerika, waar de gezondheidszorg niks voorstelt. Integendeel, drugsverslaafden verdwijnen er en masse in de gevangenis, sommigen zelfs levenslang. Ik ben er dus heel goed afgekomen.

Ben je nu helemaal clean?

Wainwright: Ja, maar de vraag is: hoe lang nog? I still like to push the envelope. Ik word nog altijd aangetrokken door mijn duistere kant. Het liefst van al wil ik leven in een decadente chaos van geneugten en in mijn hoofd woedt dan ook een onophoudelijke strijd tussen mijn engel en mijn duivel. Voorlopig hou ik me koest, maar ik weet dat ik heel makkelijk weer kan verglijden in slechte gewoonten. Dat besef ik heel goed.

Door Vincent Byloo

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content