‘Ik hoor wel eens: Will Tura heeft niets meer te bewijzen. Ik vind van wel. Je moet je altijd opnieuw bewijzen.’ En dus maakte hij de plaat waar hij van droomde: een swingend album, geïnspireerd op zijn grote idolen Frank Sinatra en Nat King Cole en begeleid door het London Philharmonic Orchestra.

Door Eddy Hendrix. Foto Guy Kokken.

De mooiste droom. Uit op 5/4 (Universal)

Maandagochtend. Telefoon. ‘ Meneer Hendrix, met Will Tura. Mag ik u uitnodigen om eens naar mijn nieuwe album te luisteren en er wat over te praten?’ Afspraak op woensdag in de Hilton in Brussel. Champagne aan de bar. Tura, nerveuze zenuwtrekken als altijd, spreekt van zijn droom die eindelijk werkelijkheid is geworden. Een album met een big band. Hij straalt, begeleidt zijn betoog met brede armbewegingen, raakt verstrikt in zijn woordenvloed. En dan, als was het de verlossing: ‘G aan we eens luisteren?’

Ongeduldig, coupe halfvol achterlatend, troont hij me mee. Niet naar een of andere suite van het hotel, neen. Naar de garage, waar zijn auto geparkeerd staat. In zijn Mercedes luisteren we samen naar fragmenten uit het nieuwe album. De peperdure geluidsinstallatie genereert een wonderlijk klanktapijt. Will bedwingt zijn enthousiasme niet, zingt af en toe ingehouden mee, en dirigeert houterig met de linkerwijsvinger. Hij is apetrots.

Ontroerend. Terwijl anderen aan hun pensioen denken, of er al met volle teugen van genieten, doet hij er nog een schep bovenop. Op zijn 61ste trok hij naar de Abbey Road Studios om er zich te laten begeleiden door het London Philharmonic Orchestra. Tien nieuwe nummers, een remake van Eenzaam Zonder Jou, en een cover van My Way, de ultieme klassieker in dit genre, bevat de plaat. De Mooiste Droom heet ze. En het is de zijne.

Je spreekt van een droom die werkelijkheid wordt. Waarom laat de realisatie van een droom zo lang op zich wachten?

Will Tura: Ik legde vroeger veel foute accenten in mijn liedjes, is iets waar de pers mij vaak op gewezen heeft. Ik zong totaal tegen de geest in. Ik ben me er pas laat bewust van geworden. Nu kun je me daar niet meer op betrappen en durf ik projecten als deze aan. Een swingalbum in het Nederlands, dat is voor mij het summum. Ik heb altijd gezegd dat je er erg hard aan moet werken om op een Angelsaksische manier Vlaams te zingen.

Neem je hiermee een risico?

Tura: Ik heb jaren gevonden dat ik zo lang mogelijk moest proberen Will Tura te blijven. Met mijn vaste ploeg. Mensen die voor me schrijven in verschillende stijlen. Ik had een winning team achter me. Ik heb alles gedaan: chanson, rap, rock-‘n-roll, country, schlagers. Wat moest je doen in Vlaanderen om populair te zijn? Met een balorkest populaire liedjes spelen. Wel, ik was de koning van de bals. Maar daarnaast heb ik altijd geïnvesteerd om later echte concerten te kunnen spelen. Dan moet je kunnen switchen, om interessantere dingen te doen. Ook het besef dat je ouder wordt en dat je voor jezelf moet uitmaken wat je nog wil, heeft daarin meegespeeld. Het is mijn inmiddels overleden broer Staf die me drie jaar geleden de ultieme prikkel gegeven heeft.

Een nieuwe Will Tura, die eindelijk zijn artistieke ambities najaagt?

Tura: In mijn repertoire zijn altijd artistieke nummers opgedoken, maar ze zijn nooit gebundeld op één plaat. Ze leverden geen totaalshot op. Nu wel. Dit zijn ook eenvoudige liedjes, maar ze vormen een geheel, een concept.

Dit is geen verlengstuk van ‘Tura In Symfonie’?

