Het uilskuiken vliegt uit

© FOTO CHARLIE DEKEERSMAECKER

Met Sir Yes Sir treedt Tijs Delbeke eindelijk uit de schaduw van groepen als Dez Mona of dEUS. Vorige zomer nog het best bewaarde geheim van de belpop, nu vol vertrouwen een mooie toekomst tegemoet. ‘Wij vullen een gat in het muzikale landschap.’ ?

Boven een dampende kom knolseldersoep heet hij ons welkom, in een hoekje van een van zijn vaste praatstaminees, vlak bij Berchem-station. Buiten vriest het, maar de handdruk is warm, en de glimlach ook. Tijs Delbeke heeft er zin in. ‘Ik vind dat ik al genoeg tijd verloren heb’, vertelde de multi-instrumentalist en edelfigurant bij bands als Dez Mona en dEUS vorige zomer nog in dit blad. Met de release in het verschiet van We Should Talk, het eerste album van zijn groep Sir Yes Sir, is aan dat sentiment een eind gekomen. Tijd om de draad van dat gesprek opnieuw op te pikken.

Op de hoes word ik aangestaard door een babyuil, en een van de songs heet The Owl. Wat heb je met dat beest?

Tijs Delbeke: Ik vond het gewoon een sprekende foto, zo’n schattig uilskuiken. (lacht) De uil is een symbool van wijsheid, maar op de foto is ze nog onvolgroeid. Ik vond het mooi passen bij een debuut. (snel) Niet dat Sir Yes Sir een onvolgroeide band is, integendeel.

‘I’ll meet the owl in a fight for life’, zing je. De uil als een soort alter ego?

Delbeke: Voor een stuk wel. Ze is de andere ik, iemand tegen wie ik moet vechten.

Hoezo, vechten?

Delbeke: Om mezelf niet te verliezen. De Tijs Delbeke die zichzelf soms te veel projecteert op anderen, die zichzelf constant wil testen. Hoe zou ik dit of dat aanpakken, dat is een vraag die ik me in het dagelijkse leven veel stel. Ik kan me daar echt in verliezen.

Je bent doorgewinterd als muzikant in dienst van anderen, nu komt voor het eerst alle druk op jouw schouders te liggen. Ben je daarop voorbereid?

Delbeke: Voorlopig valt dat goed mee. De recensies moeten nog komen, hé. (lacht) Ook dat ik alle interviews voor mijn rekening moet nemen, vind ik best prettig. Door over de muziek te praten met anderen kom je het een en ander te weten.

Zoals?

Delbeke: Dat dit veel meer een persoonlijke plaat geworden is dan ik initieel dacht. Omdat ik aan veel teksten ben blijven sleutelen tot op het laatste moment had ik dat niet in de gaten. Het is abstract genoeg, dacht ik. Tot ik alle teksten eens achter elkaar las. Ik heb er blijkbaar echt wel veel van mezelf in gestoken.

Met één song die er op dat vlak met kop en schouders bovenuit steekt: I Lie Myself to Sleep Again.

Delbeke: Inderdaad, daar geef ik me het meest bloot, en heb ik ook het hardst geworsteld met de tekst. Het was lang een zorgenkindje, dat nummer. Maar het moest er zonder omwegen uit, het kon niet anders.

De tekst is een soort intentieverklaring, een lijst met voornemens.

Delbeke: Terwijl je zelfs de beste voornemens nooit helemaal zelf in de hand hebt. ‘I’ll quit playing music in too many bands’: ik wil het wel, maar dat zit nu eenmaal in mij. Ik heb moeite daar afstand van te doen. Maar ik wilde het toch even gezegd hebben. (lacht) Zoiets is eigen aan mijn verwarde geest. Ik kan de dingen niet eenduidig bekijken, zwart-witdenken is me vreemd.

Dus het is nog niet helemaal gedaan met huurling te spelen voor anderen?

Delbeke: Ik snap dat je het zo uitdrukt, maar zelf heb ik me nooit als een huurling gezien. Ik zou bijvoorbeeld een heel slechte sessiemuzikant zijn – daar ben ik niet technisch genoeg voor. Maar wat ik wel goed kan, is meewerken aan nummers en naar klanken zoeken. Ik zal dat dan hoogstwaarschijnlijk ook blijven doen, meewerken aan projecten waarin ik veel kwijt kan.

Dez Mona moet niet op zoek naar een nieuwe gitarist?

