Ook tieneridolen worden groot, en in het geval van Robert Pattinson worden ze zowaar acteur. ‘R-Patz’ over zijn nieuwe film Life, de erfenis van James Dean, zijn imago en o ja: dat ding dat Twilight heet.

Sinds Robert Pattinson zich van zijn meest romantische – en bleke – kant toonde als glamourvampier Edward Cullan in de Twilight-reeks, heeft hij miljoenen fans die helemaal robsessed zijn. Wat hij sindsdien ook heeft, is een beroemde ex – Twilight-tegenspeelster Kristen Stewart – én een beroemde verloofde – popdiva FKA Twigs. Maar wat ‘R-Patz’ op zijn 29e écht wil, toch als je er zijn recente, uitsluitend uit indies opgetrokken filmografie op naslaat, is au sérieux genomen worden als acteur. Vele andere jonge acteurs zijn er namelijk niet die naast naam, faam, geld, een wassen beeld in Madame Tussauds, een postercampagne voor Dior en de titel van sexiest man alive ook rollen in dwarse auteursfilms van David Cronenberg (Cosmopolis en Maps to the Stars), David Michôd (The Rover) en Werner Herzog (Queen of the Desert) op hun cv hebben staan. Alleen al daarom is het interessant om te zien hoe Pattinson, alsof hij zijn wufte Twilight-imago in de nek wil bijten, in zijn nieuwe film Life – de vierde langspeler van regisseur, fotograaf en treurwilg Anton Corbijn – in de huid van de man achter de camera kruipt. In dat biografische dubbelportret incarneert de naar LA uitgeweken Londenaar Dennis Stock, de Amerikaanse Magnum-fotograaf die in 1955 in opdracht van LifeMagazine met James Dean (vertolkt door Dane DeHaan) door Amerika trok. On the road ontstond tussen de twee een vriendschapsband en maakte Stock enkele van de meest iconische beelden van de acteur, foto’s die mee de mythe van Dean als eeuwige rebel without a cause annex tieneridool tegen wil en dank creëerden.

‘Ik begreep meteen waarom Anton wilde dat ik Dennis Stock speelde en niet James Dean’, legt Pattinson zijn verrassende maar slimme keuze uit. ‘Men zou onmiddellijk de vergelijking tussen ons hebben gemaakt. Maar ik lijk in niks op Dean, niet qua looks en niet als acteur. Ik ben ook niet op mijn 24e gestorven. Gelukkig maar! Het enige wat we met elkaar gemeen hebben, is dat we allebei beroemd zijn. Dean heeft zijn roem verdiend door de mensen die naar hem opkeken en hem om levensadvies vroegen, door zijn films, door de foto’s van Dennis Stock, door zijn persoonlijkheid en mysterie. Mijn faam heb ik te danken aan de mensen die fan waren van de Twilight-boeken en aan het feit dat die me accepteerden als het gezicht van een van hun favoriete personages. Niemand vraagt me hoe ze hun leven moeten leiden, laat staan dat ik het uithangbord van een generatie ben. Alleen al de gedachte bezorgt me koude rillingen. Dat is een druk die niemand kan dragen. Dean kon zijn privéleven ook uit de media houden, omdat hij in een andere tijd leefde. In de fifties waren er geen iPhones en Instagram. Mensen kenden hem alleen van films en foto’s en dus hing er een waas van mysterie rond hem, al was men toen minstens zo tuk op roddels en tabloidnieuws als nu. Paparazzo zijn is waarschijnlijk het oudste beroep ter wereld. (lacht)

Voor Dean was de roem een grote last om te dragen. Hoe ga jij ermee om?

PATTINSON: Het gaat me veel makkelijker af dan in het begin. Toen ik doorbrak met Harry Potter and the Goblet of Fire(Pattinson speelde Cedric Diggory, een bijrol, nvdr) werd ik op straat wel herkend of om een handtekening gevraagd, maar na Twilight werd het een gekkenhuis. Mensen werden gewoon hysterisch. Ik kon het huis niet uit zonder dat ik gillende fans of paparazzi achter me aan kreeg. Twee jaar lang heb ik het daar heel erg lastig mee gehad en zat ik vaak in een dip. Meermaals voelde ik me compleet verloren, afgesloten van alles en iedereen. Omdat ik de gewone, alledaagse dingen miste. Wandelen in het park, een glas drinken met vrienden, zulke zaken. Maar na zeven jaar LA ben ik mijn nieuwe leven gewoon geraakt. Ik ben op mijn gemak. Ik merk ook dat het ergste voorbij is. Ik ben onlangs nog in Londen gaan stappen met vrienden en dat ging prima. Mensen lieten me met rust. Een volle baard en een vuile trui dragen helpt ook altijd. (lacht)

En dat voor een stijlicoon en de posterboy van Dior.

PATTINSON:(lacht) Ik een stijlicoon? Ik vind het grappig dat men mij met mode durft te associëren. Ik ben hoegenaamd geen fashionisto. Ik draag altijd dezelfde jas en T-shirts. Soms weken aan een stuk. En aangezien ik de jongste jaren vaak ben verhuisd, hangen er amper kleren in mijn kast. Wat op zich al vreemd is. Bijna alle kledingstukken die ik kreeg voor premières, heb ik gestolen. Vraag me alleen niet waar ik al die spullen gelaten heb.

Even terug naar Life: Dennis Stock overleed in 2010, maar als je advies wilde over fotografie, kon je natuurlijk altijd terecht bij Anton Corbijn.