Tura: Neen, want met Tura In Symfonie bracht ik mijn bestaande nummers met een symfonieorkest, terwijl ik nu nieuwe nummers heb geschreven, in functie van het orkest.

Hoe begin je aan zo’n project? De Gouden Gids openslaan en rondbellen?

Tura: Twaalf jaar geleden al heb ik met Robert Groslot en het Londens Symfonieorkest opnames gemaakt voor Ouvertura. Dat was een eerste kenismaking. Bovendien is de artistieke directeur van het London Philharmonic Orchestra een Belg, Serge Dorny. Hem heb ik gevraagd of er een kans bestond dat het orkest met mij een plaat wilde maken. Hij dacht van wel. Hij heeft hen ook uitgelegd wie ik ben. En het was in orde. Ik was zeer vereerd. Zij zijn de top. Ze hebben de soundtrack van Lord Of The Rings gemaakt, dat zegt al genoeg.

Kon je hen precies uitleggen wat je wilde?

Tura: Ik heb Dirk de Caluwé als dirigent meegenomen naar Londen. Ik heb dus niet gewerkt met de dirigent van het Filharmonisch Orkest. Dat bracht ons al een stuk dichter bij elkaar. Dirk stond ook onmiddellijk in de gunst van het orkest.

Je hebt je stem wellicht moeten aanpassen aan het orkest?

Tura: Absoluut. Ik wilde een bepaald timbre voor dit album. Niet de toonaarden die ik doorgaans zing. Ik wilde vooral een warme stem. Een liedje valt of staat met een toonaard, een tempo. Het kan verloren gaan als je het te vlug zingt, zijn kracht kwijtspelen als je het te energiek brengt. Daar hebben we vooraf eindeloos op geoefend. Ik aan de piano. Alleen maar om de juiste toon te vinden. Heel minutieus. Ik moest mijn stem perfect kunnen leggen in de romantische sfeer, opgewekt door de strijkers. Zoals Sinatra en Nat King Cole dat zo fantastisch konden. Op bepaalde momenten hebben we zelfs filmische liedjes opgenomen.

‘Niemand Weet Nog Waarom’, bedoel je? Dat lijkt de soundtrack te zijn bij alle ellende in de wereld.

Tura: Zet er beelden op van de gruwelijke realiteit en je hebt een aangrijpende reportage.

Sentiment is moeilijk te doseren, zeker in een song.

Tura: Je moet je inhouden. Ik heb Sting ooit horen zeggen dat hij daar ook mee worstelt. Hij zei dat hij moet opletten dat hij tijdens een concert niet zodanig opgaat in de woorden en de melodie dat hij zelf te geëmotioneerd geraakte. Ik herken me daarin.

Het is toch mooi dat je door je eigen muziek ontroerd kunt worden?

Tura: Je mag je niet laten gaan. Een zanger moet geloven in zijn tekst, die tekst juist kunnen plaatsen. Niet onverschillig zingen. Maar je mag niet overdrijven met emoties.

Er staan vrij veelsentimentele liedjes op het album. Staat het de swing niet in de weg?

Tura: Je kunt ook swingen met een slow. Om het even wat Sinatra zong, het swingde altijd. Van de traagste ballades tot The Lady Is A Tramp. Het is geen Swingpaleis-swing. Het is de typische jaren ’50-swing, waarmee ik ben opgegroeid. Ik ben destijds ook met een jazzorkest van start gegaan. Die laidback manier van zingen spreekt me enorm aan. En die is op en top swing.

Hoe zullen je fans reageren op deze plaat?

Tura: Ik ben altijd een bezorgde jongen geweest. Dat is niet veranderd. Altijd heel onzeker in alles wat ik deed. Maar ik ga er desondanks voor, en meestal is me dat goed bekomen. Maar zelfvertrouwen is niet mijn sterkste kant.

En dan meet je je nog met de groten der aarde, zoals Nat King Cole en Frank Sinatra. De pers heeft de messen al gescherpt.

Tura: Daar kan ik inkomen, en daar ben ik ook niet onverschillig voor. Kritiek gaat me nog altijd naar het hart. Ik heb er ook altijd gebruik van gemaakt. Kritiek heeft me veel bijgeleerd.