Delbeke: Voorlopig niet, nee. Maar Sir Yes Sir krijgt vanaf nu wel voorrang, en dat begrijpt iedereen met wie ik speel. Ik vind trouwens dat mensen veel te snel denken dat verschillende projecten combineren niet kan. Als ik van het ene concert naar het andere moet hollen, zal ik dat graag doen. Ik kan niet goed stilzitten, dat komt me dus goed uit. Af en toe zal ik ‘neen’ moeten leren zeggen, maar wanneer, dat wijst zichzelf wel uit.

Ben je bang van de eventuele hype?

Delbeke: Waarom zou ik? Als het tot een hype zou komen met Sir Yes Sir zal ik eerder verbaasd zijn.

Je zult dan veel ‘neen’ moeten zeggen, en het gevaar van snel op te branden loert bij een hype altijd om de hoek.

Delbeke: Goh, ik kan niet het soort muzikant zijn dat inspeelt op wat hot is. De trage opbouw is meer aan mij besteed.

Liever de rustige lijn dan het instantsucces?

Delbeke: Daar kies je eigenlijk zelf niet voor, toch? Kijk, ik zit nu tot mijn eigen verbazing bij een groot label en dat brengt best wat druk en aandacht mee. Het enige wat ik kan doen, is nu alle kansen grijpen om Sir Yes Sir in de aandacht te spelen. Ik ga nu ook niet beginnen dwars te liggen om per se die rustige lijn aan te houden. (lacht)

‘Good ideas are seldom new’ zing je in Ideas for a Waste of Time

Delbeke: Dat is toch zo?

Biedt Sir Yes Sir dan niets nieuws? Of is het geen goed idee?

Delbeke: Ho maar, zo bedoel ik het niet! Dat was trouwens het eerste nummer dat ik geschreven heb voor de groep. Ik weet nog dat ik er hard op heb zitten schaven, want het zou het ene nummer worden waar ik alle andere aan zou spiegelen. (lacht) Het nummer gaat ook over té veel nadenken, iets waar ik mij vaak aan bezondig.

Te veel denken, kan dat?

Delbeke: Ik verlies soms veel tijd door alles dood te analyseren, ja. Peinzen, piekeren, moeilijk knopen doorhakken, het vormt de rode draad door mijn leven. Ik ben niet de meest impulsieve mens.

Wat ik eigenlijk wilde vragen: vult Sir Yes Sir een gat in het muzikale landschap van Vlaanderen?

Delbeke: Ik durf te beweren van wel, ja. Er is nood aan een groep als Sir Yes Sir, of dat maak ik mezelf toch wijs. (lacht) Mijn muzikale bagage situeert zich vooral in de nineties, het tijdperk waarin ik als tiener veel naar muziek ben beginnen te luisteren. Je hoort het aan mijn gitaarspel en mijn melodieën, zonder dat ik dingen bewust probeer na te apen. Maar ik vind dus dat de melodie in veel hedendaagse muziek verloren is gegaan, ingeruild voor strakkere ritmes. Wij proberen de rauwheid, het minder afgelikte weer op te zoeken. Ik heb een beetje heimwee naar de alternatieve scene toen alternatief nog écht alternatief was, maar tegelijk ook populair kon zijn. Denk aan de platen van Beck in de jaren negentig. Die schemerzone tussen raar en toegankelijk, die interesseert me. In de jaren negentig was die beweging veel meer aanwezig. Heel die leefwereld van trashy jeugdhuizen en optredens in kraakpanden fascineert me. Nu gaat alles er veel braver toe.

Je bent 28, eigenlijk te jong om de vroege nineties zo bewust meegemaakt te hebben.

Delbeke: Misschien romantiseer ik dat hele ninetiesgedoe wel een beetje. Maar daar is niks mis mee, toch, af en toe wat romantiseren? (lacht)

Een van die groepen die toen alternatief waren, is dEUS, en in 2009 stond je plots met hen op het podium. Weet je nog wat er door je heen ging toen Tom Barman je op Pukkelpop aankondigde als ‘mister Tijs’?

Delbeke: ‘Nu zullen mijn broer en zus wel héél trots zijn’ – ze stonden dan ook met een spandoek in het publiek. (lacht) Van zenuwen of zo was helemaal geen sprake, ik heb dat hele optreden beleefd in een gelukzalige roes.