PATTINSON: Klopt. Naast regisseur is Anton ook zelf een fotograaf die heel wat beroemde mensen heeft gefotografeerd en mee hun imago bepaalt. Denk maar aan Joy Division of Depeche Mode. Zodra je hun namen hoort, denk je meteen aan Antons iconische foto’s. Hij weet dus perfect welke impact een beeld kan hebben en hoe onthullend of manipulatief het kan zijn. Het eerste wat Anton deed, was me een fotocamera in de handen duwen en me aanmoedigen om zelf reportages te maken. Zo heb ik ontdekt dat er veel gelijkenissen zijn tussen acteren en fotograferen. Dennis was een verlegen gast die vreesde dat hij nooit zo goed zou worden als hij hoopte. Die onzekerheid heeft zijn potentieel lange tijd gefnuikt. Maar uiteindelijk leerde hij Dean kennen en begreep hij dat hij afhankelijk was van het materiaal en de mensen voor zijn lens. Dat geldt ook voor acteren, toch als je er je broodwinning van wilt maken. Je kunt alleen maar goed zijn als het script goed is, als de regisseur goed is en als je weet waar je naartoe wilt.

Is het daarom dat je sinds Twilight uitsluitend onafhankelijke films hebt gemaakt?

PATTINSON: Ik ben blij dat ik deel mocht uitmaken van de Twilight-saga en zonder Edward Cullan en de fans zat ik hier nu niet. Ze hebben me financiële en artistieke vrijheid geschonken. Zonder Twilight had ik nooit met Cronenberg, Herzog of Corbijn op de set gestaan. Het is wel tijd om die bladzijde om te slaan. Het is niet mijn bankrekening die moet groeien. Ik moet groeien, als acteur. Ik weet dat sommigen denken dat je niet goed kunt zijn als je uit een succesvolle commerciële franchise komt, dat je er stigma’s aan overhoudt. En ik besef dat ik binnen twintig jaar nog vragen over Twilight zal krijgen. Maar als ik dan nog altijd alleen maar ‘die kerel uit Twilight‘ ben, dan zal dat mijn schuld zijn en zal ik als acteur hebben gefaald. Kijk naar Daniel Craig. Die is James Bond, het meest iconische personage uit de meest succesvolle franchise aller tijden, en toch doet hij tussendoor heel andere, dramatische films zonder dat iemand van hem verwacht dat hij plots uit een vliegtuig springt en in smoking met een parachute bovenop Buckingham Palace landt. (lacht) Er was indertijd ook heel wat kritiek op Justin Timberlake, toen die na Nsync aan een solocarrière begon. ‘Wat denkt dat kereltje van dat boybandje wel’, lachten velen. Maar kijk: hij is ondertussen wel een van de beste popartiesten van zijn generatie.

Je bent beste vrienden met Jamie Dornan. Heb je hem gewaarschuwd voor hij zijn handtekening onder de Fifty Shades of Grey-reeks zette?

PATTINSON: We hebben het erover gehad. Hij moet goed weten waaraan hij begint. Hij heeft getekend voor drie films en minstens zes jaar van zijn leven. En Fifty Shades is zo’n fenomeen dat hij het niet gauw van zich zal kunnen afschudden. Ik weet wat het is. Ik zou niet graag in zijn schoenen staan. Maar Jamie is een toptalent en een verstandige kerel.

Je volgende film wordt The Lost City of Z, een drama van James Gray dat zich afspeelt in de Zuid-Amerikaanse jungle. En daarna ga je normaal gezien met Harmony Korine aan de slag voor de gangsterfilm The Trap. Zien we je ooit nog terug in een kaskraker?

PATTINSON: Wie weet. Maar ik ga er niet naar op zoek. En ik behoor duidelijk ook niet tot het kransje acteurs dat voor blockbusters wordt gevraagd. Mijn interesse gaat uit naar goede scripts en goede regisseurs. Naar auteurscinema. Zelfs Twilight was geen studioproductie en met uitzondering van Water for Elephants heb ik nooit binnen het Hollywoodsysteem gewerkt. Ik durf nu ook zelf contacten te leggen. Zo vond ik Spring Breakers zo goed dat ik Harmony Korine gewoon opgebeld heb met de vraag of we niet eens samen konden gaan lunchen. Vroeger zou zoiets nooit in me opgekomen zijn.

Denk je dat de Twihards de films van Cronenberg, Corbijn en Korine kunnen smaken?

PATTINSON: Ik hoop het. Maar ik ben realistisch. Twilight ligt aan de andere kant van het filmspectrum. Ik lig er niet wakker van. Uiteindelijk acteer je niet voor de fans. Je doet het voor jezelf, om jezelf te ontwikkelen en je grenzen te verleggen. Door risico’s te nemen, accepteer je ook dat je op je bek kunt gaan. Maar ik kan tegen kritiek. Ik heb indertijd de recensies van Twilight gelezen. (lacht)

LIFE

Vanaf 23/9 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

Robert Pattinson: ‘ALS IK BINNEN TWINTIG JAAR NOG ALTIJD ALLEEN MAAR DIE KEREL UIT TWILIGHT BEN, DAN ZAL IK ALS ACTEUR HEBBEN GEFAALD.’

Robert Pattinson: ‘IK EEN STIJLICOON? VEEL KLEDINGSTUKKEN DIE IK KREEG VOOR PREMIÈRES HEB IK GESTOLEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content