Veelzeggend is dat je zelf journalisten opbelt om naar de plaat te komen luisteren, en om erover te praten. Dat is eigenlijk het werk van de platenfirma.

Tura: Ik heb me laten leiden door een artikel in Billboard, waar een vooraanstaand producer een soortgelijke tactiek aanhield. Hij had maanden gewerkt aan een geweldig project, en toen het klaar was, wou hij absoluut dat eerst de vakmensen er een oordeel over konden vellen. Omdat hij zo overtuigd was van zijn werk. Een goeie manier van denken. Het is belangrijk om de juiste mensen te overtuigen. Want wie je ook bent, er is nooit een garantie.

Ook in de studio ben ik nog altijd heel gedreven. Ik stond er als iemand die voor het eerst een plaatje mocht opnemen. Mijn leven is altijd muziek geweest. Ik heb nooit iets anders gedaan. Ik heb me vaak afgevraagd welke vreemde microbe er in mijn lijf zit. Een interview met Toots Thielemans heeft me troost gebracht. Hij zei: ‘ Ik ken alleen maar muziek, ik kan alleen maar muziek.’Bij mij is het net zo.

Is er in je carrière, inmiddels al 45 jaar, nooit een moment geweest dat je het beu was?

Tura: Ik zweer het: nooit. Een optreden is voor mij nog altijd een feest. Ook omdat ik in goede omstandigheden kan werken. Ik heb het zo ver gekregen dat ik een eigen ploeg heb van muzikanten, geluidstechnici en belichtingsmensen, die niet alleen uitstekend werk verricht, maar ook de beste vrienden zijn. Iedereen gaat telkens voor de perfectie. Anders houd ik het niet vol. Vlaanderen is zo klein. Er zijn plaatsen waar ik voor de vijftigste keer kom. Dat werkt beklemmend, maar door de kwaliteit van mijn entourage en mijn passie voor muziek wordt het geen opgave.

Je had je bereik kunnen uitbreiden door een Frans of Engels repertoire te kiezen, en in de voetsporen te treden van een Gilbert Bécaud, Claude François, Cliff Richard of Tom Jones?

Tura: Zeker. Maar er is altijd zo weinig tijd geweest. Begin jaren ’70 had ik contact met een Engelse producer die me ginds wilde lanceren. Ik ben er enkele keren geweest. Maar hij wilde mij er zes maanden per jaar houden. Ik leunde hier op mijn eigen ploeg semi-professionele muzikanten, die hun job hadden opgezegd om met mij te spelen. Ik voelde me verantwoordelijk voor hen, en ik had het hier in Vlaanderen naar mijn zin. Die producer kon me ook geen garantie geven. Vanzelfsprekend niet. Die heb je nooit als artiest. Maar intussen heeft al een aantal internationale artiesten nummers van mij gezongen ( Katarina Valente, Dino Garcia en The Four Aces, red.). Dat is ook een erkenning die het nationale overstijgt. Bovendien voel ik hoe langer hoe meer respect in eigen land. De cd Turalura waarop een reeks Vlaamse rockartiesten ter ere van mijn vijftigste verjaardag een nummer van mij coverden, was wat dat betreft baanbrekend.

Voor het rockwereldje was je lange tijd een charmezanger, een schlagerkweler die over dezelfde kam geschoren werd als Willy Sommers, Marva en Salim Seghers. Ergerde je dat niet?

Tura: Ja, maar ik wist dat ik me continu moest bewijzen en geduld moest hebben. Ik besefte dat ik iets méé had om een blijver te worden. Een standard-zanger die staat voor kwaliteit. Ik heb mezelf niet ontzien. Ik heb alle mogelijke investeringen gedaan. En geloof me, in Vlaanderen is het heel moeilijk. Hoe kleiner het land, hoe lastiger. Want ik wilde concerteren. Mijn broer heeft me dat altijd afgeraden: hij vond dat dit budgettair alleen in grote landen als Frankrijk en Engeland haalbaar was, niet in Vlaanderen. We hebben het toch geprobeerd, een twintigtal jaren geleden. Het begin was moeizaam, maar stilaan begon die stapsgewijze opbouw te renderen. Ik doe nu al zeven jaar geen bals meer, alleen nog concerten. Dat heb ik aan mezelf te danken. En aan mijn entourage natuurlijk.

