Roffel op de borst, brul de buren bijeen en trek een tros bananen open, want de beroemdste aap uit de filmgeschiedenis is eindelijk terug. Peter Jackson, de man achter ‘The Lord of The Rings’, verzamelde een halve jungle aan acteurs, figuranten, animatoren en computer-tovenaars, én een budget van 150 miljoen dollar. In afwachting van de release – 15 december is D-Day – trok Focus alvast down under naar de set in Wellington, Nieuw-Zeeland. Ons exclusieve verslag van een tocht langs zwartgeschminkte inboorlingen, doorweekte niemendalletjes en denkbeeldige monsters.

DAG 1

‘Waarom in hemelsnaam een mega-blockbuster draaien in een godvergeten uithoek van de wereld, duizenden kilometers ver van Hollywood?’ Het is slechts één van de vele vragen die tijdens onze tweedaagse reis richting Wellington bovenborrelen, naast existentiële klassiekers als ‘wat garandeert ons dat dit ding blijft vliegen’, ‘waar halen stewardessen telkens die beate glimlach vandaan?’ en ‘waarom klapt die dikke Italiaan voor ons steeds zijn stoel omlaag, net op het ogenblik dat we beginnen weg te dromen van vergeten eilanden, bizarre creaturen en gewillige deernes in nood?’

Het antwoord op de eerste vraag wordt duidelijk wanneer het vliegtuig boven het adembenemende natuurschoon van Nieuw-Zeeland scheert. Met zijn woeste rotsformaties, dichte vegetatie en unieke fauna doet het land van kiwi’s en maori’s meteen denken aan een ’terra incognita’, een eiland dat miljoenen jaren geleden van het continent is afgedreven en sindsdien door de beschaafde wereld uit het oog werd verloren. De vergelijking tussen Nieuw-Zeeland en Skull Island, het mythische eiland waar King Kong en andere prehistorische beesten volgens de filmlegende de tand des tijds hebben doorstaan, ligt voor de hand.

Toegegeven: er zijn ook prozaïscher antwoorden denkbaar. Zoals: Peter Jackson, het creatieve brein achter dit peperdure project, is nu eenmaal afkomstig uit Nieuw-Zeeland. Bovendien heeft de man de gewoonte om steeds in zijn achtertuin te werken, zelfs al gaat het om monsterproducties als King Kong of The Lord of The Rings-trilogie. Sinds het gigantische succes van zijn Tolkien-adaptatie – tussen 1999 en 2002 in en rond Wellington opgenomen en geproduceerd – kreeg de culturele hoofdstad van Nieuw-Zeeland dan ook niet toevallig de bijnaam ‘Wellywood’. Dankzij Jackson, zijn WETA productie-studios en hun orken, enten en hobbits, is hier een heuse filmindustrie ontstaan, inclusief opnamestudios, animatie-workshops en CGI-fabrieken, die overigens regelmatig door Hollywood worden gesolliciteerd. Enkele titels van ‘Amerikaanse’ Wellywood-producties zijn The Last Samurai, I Robot of de tv-series Xena: Warrior Princess en Hercules.

Dat leidde tot een heuse opstoot voor de lokale economie en het toerisme, én tot de promotie van Peter Jackson tot nationale held. Hoe diep de bewondering gaat, blijkt meteen wanneer we het vliegtuig verlaten, en boven de inkomhal van Wellington International Airport een reusachtige replica van de Gollem zien – dat gluiperige mannetje uit The Lord of the Rings. Tussen de winkeltjes met Jackson-DVD’s, hobbit-mantels en posters van ridder Aragorn prijkt een metersgrote maori-mozaïek, met daarop de bebaarde en bebrilde beeltenis van Peter Jackson. Het weze duidelijk: de horrorfreak die ooit als enthousiaste doe-het-zelver voor geen geld cultfilms als Bad Taste en Brain-dead ineenknutselde, is tegenwoordig de grootste der vier miljoen Kiwi’s. Én for the record ook de best betaalde regisseur ter wereld. Voor King Kong betaalt Universal hem het recordbedrag van 20 miljoen dollar.

Laten we ons maar niet afvragen hoelang wíj in het zweet onzes aanschijns moeten zwoegen om die som bijeen te krijgen. Na twee dagen onderweg zijn onze hersenen aan rust toe. Morgen belooft het alweer een drukke dag te worden, met als hoogtepunt een nachtelijk bezoek aan de Skull Island-set, waar Ann Darrow oftewel Naomi Watts door de inboorlingen aan Kong zal worden geofferd. Slechts gehuld in een aan flarden gescheurd en doorweekt niemendalletje. Sweet dreams.

