Jawel, elektronische muziek kan warm en emotioneel zijn. De jongste worp van Styrofoam grossiert in sferen. Voor de Antwerpenaar, al drie jaar een belofte, nadert de grote doorbraak.

i’m what’s there to show that something’s missing

Uit op 7/4 (Morr Music/Lowlands) In concert: op 23/5 in CC Nijdrop, Opwijk.

Geen sant in eigen land: ’t is een oubollige uitdrukking, maar ze gaat wel op voor de Belgische elektronica. Drie jaar geleden al concerteerde Arne Van Petegem alias Styrofoam in de Knitting Factory in New York, maar nog altijd is hij in eigen land een nobele onbekende. Zelfs een kortstondige maar heftige relatie met Laïs op De Nachten bracht daar geen verandering in. Zijn nieuwe album I’m What’s There To Show That Something’s Missing zou een kentering kunnen zijn: de plaat heeft in elk geval het potentieel om een groter publiek aan te spreken. Het wordt in elk geval tijd.

Van Petegem laat op I’m What’s There To Show That Something’s Missing digitale en akoestische klanken tegen elkaar op botsen. Het is laagjesmuziek met multi-color-texturen die je niet onberoerd laten. De plaat zalft en verheft, en schakelt zich moeiteloos in in de nieuwste tendens, indietronics: het is een synthese tussen de gevoelige gitaarpop van eind jaren ’80 – denk aan Slowdive, Codeine en My Bloody Valentine – en de productionele mogelijkheden die het digitale tijdperk biedt.

De vorige keer dat ik Van Petegem ontmoette, was de muzikant net ‘met vaderschapsverlof’. Omdat Arne eerstdaags met The Notwist op tournee moet naar de VS, wil hij zoveel mogelijk genieten van de dagen die hij samen met zijn intussen tweejarig zoontje nog kan doorbrengen. Daarom spreken we bij hem thuis in Antwerpen af. Het wordt een geanimeerd gesprek, vooral omdat zoonlief álles doet om onze aandacht te trekken.

Terwijl je op je vorige platen je stem handig camoufleerde, heeft ze op dit album een prominente plaats gekregen. Heeft je zelfvertrouwen een boost gekregen?

Arne Van Petegem: Ik ben een tijdlang zanger geweest in allerhande gitaargroepen. Helemaal vooraan staan en alle focus op je krijgen: op een bepaald moment had ik daar geen zin meer in. Nu wil ik weer loskomen van het etiket elektronica-artiest. Ik wil mezelf geen identiteit meer opleggen.

Je bent opnieuw live beginnen zingen tijdens de recente tournee met Lali Puna door de VS. Het verhaal wil dat dat onder zachte dwang van je collega’s is gegaan. Wat moet ik me daarbij voorstellen?

Van Petegem: ( lacht) Niet meer dan dat ze een microfoonstandaard voor mijn neus hebben gezet. Tot dan toe speelde ik mijn zangpartijen van mijn laptop af. Het idee elektronische backing tracks te laten lopen en daarover te zingen, kon ik niet bevatten: ik vreesde dat ik me niet genoeg op de geluidsmanipulatie zou kunnen concentreren, en ik zag voortdurend doembeelden van een karaokeact op me afkomen. Op tournee werd ik voortdurend gejend om het toch te proberen, en op een dag stond die microfoon daar op het podium klaar. Ik heb het dan maar geprobeerd. In het begin voelde ik me wat onwennig, maar hoe langer de tournee duurde hoe zelfzekerder ik werd. Je krijgt op die manier ook makkelijker een connectie met het publiek. Je spreekt de mensen letterlijk aan, hé.

Live staan elektronica-artiesten vaak voor problemen: volgens de critici zit er weinig entertainment in een muzikant die achter een laptop staat. Hoe ga jij daarmee om?

Van Petegem: Toen ik mijn zang nog uit de computer liet komen, vonden sommige mensen dat inderdaad heel vreemd. Nu ik live zing, is het toch anders. Valerie Trebeljahr, de vocaliste van Lali Puna, vertelde me dat ze het best grappig vindt om me achter het scherm te zien zingen. Ze noemde me een futuristische folkzanger: een die zijn gitaar voor een powerbook heeft ingeruild.

Blijf je, met deze plaat onder de arm, solo op het podium staan?