Vond je jezelf een schlagerzanger, of had je het gevoel dat je dat oversteeg?

Tura: Ik was een schlagerzanger voor het grote publiek. Insiders wisten dat er iets méér in zat. Maar je mag niet vergeten dat zangers een schlager nodig hebben om de massa te bereiken. Anders sta je nergens. Maar ik heb er altijd voor gezorgd dat ik naast die schlagers ook albumtracks had die kwalitatief meer voorstelden. Ik herinner me dat ik ooit te gast was bij Jan En Alleman, het radioprogramma van Jan Van Rompaey op Omroep Brabant. Ik spreek nu over iets van dertig jaar geleden. Iedereen raadde me af om te gaan, want ze dachten dat hij me belachelijk ging maken. Omroep Brabant was toen een progressieve popzender. Maar ik ging, en ik nam een aantal liedjes mee die hij niet kende. En hij vond ze bijzonder mooi. Hij begreep niet dat het nummers van die schlagerzanger waren.

Investeren in je werk, zoals ik nu met dit album doe, is de sleutel. Altijd nieuwe dingen proberen. Ik hoor wel eens: Will Tura heeft niets meer te bewijzen. Ik vind van wel. Je moet je altijd opnieuw bewijzen.

Omdat je telkens beoordeeld wordt op je laatste plaat.

Tura: Precies. En tijdens een concerttournee moet je altijd beter zijn dan de avond voordien.

Je legt jezelf een geweldige druk op.

Tura: Ik doe er alles voor. Sommige mensen begrijpen niet dat ik dagelijks jog om een betere zanger te worden. Toch helpt dat. De fysieke omstandigheden moeten zo comfortabel mogelijk zijn. Ik herinner me een documentaire over Sinatra waarin hij aan zijn trombonist Tommy Dorsey vraagt waar hij die adem vandaan haalt. Waarop Dorsey laconiek antwoordt: Joggen, makker, joggen! Het volgende shot in de documentaire toont Sinatra en Dorsey de ochtend erna, samen joggend.

Je slaagt erin een sterke schare jonge fans aan te boren.

Tura: Ik zit intussen aan de derde of vierde generatie, ja. Grappig, hé.

Je zong ‘rap’ toen ‘rap’ in was, disco toen disco in de hitparade stond, en je maakte gebruik van synthesizers toen de elektropop hoogdagen vierde. Is het mee zijn met de tijd, of een vorm van opportunisme?

Tura: Ik heb het talent om me aan te passen aan al die genres. Al heb ik met disco wel het meeste last gehad. Jean Kluger was altijd de drijvende kracht achter me. Het was voortdurend, hij op kop, met heel de entourage nadenken over welke richting we uit zouden gaan.

Primeerde het strategische, rationele carrièredenken op het instinctieve, gevoelsmatige?

Tura: Er werd sterk over nagedacht, ja. Hoe kan ik scoren voor een groot publiek? Daar komt strategie bij kijken. Daar ben ik nu van verlost. Het hoeft niet meer. Ik doe artistiek mijn zin. Niet die van het grote publiek. Al streef ik ernaar om altijd minstens één lied op de plaat te hebben dat het grote publiek zal aanspreken. Op De Mooiste Droom is dat het titelnummer, en eventueel Ga Nou.

Niet de nieuwe versie van ‘Eenzaam Zonder Jou’?

Tura: Daar valt of staat de plaat niet mee, nee.

Waarom neem je het opnieuw op? Is het niet een standard die je best laat zoals hij is?

Tura: Ik vind van niet. Jacques Kluger, de man bij wie ik ben begonnen, zei altijd dat je een goede melodie in alle stijlen kunt brengen. Als het arrangement maar klopt. Je geeft het een nieuw leven.

