HOPPIPOLLA hogerop

© © Koen Keppens

Wat doet Egqgrifbuuusigardottur in IJsland? Plan-nen maken om naar Rock Werchter te gaan. Wat zal Egqgrifbuuusigardottur op Rock Werchter doen? Niet veel. Om te beginnen er geraken, en daartoe moet zij afdalen van een of andere steile vulkaanwand en zwemmen tot Oostende. Genoemde Egqgrifbuuusigardottur gaat naar Avis en parkeert haar huurwagen in West-Vlaanderen, ingegeven door een licht overdreven angst dat de hele provincie Brabant vol geparkeerd zal staan en dat haar wagen er niet meer bij zal kunnen. In Beulskamp laat zij dan maar haar Smart achter, een voertuig dat festivalgangers overigens ook graag mogen verplaatsen, op zijn rug leggen of in hun binnenzak stoppen. Twee stoere bierdrinkers volstaan.

Drie dagmarsen later komt Egqgrifbuuusigardottur aan bij het festivalterrein, alwaar de laatste dag van het festival Rock Werchter aan zijn laatste uren bezig is. We schrijven het jaar 2008. Zodra Egqgrifbuuusigardottur het terrein betreden heeft, vat ze het professioneel festivalgangen aan: ze smeert het lijf met modder in, het haar met bier en stoofvleessaus, ze loopt tussen de open-en-dichtgaande klapdeuren van de massa, laat zich fotograferen bij de Belgacomstand en maakt kans op een gratis weekendje Ibiza als gijzelaar van Nicole&Hugo, slentert van de ene toog naar de andere, shopt in de avondstilte die haar aan IJsland doet denken, loopt langs de eetkramen en beslist waar zij zin in zal hebben – alvast niet in die wrap gevuld met lookmayonaise, maar misschien wel in een kilometertje bier. Zij zal zich een weg drinken naar het hoofd-podium want daar in de verte ziet Egqgrifbuuusigardottur een wolk van plaats veranderen. Een wolk van mensen stuift naar voren. De geruisloze avond komt er aan, en de voorlaatste act gaat nu beginnen.

En dan pulkt Egqgrifbuuusigardottur de oordopjes uit haar oren. De wereld komt weer in stereo tot haar. Op dit moment, het neerdalen van enkele buitenmaatse ballonnen en een confettikanon op het podium, heeft zij zolang gewacht. Hiervoor is zij helemaal vanuit West-Vlaanderen naar Werchter gelopen. Hiervoor is zij speciaal de oceaan overgezwommen vanuit Seyoisfjörour – en kijk nu toch ook, stoot ze mij aan wanneer wij schouder aan schouder staan.

Soms bestaat iets eerst slechts als naam, een ongeboren baby waarvan de geboortekaartjes al gedrukt zijn, en dan pas komt het tot leven. Ik had de naam Sigur Rós al op de achtergrond van feestjes rond horen gaan, en nu komt de naam op, Sigur Rós betreedt het podium, onder aureolen van licht.

Bepaald geen rock-‘n-rollmoment, geen hyperkinetische zanger die oerkretend in een dildovormige microfoon het podium opstuitert, geen bassist en drummer die alles geven teneinde de zekering van de elektriciteitstoren te doen springen. Dit is niet eens het begin van een feestje uit de goede oude tijd, toen de twist dansen in de veranda met oma die vrolijk in haar schommelstoel de handjes op elkaar sloeg, een dubbele scotch naast zich, zowat het hoogtepunt van de zomer was. Nee, dan was die dikke van Gossip vanmiddag wel wat heftiger. Die stormde door de namiddagmassa en wurgde abusievelijk een paar festivalgangers met de microfoondraad die steeds weer achter nekken bleef hangen. Of de Editors die geweldig hun best deden om wat vlinders door de wei te jagen. Hier staat – staat als in statisch – de meest atypische frontman ooit. Een schele, bedeesde jongen die met falsetstem versjes zingt. Maar het vel van alle kippen ter wereld volstaat niet om dit moment te beschrijven. De versjes komen van ergens ver weg, niet van Werchter-dorp, niet van Beulskamp, niet van deze planeet. Orkest en zang vloeien samen tot één lentefris, ultrazacht, kleurvast muziekdeken waar het publiek zich tegenaan vleit als de teddybeer tegen de dons in een Lenor-reclamespotje.

Een varken op een tang, Sigur Rós op een rockfestival. Ballonnen en veertjes strelen de deathmetalfans, jagers in witte fanfarekostuums laten muzieknootjes los tussen wilde fuifbeesten. Op een weide in Vlaanderen is een bizarre kermis gaande. Tachtigduizend mensen zitten samen op een draaimolen van klanken en gaan de lucht in, stijgen allemaal samen op in de muziekbel van Sigur Rós. Via Hoppipolla hogerop. Zachtjes blaast stuurman Jónsi ons voort, met zinnen die klinken als recepten voor heilzame mosdrankjes, liefdestaart-jes of sprookjeswolken, op naar de bestemming: Ultieme Schoonheid. En daar blijven we tot het einde van de set. Dju toch. Ultieme schoonheid, ik begin daar uit ongeloof en ontzag nogal eens van te vloeken als een foorwijf. Of stilletjes van te wenen als een motregenwolk. Stilletjes wenen en vloeken tegelijk is voorbehouden voor momenten als deze, een kortsluiting in mijn emosysteem.

Wanneer ik naast me kijk, zie ik Egqgrifbuuusigardottur niet meer. Misschien heeft zij zich naar voren gewurmd, haalt ze een metertje drank of is ze – mission accomplished, tachtigduizend bekeerden – alweer op weg naar IJsland.

Ik had net een gigantische ontdekking gedaan en er kon niets meer bij. Terwijl Radiohead nog bezig was, stel u voor, liep ik weg. Ja, niet gelogen: ik liep weg terwijl Thom Yorke en zijn vriendjes hun hart leeg stonden te schudden, terwijl hun LCD-schermen bliepten en knipoogden, ik liep in trance naar buiten, voorbij een Smart op een lantaarnpaal, ik liep en liep, tot ergens boven IJsland.

‘Een varken op een tang, Sigur Rós op een rockfestival.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content