Van Petegem: Ik heb vergevorderde plannen om met een livegroep te werken; ik ben volop muzikanten bij elkaar aan het zoeken. Ik hoop in juni te kunnen repeteren, zodat we misschien wat zomerfestivals kunnen meepikken en in het najaar door Europa kunnen toeren.

Met The Notwist en Lali Puna zit je duidelijk op dezelfde golflengte. Hoe komt dat?

Van Petegem: We hebben zowel onze muzikale achtergrond als onze muzikale evolutie gemeen. Twintig jaar geleden luisterden we naar dezelfde platen en ook nu grijpen we naar dezelfde muziek. Dan is het onvermijdelijk dat je tot een overeenkomstige aanpak en mentaliteit komt. We combineren tijdloze popmuziek met moderne productietechnieken.

Van de elektronische muziek pik ik vooral de geluiden op. De impact van die elektronica vind ik echter zelden zo sterk als die van popmuziek. Van al die Autechre-imitaties raak ik niet echt opgewonden, hoe goed die platen sonisch ook in elkaar steken.

Dat jij en andere artiesten op het ‘Morr Music’-label zich weer op gitaren en songs storten: is dat een reactie op de elektronische platen die de laatste jaren té abstract en experimenteel werden?

Van Petegem: Iedereen moet een leerproces door: wie een tijdje in het abstracte heeft zitten experimenteren, gaat daar vroeg of laat elementen van gebruiken in toegankelijker muziek. Ik vind het boeiend om het abstracte en het melodieuze tegen elkaar uit te spelen. Ik word nu het meest aangesproken op het akoestische en poppy karakter van de nieuwe plaat, terwijl de digitale klankbewerking op dit album óók veel extremer is dan op de vorige. Voor ik aan de plaat begon te sleutelen, ben ik héél lang bezig geweest met het zoeken naar bepaalde klanken en sferen. In september van vorig jaar kreeg ik plots een eureka-gevoel. Ik had mijn weg gevonden. Ik werkte snel de ruwe versies van de songs af en nam die mee op tournee, zodat ik onderweg aan de teksten kon schaven en ik in december, eens terug thuis, de boel kon afronden. Tussen kerst en nieuwjaar was ik alleen thuis; mijn vrouw verbleef in het buitenland. De 25e december ben ik gestart met de opnames, de 2e januari was de cd klaar. Op oudejaarsavond heb ik tot twee uur ’s nachts songs zitten afwerken. Ik heb enkel in de verte het vuurwerk gehoord dat het nieuwe jaar inluidde. ( lacht)

Uit de plaat spreekt niet enkel muzikaal, maar ook thematisch een hang naar meer menselijkheid.

Van Petegem: Dat is een mooie theorie. Ik heb er zelf nooit zo over gedacht. Dit is ook nieuw voor mij: nu ik een album uitbreng met prominente teksten peilen de mensen plots naar de thematiek. Maar ik meen het: ik kan zelf moeilijk de inhoud duiden. Het belangrijkste was dat de muzikale sfeer, waar ik zo hard aan geboetseerd had, ook in de teksten gereflecteerd zou worden. Ik wil de luisteraar geen duidelijk afgesloten kader aanbieden waarbinnen hij het moet zoeken.

Hoe komen de teksten dan tot stand? Zijn de vaak intrigerende titels het vertrekpunt?

Van Petegem: Eerder het eindpunt. De teksten groeien parallel met de muziek. Ik zing van in een vroeg stadium spontaan woorden mee en stilaan krijgen die losse flarden tekst vastere vorm. Ik heb een tijdlang met een notitieboekje rondgelopen, waarin ik mijn diepste zielenroerselen meteen neerkribbelde van zodra ze in me opkwamen. Het werkte niet op die manier: alles kwam veel te gekunsteld over. En de titels? Die werden meestal aangereikt door de songtekst. Voor twee nummers heb ik mijn favoriete methode gebruikt: een boek openslaan op een willekeurige pagina en naar een regel speuren die als songtitel past.

Je zoekt wel vaker je toevlucht tot boeken. Het album ‘The Point Misser’ was geïnspireerd op ‘The Sea Came In At Dawn’ van Steve Erickson.