Is het net iets méér jouw kindje dan je andere nummers?

Tura: Het is mijn lucky star song. Ik verkocht gedurende vijf jaar niets. Ik was een muziekstudent die nummers componeerde zonder tekst. Voor anderen en voor mezelf. Tot de uitgever me zei dat ik eindelijk eens een echt liedje met een tekst moest maken. Ik kwam na een vakantie terug met de melodie van Eenzaam Zonder Jou, liet hem dat horen aan de piano, en hij zei: Bon, dit blijft hier. Ik zorg voor een tekst. Hij heeft me die kort daarna bezorgd, en ik heb het nummer met tekst de eerste keer voor mijn broer Staf gespeeld. In een toonaard zoals de slows toen gangbaar waren, met een rasperige, opgevijzelde stem à la Ray Charles. Staf vond dat geschreeuw en gekrijs maar niks. Doe het op de wijze van Nat King Cole, zei hij. Dat deed ik, en dat was voor Vlaanderen een nieuw geluid. Haast op fluistertoon, maar toch met een zekere swing. Waaruit weer blijkt dat tempo en toonaard een song tot leven kunnen wekken of kapot kunnen maken.

Vind je het zelf ook je beste compositie?

Tura: Moeilijk te zeggen. Een componist mag nooit teruggaan naar een nummer dat hij heeft geschreven. Ik heb nooit meer geprobeerd om in de sfeer van Eenzaam Zonder Jou te componeren. Dat is misschien wel mijn grote kwaliteit. Vernieuwen, niet herhalen. En wat composities betreft, ben ik ook heel trots op Het Kan Niet Zijn, Hopeloos en Hemelsblauw.

Elvis Presley is een van je grote idolen. Wat maakte hem zo bijzonder voor je?

Tura: Hij was én een uitzonderlijke zanger, én iemand die hij een heleboel stijlen aankon. Hij ging van Jailhouse Rock over Wooden Heart naar Suspicious Minds. Drie nummers die muzikaal mijlenver van mekaar verwijderd liggen.

Je bent destijds naar Nashville getrokken om er een plaat met zijn begeleidingsgroep te maken: Scotty Moore, DJ Fontana, The Jordanaires. Dat moet één van je beste herinneringen zijn?

Tura: Natuurlijk. Die lui hebben zich ziek gelachen toen ik van Return To SenderVerkeerd Verbonden maakte. Ze zegden me dat ik swingde zoals Elvis. Dat heb ik vanuit Nashville naar mijn vrouw doorgebeld, zo blij was ik. Ze antwoordde me doodnuchter: Arthur, kalm kalm, terug naar beneden, jongen.

Je hebt niet veel rocksongs op je repertoire. Was het genre iets te wild en te lawaaierig voor je?

Tura: Mijn stem is er niet voor geschikt. Ik miste diepte. Pas de laatste jaren heb ik die wel. Nu zing ik beter rock-‘n-roll dan toen ik jong was.

Hield je meer van The Beatles dan van The Rolling Stones?

Tura: Ik was alleszins meer geïnteresseerd in het vakmanschap van de componisten van The Beatles: Lennon en McCartney, en ook in mindere mate Harrison. Ze waren meesters en baanbrekers in de harmonieën. Eigenlijk speelden ze ook schlagermuziek, maar door de vernieuwende harmoniestructuren groeide het daarbovenuit. Toch bedienden ze zich niet van een systeem zoals Burt Bacharach dat doet. Het vloeide er spontaan uit, en het was honderd procent hen. Componeren kun je niet leren. Het is een gave, net zoals schilderen of poëzie schrijven.

Toen je in de Abbey Road Studio was om deze cd op te nemen, liep het gerucht dat Paul McCartney er was. Je hoopte stiekem op een ontmoeting, mag ik vermoeden?

Tura: Ik heb wel uitgekeken, ja. En ik zou er ook naartoe gegaan zijn om met hem te spreken. Al heb ik geen grote mond. Ik ben één keer in mijn leven naar een artiest gestapt voor een handtekening. Dat was in een restaurant in Saint-Tropez, waar Quincy Jones zat. To Arthur schreef hij op mijn papiertje. Ik was zo blij als een kind.

