DE VERGEEFSHEID DER DINGEN – Vergeet wat Q-music de klok rond draait: een veel mooier bewijs van de algehele zinloosheid iedt Het onzichtbare geluk van andere mensen, de donkerkomische tweede roman van Manu Joseph.

Manu Joseph, Podium (oorspronkelijke titel: The Illicit Happiness of Other People), 346 blz., ? 22,50.

Ousep Chacko krijgt het maar niet helder. Drie jaar geleden benam zijn 17-jarige zoon Unni zich het leven. De jongeman leek alles mee te hebben, was geliefd, een getalenteerd striptekenaar, de ster van zijn omgeving. Als vader van een dood kind dat hij nooit heeft doorgrond – ook nooit geprobeerd, opvoeden is tenslotte een vrouwenaangelegenheid -, telt voor Ousep nog maar één ding: de ontraadseling. Amechtig scharrelt hij bij Unni’s klasgenoten naar betekenis die ze hem niet geven kunnen. Wanneer op een dag een onafgewerkte strip in de bus zit, door Unni verstuurd op de dag van zijn wanhoopsdaad, hervat Ousep zijn onderzoek. Als een bloedhond zit hij de scholieren weer achterna, die hem moegetergd naar een zwijgende non en een levend lijk doorverwijzen.

De Indiase auteur Manu Joseph situeert Het onzichtbare geluk van andere mensen, een mild satirische roman over filosofische fantomen, in de stad van zijn jeugd: Madras (inmiddels tot Chennai herdoopt), eind jaren tachtig. Al snel dienen zich referentiewerken aan, Kundera’s De ondraaglijke lichtheid van het bestaan en Aravind Adiga’s De witte tijger op kop. Dat laatste vanwege Josephs meewarige commentaar op de Indiase samenleving, over het helaas al te actueel blijvende molesteren van meisjes bijvoorbeeld, zomaar op de bus of op straat.

Maar het verhaal blijft het belangrijkste. Dat krult zich rond misschien wel de puurste plot die er is: de zoektocht naar de absolute waarheid. Want Joseph weet wel degelijk een universele dimensie aan deze tragische, aandoenlijke familiesaga te geven, hoe apart zijn personages stuk voor stuk ook zijn. Ousep komt elke avond luid en dronken jeremiërend thuis. Zijn vrouw Mariamma, die hem dood wenst, is ten prooi aan oude grieven die haar tegen de muren doen praten. De twaalfjarige Thoma, van alles bang en al even vatbaar voor vreemde hersenkronkels, is dan weer de koddigheid zelf. ‘Als zij door zijn korte broek heen ziet dat het oude ruitjesgordijn van de familie Chacko een tweede leven als zijn onderbroek is begonnen, zal er voor hem niets anders op zitten dan het dak op te gaan en zich naar beneden te storten.’ Zij, dat is buurmeisje Mythili, dat zich sinds Unni’s dood om onduidelijke redenen van de Chacko’s heeft afgekeerd. Bij elk van hen heeft de zelfdoding van Unni iets geblokkeerd dat op ontsluiting wacht.

Sommige zinnen doen je naar kadertjes grabbelen. ‘De waarheid is een waanidee dat aanslaat.’ ‘Er is op deze wereld geen ontkomen aan het geluk.’ Manu Joseph laat een lichte vorm van spot over de bladzijden vloeien: hoe ijdel toch is de mens in het aanschijn van het grote mysterie. Maar de auteur is geen zwartkijker, geen nihilist: hij suggereert dat het aanvaarden van de algemene vergeefsheid der dingen evengoed een innerlijke vrede kan doen neerdalen. Een niet afnemend genot is het, zoals Manu Joseph behendig danst op de koord tussen existentieel sérieux en frivole relativering.

Misschien is alles inderdaad wel zinloos. Maar dat gaan geloven vooraleer u deze roman aanvat, zou toch zonde zijn.

KURT BLONDEEL

SLEUTELZIN ‘Dat een mysterie een oplossing moet hebben, is duidelijk geen vereiste van de natuur.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content