DAG 2

Frisgewassen en gladgeschoren duiken we de volgende avond het Universal-busje in, dat ons naar de poorten van Skull Island moet voeren, net buiten het centrum van Wellington nagebouwd tegen een heuvelrug. Straks krijgen we één van de meest aangrijpende scènes uit de film voorgeschoteld, en zullen Peter Jackson en hoofdrolspelers Adrien Brody en Naomi Watts ons te woord staan. Ja, mét gescheurd niemendalletje.

Twee uur later. De nacht valt en we slenteren tussen de gigantische tempelruïnes, lianen en skeletten van Skull Island, dat stilaan ingenomen wordt door een zenuwachtige sfeer. De 200-koppige crew mikt waterkanonnen de donkere hemel in, die stilaan verlicht wordt door tientallen brandende toortsen. Honderden halfnaakte en zwart geschminkte figuranten beginnen koortsig ‘Kong! Kong! Kong!’ te brullen, alsof hun leven en hun verdere filmcarrière als inboorling ervan afhangt. Op verzoek van de technici zetten we enkele stappen achteruit, net genoeg om buiten beeld te blijven en van dichtbij te zien hoe Naomi Watts door enkele drieste onverlaten bij de haren wordt gesleurd, richting een vijfentwintig meter hoge schuimrubberen poort. Ze wordt geofferd aan een monstrueuze gorilla, die nu nog alleen in onze verbeelding bestaat, maar straks door de computerafdeling van WETA Digital tot leven wordt gewekt.

Het dierlijk driftige tafereel wordt verschillende keren herhaald; Jackson hoeft zich niet bepaald te haasten, gezien alleen al de opnames meer dan acht maanden duren. We trekken ons even terug in de trailer van Adrien Brody. Hij oogt wat onwennig. Misschien omdat ons weelderige borsthaar even intimiderend oogt als dat van Kong. Of misschien omdat de frêle Britse karakter-acteur – je kent hem als de Oscarwinnaar uit Roman Polanski’s Holocaust-drama The Pianist – debuteert in een dure blockbuster. Brody speelt Jack Driscoll, de schrijver die clandestien met de expeditie van regisseur Carl Denham (Jack Black) meetrekt naar het mysterieuze Skull Island, er verliefd wordt op actrice Ann Darrow (Naomi Watts), en met Kong een rivaal krijgt waar hij zijn handen meer dan vol mee heeft.

‘Het was iets nieuws en uitdagends voor me, zowel dramatisch als fysiek’, legt Brody uit, terwijl de Kong-kreten buiten steeds heviger worden. ‘Ik was altijd al een grote fan van Jackson. Toen bleek dat Peter en zijn vrouw (Fran Walsh, zijn vaste co-scenariste, DM) me écht wilden voor de rol, heb ik blind getekend – de eerste letter van het script moest toen nog op papier worden gezet. Ze hadden me wel beloofd dat het een relatief korte shoot zou worden. (lacht) Maar goed, ik amuseer me rot en bovendien heb ik af en toe enkele dagen vrij om Nieuw-Zeeland te ontdekken.’

De update van King Kong – het origineel van Merian C. Cooper en Ernest B. Schoedsack dateert uit 1933 – is niet alleen voor Jackson een jongensdroom die in vervulling gaat. Ook Brody klinkt erg enthousiast. Als kind was hij helemaal weg van de filmklassieker met de aap uit plasticine en Fay Wray als scream queen. ‘Het is één van die avonturen die iedereen wil beleven. Je weet wel, exotische plekken, hevige dramatiek en spanning. Maar het is ook een opwindende variant op het romantische thema van de schone en het beest. Al die elementen samen maken van King Kong een tijdloos filmspektakel, dat zowel kinderen als volwassen aanspreekt.’