Heb je, in functie van dit album, voor je platenkast gestaan om je te inspireren?

Tura: O nee, volstrekt niet. Dat is een van mijn slechte karaktertrekken. Ik wil me absoluut niet laten beïnvloeden door eender wie. Ik ben niet het type dat dag in dag uit Sinatra en Nat King Cole oplegt. Ik ben er spaarzaam mee. Net zoals met U2 en Sting, waar ik ook een enorme fan van ben. Sting vind ik tegenwoordig wel iets te jazzy, maar U2 is werkelijk briljant. Alleen al die stem van Bono. Huiveringwekkend.

Is dat de invloed van je kinderen?

Tura: Ze laten me wel veel ontdekken. Sandy heeft me Daft Punk leren kennen. Ik was meteen verkocht. Ik begrijp wat de jeugd graag hoort. Ik zou me in een dancing heel de nacht kunnen amuseren. Laten we er trots op zijn dat de moderne dansmuziek voor een groot deel in ons land is uitgevonden. Ten tijde van Presley gingen de mensen uit de bol bij de afterbeat. Maar de kerel die het bedacht heeft om óp de beat te focussen, is even geniaal. Dat is een nog sterker gegeven om op uit de bol te gaan, dan de afterbeat. Ik heb geluk wat de muzikale inbreng van mijn kinderen betreft. Sandy leert me de moderne dance kennen, David de underground rock.

Je laat je nooit betrappen op commentaar op andere artiesten. Uit respect voor iedereen?

Tura: Ik heb het geluk dat ik iets bereikt heb. Maar dat wil niet zeggen dat ik moet oordelen over anderen. Ik doe er alles aan om niet pretentieus te zijn. Het is een vrije wereld. Iedereen doet zijn kunstje. Leven en laten leven. Dat is ook een van de redenen dat ik zelden meedoe aan tv-programma’s. In panels zitten, jureren, of talkshows afschuimen, liever niet. Een bewuste keuze, net zoals het afschermen van mijn privé-leven.

Heb je bij manier van spreken evenveel respect voor K3 als voor Django Reinhardt?

Tura: Voor de makers van K3 dan. Omdat ze uitstekend werk leveren, en de meisjes prima coachen. Als het product K3 goed is, heb ik daar respect voor. En het is goed. Ze bespelen die markt geweldig. Het hele concept klopt. Dat is een kwaliteit. Maar je kunt het uiteraard niet vergelijken met Django Reinhardt. Die is top of the bill in de jazz.

Het gaat slecht met de platenbizz. Zelfs Mick Jagger is naar verluidt door zijn platenmaatschappij aan de deur gezet omdat zijn soloplaat onvoldoende verkocht. Is de druk op jou ook groot?

Tura: Jagger ontslagen? Het is toch geen stunt? Niet te geloven! Ik hou mijn hart vast. Het is nog nooit zo slecht gegaan met de platenbusiness, dat voel ik ook aan. Het kopiëren en downloaden van muziek neemt rampzalige vormen aan. Sony ontslaat personeel, EMI doet hetzelfde. Dit heb ik in mijn carrière nog niet meegemaakt. Er zijn wel mindere periodes geweest, maar dat lag vaak aan de vernieuwing binnen de muziek. Als die op zich liet wachten, ging de algemene verkoop achteruit.

Je moet er eens op letten, meestal gaat het over periodes van tien à twaalf jaar. Wie met iets vernieuwends aankomt, gaat er met de hele platenverkoop vandoor. The winner takes it all. Dat was zo met Julio Iglesias en later met Michael Jackson. Die hebben elk tien jaar in hun genre de markt ingenomen. Maar niks kan blijven duren. Al bewijs ik het tegendeel. Daarom ben ik zo blij dat ik nog mag meelopen.

‘Het is geen Swingpaleis-swing. Het is de typische jaren ’50-swing, waar ik mee opgegroeid ben. Om het even wat Sinatra zong, het swingde altijd.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content