I Wish I Knew

In de hybride documentaire I Wish I Knew buigt Jia Zhang-ke zich over de turbulente geschiedenis van Sjanghai. Een gesprek over zijn lofzang slash hekeldicht op China’s grootste stad. ‘Ik wil de levende geschiedenis vatten, niet de officiële boekenversie.’

Toen Jia Zhang-ke vorig jaar in Cannes zijn interviewfilm I Wish I Knew kwam voorstellen, reageerde het verzamelde journaille nogal ontgoocheld en verbaasd. Niet zozeer omdat de Chinese regisseur daarin, net als in voorganger 24 City, documentaire met fictie vermengt, wel omdat het een opdrachtfilm betrof naar aanleiding van de wereldtentoonstelling in Sjanghai. ‘De maker van prachtfilms als Unknown Pleasures, The World en Still Life is dan toch gezwicht voor het regime’, werd hier en daar zelfs al gesuggereerd. Gelukkig bleek die kritiek voorbarig.

Een veredelde promospot vol blitse paviljoenen en toeristische hotspots van Sjanghai hoef je van I Wish I Knew alleszins niet te verwachten. Sterker nog: over de wereldtentoonstelling wordt met geen woord gerept. Jia Zhang-ke – die carte blanche eiste én kreeg – haalt uitsluitend emigranten voor zijn camera die herinneringen ophalen aan Sjanghai, dat ze ofwel om persoonlijke ofwel om politieke redenen verlieten.

Zo hoor je bijvoorbeeld de Taiwanese filmmaker Wang Tung vertellen over zijn vader die als nationalist tijdens de Chinese Revolutie tegen Mao’s generaals vocht. Elders legt Hun Hun, een exponent van de jonge hippe middenklasse maar ook een van China’s populairste bloggers, uit hoe hij het tot racepiloot wist te schoppen.

Op een indirecte manier weet Jia ook nu weer de nodige vragen bij het communistische regime en de teloorgang van het kosmopolitische Sjanghai op te roepen. En dat gelardeerd met fragmenten uit oude maoïstische propagandafilms en spookachtig mooie beelden van de monstrueuze moderne gebouwen die de voorbije decennia langs de lokale Suzhourivier werden neergeplant.

Wat is jouw persoonlijke band met Sjanghai?

Jia Zhang-ke: Zelf kom ik uit een provinciestadje in het noordwesten van China, op zeker 1500 kilometer van Sjanghai. Pas toen ik aan de filmschool van Peking studeerde, ben ik me voor de stad gaan interesseren, omdat veel politici en artiesten daar vandaan komen. Sjanghai is de barometer van China. In de jaren 20 en 30 was het een bloeiende, kosmopolitische metropool, maar die geschiedenis is grotendeels gewist. Met mijn documentaire laat ik gewone mensen over die periode getuigen, zodat we begrijpen waar we vandaan komen en waar het moderne China heen gaat. Ik wil de levende geschiedenis vatten, niet de officiële versie die we uit de boeken kennen.

Daarvoor heb je tal van bekende en minder bekende inwoners van Sjanghai geïnterviewd. Waarop is je selectie gebaseerd?

Jia: Ik heb zes maanden lang onderzoek verricht en meer dan tachtig interviews afgenomen. Daar zaten militairen bij, vroegere kapitalisten, artiesten, maffialeden en noem maar op. Ik heb hun getuigenissen chronologisch en thematisch geordend en er uiteindelijk achttien geselecteerd die samen zowat de hele 20e eeuw en alle lagen van de bevolking bestrijken. Het zijn getuigen die de officiële versie van de feiten, zoals de regering die ons jarenlang heeft voorgehouden, durven tegen te spreken. Dat subversieve element moest er zeker in, al wilde ik in de eerste plaats een interessante film maken. Ik ben tenslotte een regisseur, geen politicus of antropoloog.

Je hebt de film in opdracht gemaakt en de Chinese censuur is zoals bekend niet de meest toegeeflijke. Heeft niemand zich met de inhoud bemoeid?

Jia: Ik heb lang moeten onderhandelen en veel geduld uitgeoefend. Als je zowel de nationalistische als de communistische visie op de revolutie aan bod laat komen, weet je dat het lastig wordt. Toch ben ik erin geslaagd om alle partijen te overtuigen: ik heb niets moeten knippen. Ik ben ondertussen ook getraind in het omzeilen van de censuur. Met mijn films wil ik vrijheid creëren en tot op zekere hoogte lukt me dat ook. Het is de jongste jaren gelukkig iets beter geworden. China is niet meer dat ondoordringbare bastion van tijdens de Koude Oorlog.

Toch worden dissidenten er nog altijd de mond gesnoerd of zelfs in de gevangenis gegooid, zoals onlangs nog kunstenaar Ai Weiwei. Moeten je getuigen hetzelfde lot vrezen?

Jia: Dat denk ik niet, hoewel het niet altijd evident was om hen aan de praat te krijgen. Ze moesten het zelf willen, want de film is wel degelijk in de Chinese bioscopen te zien. Ik heb in elk geval niemand onder druk gezet. Plus: ik heb er alles aan gedaan om hun verhaal zo correct mogelijk te vertellen, zonder hun getuigenis te verknippen. Eigenlijk is de Chinese regering alleen geïnteresseerd in wat de Chinezen zelf te horen krijgen. Wat er in het buitenland verteld wordt, laat hen koud. Ik kan hier zeggen wat ik wil, zolang ik het maar niet op de Chinese staatstelevisie herhaal.

Want daar zullen enkele zonnige plaatjes van de wereldtentoonstelling te zien zijn.

Jia: Precies. De stad wordt met suiker overgoten, zodat je de bittere geschiedenis niet langer kunt proeven.

Je vorige film ’24 City’ – over de arbeiders van een opgedoekte staatsfabriek – was ook al een documentaire met een vleugje fictie.

Jia: Klopt. Mijn jongste twee films gingen over de teloorgang van het oude communistische systeem en de opmars van de consumptiemaatschappij. Het documentaire genre leek me gewoon de beste en meest directe manier om die geschiedenis te vertellen. Overigens: die historische doofpotoperatie is niet alleen de schuld van de overheid. Ook de mensen zelf zijn er verantwoordelijk voor. Velen kiezen ervoor om het verleden te begraven zolang ze zicht hebben op meer welstand. Het resultaat is dat het verleden wordt uitgewist. Mijn films zijn daar een bescheiden protest tegen.

DOOR DAVE MESTDACH

‘MIJN GETUIGEN WORDEN NIET IN DE GEVANGENIS GEGOOID – HOOP IK’ JIA ZHANG-KE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content