En toch moeten ze je niet meer bellen. Ik citeer uit een vorig interview: ‘Ik wist dat het alleen voor die minitournee was. Ik verwachtte ook niet dat ze me opnieuw zouden bellen. Ik had daar op een of andere manier ook geen zin meer in.’ Dat klinkt op het randje van arrogant.

Delbeke: Maar dat was helemaal niet arrogant bedoeld! Ik geloof trouwens dat ik toen ook heel duidelijk gemaakt heb hoe dankbaar ik was voor die kans. Ik was op het moment van dat interview vooral bezig met mijn eigen groep uit de grond te stampen, vandaar die opmerking.

En als Barman je morgen tóch opbelt?

Delbeke: Als ze me effectief opbellen, dan zal ik misschien anders piepen. (lacht) Maar die denkoefening maak ik liever niet. Voltijds spelen in een groep als dEUS, dan kun je het niet maken om er nog vier andere projecten op na te houden. Tenzij je Mauro heet, natuurlijk. (lacht) Ik zou het trouwens niet goed doen, enkel als gitarist. Er zijn veel betere gitaristen dan ik.

Je was ook vol lof over het charisma waarmee Barman zijn ding kan doorduwen in dEUS. Ben jij ook een natuurlijke leidersfiguur?

Delbeke: Ik beschik zeker niet over natuurlijk charisma zoals Tom, ik zie mezelf meer als een goede eindredacteur. We werken in Sir Yes Sir als een groep, het is niet zo dat Tijs Delbeke alles bedenkt en dat laat inspelen door een stel sessiemuzikanten. We praten over alles, van de songkeuze op de plaat tot elementen in de eindmix. Maar in een patstelling gebruik ik mijn vetorecht.

Ik heb een vraag voor je van Gregory Frateur, je collega bij Dez Mona: wanneer heb je je eerste songtekst geschreven en wie of wat inspireerde je daarbij?

Delbeke: Ik moet zeventien of achttien geweest zijn, en de song heette Mutation. De tekst bestond voornamelijk uit woorden die rijmden op de titel: violation, organization, occasion… euhm, en ga zo maar door. Ik herinner me niet alles. De inspiratie kwam deels van Brave New World, verplichte leeskost van Aldous Huxley op school. Ik was toen danig onder de indruk van dat hele dystopische idee.

Wie zijn de dreigende horsemen uit Keep the Horsemen Out?

Delbeke: Dat nummer heette eerst Who’s Gonna Fuck Up Now?, en is de meest politiek geïnspireerde song op de plaat. Ik zat toen met mijn hoofd vaak in de kranten, midden in de verkiezingsperiode, en ik besefte dat het eigenlijk niet uitmaakt wie er precies aan de macht komt, het is gewoon wachten tot de volgende die het allemaal komt opfokken. Het is ook een aanklacht tegen de angstcultuur die bij veel mensen leeft, het alomtegenwoordige en onnodige onveiligheidsgevoel dat in vele hoof-den welig tiert. Ruiters te paard vond ik een mooie metafoor daarvoor. Ik had het ook eens gewikipediaad en dan kom je gauw bij de vier ruiters van de Apocalyps terecht en dergelijke.

Gewikipediaad, een nieuw werkwoord. Doet me denken aan nog een voornemen uit I Lie Myself to Sleep Again: ‘I’ll quit using words that I don’t understand.’

Delbeke: Dat stamt uit de periode toen ik vaak moeilijke woorden ging opzoeken om te gebruiken in mijn songteksten. In liefdesliedjes bijvoorbeeld, die zijn het moeilijkst om te schrijven. Het vocabulaire daarvoor is zo vastgelegd en beperkt. Iedereen kan iets raars schrijven, maar enkel de heel groten slagen erin om zich met liefdesliedjes te onderscheiden. En zeker als er simpele woorden en zinnen in staan. (lacht)

Zinnen als ‘I’m very unlikely to ever come up with an idea as good as you’? Dat is een hele mooie, getekend Tijs Delbeke.

Delbeke: Bedankt, ik was er zelf ook behoorlijk trots op. Ze wellen niet zo vaak spontaan of impulsief op, zulke exemplaren. Ik heb veel tijd nodig om tot goede ideeën te komen, maar mijn metier is nog groeiende.

Zoals een uilskuiken.

Delbeke: Precies.

We Should Talk

Uit op1/2 via EMI.

door Jonas Boel — FOTO CHARLIE DEKEERSMAECKER

Tijs Delbeke ‘Ik heb heimwee naar de jaren negentig. Die schemerzone tussen raar en toegankelijk, die interesseert me.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content