Van Petegem: Dat is zo’n boek dat je vanaf de eerste zin meesleurt en onderdompelt in een sterke sfeer, die niet makkelijk te omschrijven valt. Bij sommige films heb je dat ook. Magnolia bijvoorbeeld. Vanaf de eerste seconde word je gepakt. De inhoud doet er dan eigenlijk niet meer toe. Ik moet toegeven dat ik gigantisch veel films bekijk. Uiteraard luister ik ook veel naar muziek. Gevolg is wel dat ik nog moeilijk de vinger kan leggen op het soort platen en films dat mij beïnvloedt. Ik verslind zovéél dat alles vroeg of laat zijn weg vindt naar wat ik doe. In de periode dat ik dit album maakte, legde ik vaak hiphop op. Iemand anders merkt dat misschien niet op, maar voor mij zit die invloed er echt wel in. Voor de rest blijf ik een grote indiepop-fan. De zanglijnen zijn daarop geënt.

Je vertrekt weer naar de VS. Het is ondertussen al drie jaar geleden dat je voor het eerst in de Knitting Factory Club in New York werd uitgenodigd. Was je toen verrast?

Van Petegem: Natuurlijk! Het was ronduit surrealistisch. Stel je voor: ik had pas mijn eerste plaat en ik was nog nergens anders geboekt geweest! Ik was ontzettend zenuwachtig en ik zat nog met een enorme jetlag in mijn lijf. Nu drie jaar later heb ik er al een aantal Amerikaanse avonturen opzitten, maar ik vind het nog altijd schitterend om ernaartoe te kunnen: het blijft spannend. Ik ben wel rustiger, minder opgewonden. De eerste tournees waren fysiek heel slopend, nu slaag ik erin om tijdens de lange busritten de knop om te draaien.

Desondanks ben je nog altijd geen fulltimemuzikant geworden.

Van Petegem: Neen, ik heb nog een boeiende job naast mijn muzikantenbestaan. Ik werk in een studio annex jeugdcentrum in Borgerhout, gefinancierd door de stad Antwerpen. We organiseren er demosessies met jonge muzikanten die in de weer zijn met elektronica en sampling. Ik heb gelukkig een goeie verstandhouding met mijn werkgever. We slagen erin goede afspraken te maken.

Je beweerde een tijd geleden dat je het niet zou zien zitten om in een groep als Zita Swoon te spelen, waarin enorm veel geïnvesteerd werd. ‘Dat is muziek maken met een betonblok boven je hoofd’, zei je. Zita Swoon zit intussen zonder contract. Heeft de elektronische sien minder last van de crisis in de muzieksector?

Van Petegem: Mijn platenbaas, Thomas Morr (de drijvende kracht achter het hippe elektronicalabel Morr Music, nvdr.), zat onlangs in een panelgesprek met een aantal collega’s van andere elektronicalabels. Toen de crisis ter sprake kwam, hadden ze allemaal dezelfde ironische reactie: ‘Welke crisis?’ Blijkbaar is de depressie in onze scene minder voelbaar. Het klinkt misschien naïef, maar elektronicalabels zijn nog echt van muziekliefhebbers voor muziekliefhebbers. Natuurlijk zijn er maatschappijen die wel getroffen worden. Een pak independents wordt op een amateuristische en kneuterige manier gerund. Als een crisis de kop opsteekt, zijn dat de eerste die vallen. Maar de kleine labels die hun zaakjes goed voor mekaar hebben, kunnen enkel lachen met de baisse van de majors. ‘Waarom hebben wij dit zien aankomen en jullie niet?’, is in elektronicakringen een veelgestelde vraag. De grote platenfirma’s hebben te lang een struisvogelpolitiek gevoerd en moeten nu puin ruimen. De eerste schoonmaakoperatie is blijkbaar: alle lokale groepen buitensmijten. Het zegt veel over de visie van de majors. Een firma als Warner International beschouwt het tekenen van Belgische groepen als een gunst. Als puntje bij paaltje komt, draait het er uiteindelijk toch om zoveel mogelijk Alanis Morissette- shit te verkopen.

Hear! Hear! Bravo!

Door Peter Van Dyck. Foto Guy Kokken.

‘De impact van elektronica is zelden zo sterk als die van popmuziek. Van al die Autechre-imitaties raak ik niet opgewonden, hoe goed die platen ook in elkaar steken.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content