Het filmfestival van Brussel is sinds zijn wederopstanding vorig jaar een festival voor Europese debutanten. In 26 films wordt er een beeld geschetst van de filmscene van Europa. Programmator Jan De Clercq geeft uitleg.

Films maken we met mate, maar aan filmfestivals geen gebrek in Vlaanderen. De kleintjes meegeteld gaan we stilaan naar de twintig initiatieven. Eén daarvan is het filmfestival van Brussel, dat van bij zijn ontstaan zo’n dertig jaar geleden een probleemkind is geweest. Twee jaar geleden leek het definitief aan zijn kwalen te zijn bezweken, maar plotsklaps trad een geheel nieuwe ploeg aan en vond het festival een luisterrijke nieuwe locatie: Flagey. Festivaldirecteur is producent Dominique Janne en voor de programmatie zorgt de tandem Jan De Clercq en Eric Kloeck. We praten met Jan De Clercq, onlangs winnaar van de ‘Vlaamse Cultuurprijs Film’ voor zijn verdiensten als filmvertoner (Cinéma Lumière in Brugge), distributeur (onder meer La meglio gioventù), producent ( Meisje) en festivalbezieler. Jan De Clercq was samen met Georges Micholt jarenlang de drijvende kracht achter het Brugse driecontinentenfestival Cinema Novo. Vorig jaar nam hij daar afscheid om samen met Kloeck de programmatie van het vernieuwde festival van Brussel in handen te nemen. ‘Het festival dat nu vrijdagavond begint, is niet de tweede, maar de eerste editie’, zegt programmator Jan De Clercq. ‘Want de versie van vorig jaar, was editie nul.’

Is de keuze voor een Europese film geen handicap? Veel mensen zijn het erover eens dat de vernieuwing in de cinema van elders komt.

Jan De Clercq: Je moet een keuze maken en een terrein afbakenen waarop je actief zult zijn. We hebben in België één groot algemeen festival en dat is Gent. Aan een tweede algemeen festival is er geen behoefte. We hebben daarnaast een festival van de francofonie in Namen en twee driecontinentenfestivals. Binnen dat veld vind ik onze aandacht voor debuutwerken van Europese origine belangrijk, omdat deze films makkelijk verloren gaan in de veelheid van 150 films, of het nu Rotterdam, Gent of Berlijn is.

Welke lessen hebben jullie getrokken uit editie nul?

De Clercq: De communicatie met het publiek en de bereikbaarheid van het festival waren voor mij het slechte punt van vorig jaar: mensen mochten niet reserveren, ze konden alleen aan de kassa kaartjes kopen. Dat is nu anders, we hebben de drempel verlaagd en we voeren meer promotie. Het programma is ook evenwichtiger dan vorig jaar, maar daar speelde toen ook tijdsgebrek in mee. Verder kunnen we niet om het filmaanbod heen; dit jaar is dat meer gediversifieerd dan vorig jaar. Er zijn bijvoorbeeld opvallend minder zwartgallige films. We hebben in het programma zelfs een hilarische komedie uit Polen: Squint your Eyes van Andrzej Jakimowski. Er zijn een drietal Duitse films die, op Berlin Blues na, misschien geen fantastische meesterwerken zijn, maar wel erg verrassen.

Wat zijn voor jou de grote lijnen in de programmatie?

De Clercq: Je hebt een cinema die veeleer mainstream is en die uit Groot- Brittannië komt: Bright Young Things van Stephen Fry en Sylvia van Christine Jeffs. De Duitse nouvelle vague kan ik moeilijk anders omschrijven dan ‘dat ze heel Duits is’. In Italië is er een kleine, maar heel boeiende beweging, die een bijna woordenloze cinema maakt. Ik denk aan de film Il Dono van Michelangelo Frammartino, die we helaas niet in Brussel hebben kunnen programmeren, en aan Il Vento, di Sera van Andrea Adriatico. Een aantal auteurs zijn in Italië een eigen filmtaal aan het creëren. The Last Train van Alexei German jr. is een poëtische zwart-wit cinemascoopfilm, die doet denken aan de Russische klassieken. Amper vertegenwoordigd dit jaar is Frankrijk, er is eigenlijk maar één Franse film, maar wel een heel bijzondere: Wild Side van Sebastien Lifshitz, met ook een Belgische participatie. Daarnaast heb je twee volwaardige Belgische films: Des Plumes dans la Tête, die dateert van Cannes vorig jaar, en Aaltra, die ik mijn guerrillafilm noem. Aaltra is gemaakt door Franstalige Belgische producenten, met 150.000 euro. Die hebben ze gekregen van een Antwerpse notaris die ook meespeelt in de film. Het is een zeer oneerbiedige, grappige film, waar een van de jongens achter C’est arrivé près de chez vous bij betrokken is.

Kun je eigenlijk wel spreken van de Europese film?

De Clercq: Je kunt niet spreken van één artistieke lijn in de Europese film, want die is er niet. Er bestaat wel een Europese film die min of meer op dezelfde manier wordt geproduceerd, en die we de auteurfilm noemen. Ik vat die traditie heel ruim op. De jongste film van Almodovar ( La mala educación), waarvan iedereen vindt dat die dicht bij de mainstream aanleunt, blijft voor mij nog een auteurfilm, omdat het geen prent is die volgens een vast concept werd gemaakt. Dat is precies onze sterkste kant, denk ik. In de jaren tachtig en negentig, hebben we de grote europuddings gehad. Vandaag zie je dat er opnieuw meer respect is voor de herkomst van de film.

Hoe promoot je een festival dat alleen eerste of tweede films brengt van cineasten die niemand kent?

De Clercq: Als je naar het festival komt, dan ben je erop uit om nieuw talent te ontdekken en heb je interesse in de Europese cinema. Ik vergelijk het met wat Rotterdam ooit geweest is: een festival zonder glamour, maar toch heeft het zich opgetild tot een evenement dat sexy kan zijn voor een groot publiek in Nederland. Kijk ook naar Cinema Novo in Brugge of Open Doek in Turnhout. Die festivals hebben een sterke relatie ontwikkeld met hun publiek.

Op de persconferentie werd aangekondigd dat het festival in de toekomst gaat samenwerken met de Filmvondsten die elk jaar in het Filmmuseum worden gehouden.

De Clercq: Ik heb al jarenlang een vriendschappelijke band met het Filmmuseum in Brussel. Festivaldirecteur Dominique Janne heeft in een vorig leven nog met Gabrielle Claes, de huidige conservator van het Filmarchief, samengewerkt. Ik denk dat beiden voorstander zijn van eenzelfde no-nonsenseaanpak. De filosofie achter beide festivals is dezelfde. Via dat soort samenwerking kunnen we de Filmvondsten uit hun isolement halen en een breder publiek bereiken. En als je de twee festivals samenbrengt, kun je er ook aan denken om een gezamenlijke logistieke structuur te ontwikkelen. En dus hebben we ons voorgenomen om de twee festivals samen te presenteren op eenzelfde locatie en datum, na Cannes. Waar dat zal zijn, weten we nog niet, en of die festivals later in elkaar zullen vloeien, is ook nog onduidelijk. Zeker de eerste jaren blijven het twee aparte entiteiten.

Door Erik Martens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content