Dat Sydney Pollack in zijn documentaire over sterarchitect Frank Gehry behoorlijk wat Hollywoodcoryfeeën voor de camera kreeg (acteur-regisseur Dennis Hopper, mediatycoon Barry Diller, ex-superagent Michael Ovitz, ex-Disney-CEO Michael Eisner) is nogal logisch: de Tinseltown-elite heeft al jarenlang iets met moderne architectuur.

Al in 1934, toen zijn meeste collega’s nog bij Spaanse haciënda- of Mission-stijl zweerden, nam regisseur Josef von Sternberg al Richard Neutra in de arm en liet hij de grote Californische modernist een (intussen verwoeste) gestroomlijnde villa bouwen met buitenmuren van metaal en een waterbekken rondom het huis.

Geen grotere promotor van hedendaagse architectuur – zij het dan wel de populistische variant – dan de Walt Disney Company onder het leiderschap van Michael Eisner. Eisner maakte er kennelijk een erezaak van om voor alle nieuwe bouwwerken van de studio of de pretparken gerenommeerde architecten aan te trekken. Het Disney-label geeft hen een vrijgeleide om de gekste fantasietjes in hun constructies te stoppen. De postmoderne gevelversierder Michael Graves liet het fronton van de Disney Building in Burbank torsen door de zeven dwergen en bouwde in Florida een zwanen- en dolfijnenhotel. De Team Disney-zetel in Florida is een speelse collage van gebouwen in geschenkverpakking door de Japanner Arata Isozaki. Robert Stern markeert de ingang van de Disney Animation Building in Burbank door de zes verdiepingen hoge replica van Mickey Mouse’s tovenaarshoed uit Fantasia. En Frank Gehry mocht nog eens stunten met golvende metaalplaten voor de Walt Disney Concert Hall in LA.

Begin jaren 30 liep de toekomstige filmmaker Nicholas Ray stage bij Frank Lloyd Wright in zijn gemeenschap in Spring Green in Wisconsin. De lessen van de meester, wiens oer-Amerikaanse architectuur voortkwam uit het Amerikaanse landschap en de geest van het Midwesten, kwamen Ray naar eigen zeggen danig van pas bij het invullen van de horizontale beeldcomposities in zijn eerste Cinemascopefilm Rebel Without a Cause.

Merkwaardig genoeg heeft al dit geflirt met hedendaagse bouwkunst bijna geen enkele memorabele speelfilm opgeleverd waarin architectuur de eerste viool speelt. Voor de unieke uitzondering op de regel moeten we al meer dan een halve eeuw teruggaan: The Fountainhead (1949) van King Vidor naar de roman van Ayn Rand. De door Gary Cooper gespeelde geniale architect Howard Roark is duidelijk geïnspireerd op Frank Lloyd Wright, die bekend stond om zijn koppigheid en afkeer van compromissen. Wat in de ook met vele fallussymbolen gelardeerde Hollywoodversie uiteraard nog een tikkeltje overdreven wordt: daar is de architect zo integer dat hij liever zijn spectaculaire wolkenkrabber opblaast dan dat andere partijen zijn originele ontwerp verprutsen.

En dan is er natuurlijk ook nog het geval Joel Silver, de producer van de Die Hard- en Lethal Weapon-reeks. Hij verdient grof geld door heelder gebouwen de lucht in te blazen, om daarna met de buit historische gebouwen van Frank Lloyd Wright liefdevol te restaureren. Eerst het naar motieven uit de Maya-cultuur verwijzende Storer House in Hollywood, tegenwoordig het vroegere winterverblijf van de meester, Taliesin West in Arizona.

Niemand die weet in welk soort huis de erg op zijn privacy gestelde workaholic Michael Mann woont, maar afgaande op de radicale modernistische en minimalistische architectuur die stelselmatig in zijn misdaadfilms opduikt, is de kans klein dat de man een rustiek peperkoekenhuisje bewoont. In Manhunter trok Mann zijn koele designmanie zelfs door tot de biotoop van aartspsychopaat Hannibal Lecter: diens spierwitte cel bevindt zich in het door Richard Meier ontworpen High Museum of Art in Atlanta.

DOOR Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content