Ondanks zijn bewondering voor het origineel verzekert Brody ons dat King Kong in de versie van Peter Jackson geen slaafse remake wordt. En dat mag ook wel: Jackson is al ettelijke jaren met dit project in de weer. Zijn eerste poging in 1996 ging in extremis de mist in, omdat Universal te veel concurrentie vreesde van Columbia’s Godzilla en Disney’s Mighty Joe Young. Dit keer beschikt de opperkiwi over een monsterbudget van 150 miljoen dollar. ‘In het origineel waren de personages nogal eendimensionaal’, vindt Brody, ‘en ook de relatie tussen Ann en Kong ging niet erg diep. Dat zal deze keer ingrijpend anders zijn, net als de special effects, uiteraard. Weet je wat zo opwindend is? Dat ik deze film later aan mijn kleinkinderen zal kunnen tonen, en die zullen dan opscheppen over hun coole opa die door de jungle rent. Alleen jammer dat mijn kleinkinderen tegen die tijd, gelet op de snelheid waarmee de computeranimatie zich ontwikkelt, waarschijnlijk zullen zeggen dat het er allemaal zo fake uitziet.’ (lacht)

Daarover hoeft Brody zich de eerstkomende jaren geen zorgen te maken. Met hun magistrale werk voor The Lord of The Rings bewees de ploeg van de WETA Studios immers tot de absolute wereldtop te behoren op het gebied van computeranimatie en andere special effects. Waarover Brody zich wél zorgen kan maken, is zijn love interest Naomi Watts. We zitten intussen al een uurtje te keuvelen in de trailer, terwijl de Australische buiten door Jackson nog steeds wordt onderworpen aan de meest brutale rituelen. Sorry, maar het interview met Naomi wordt uitgesteld tot morgen’, komt een breedgeschouderde maori ons meedelen, gewapend met walkie talkie, security-badge en een stem die geen tegenspraak duldt. ‘No problem’, antwoorden we beleefd. We hebben alle uithoeken van Skull Island verkend, en stappen moe maar tevreden het busje in, richting hotel.

DAG 3

Twaalf uur ’s middags. In een perszaaltje van de WETA Studios schuift een zichtbaar vermoeide Naomi Watts bij ons aan tafel, haar benen in een elegante pose strekkend. Haar uitputtende rol van Ann Darrow – de ambitieuze starlet waarop Kong smoorverliefd wordt – laat duidelijk zijn sporen na. Is de film zo vermoeiend?

‘Absoluut’, antwoordt Watts welwillend, ‘maar het loont de moeite. Ik ben ervan overtuigd dat dit de ultieme versie wordt van het King Kong-verhaal. Hoe het resultaat er precies zal uitzien, weet ik nog niet. De meeste monsters worden pas achteraf met de computer gecreëerd, en het script wordt nog dagelijks bijgewerkt. Maar dat is net het mooie aan dit project: we proberen al doende de beste manier te vinden om het verhaal te vertellen, en dat maakt heel wat creatieve energie los. Het houdt je intellectueel alert.’

Dat lijkt ons geen overbodige luxe. Watts wacht namelijk de aartsmoeilijke taak om de erfenis van Fay Wray te torsen, de legendarische blondine die het in de originele film op een ijzingwekkend schreeuwen zet wannneer de losgeslagen King Kong met haar bovenop de Empire State Building klautert. ‘Vorige week heb ik het origineel nog een keer herbekeken’, lacht Watts, ‘en ik was opnieuw onder de indruk van de manier waarop Fay Wray haar keel kon openzetten. Het wordt lastig om dat te evenaren, maar gelukkig hoef ik deze keer niet zo veel te schreeuwen. We hebben het personage veel complexer en mondiger gemaakt. Er is een grondig verschil tussen de manier waarop men tegenwoordig vrouwen portretteert en de manier waarop dat in de jaren dertig gebeurde. Dit wordt dan ook de moderne, vrijgevochten Ann Darrow, ook al blijft de film zich afspelen in New York ten tijde van de Grote Depressie.’

Ann Darrow krijgt dus meer ballen aan haar tengere lijf dan in de versie van Fay Wray, en dat verbaast ons niet. Watts staat nu eenmaal niet bekend als een tuttige glamourdiva, maar als een stevige karakteractrice die tot nog toe vooral haar strepen heeft verdiend in independent-films, zoals Mulholland Drive en 21 Grams.

Logische vraag: zou Watts interesse hebben gehad in een blockbuster over een flink opgeschoten aap mocht Peter Jackson niet in de regiestoel hebben gezeten? Ik geef toe dat Peter de voornaamste reden is waarom ik heb toegehapt, ook al wilde ik altijd al dolgraag een keertje in een grote spektakelfilm spelen. Peter is niet alleen een regisseur met een kristalheldere visie; hij gunt zijn acteurs ook de nodige ruimte, en hij staat telkens open voor nieuwe ideeën. Hij vertrouwt je instinctief. Dat maakt hem trouwens alleen maar sterker als persoonlijkheid.’

Met deze lofbetuiging wordt het interview beëindigd. Gracieus verdwijnt Watts weer achter de coulissen, terwijl we nog even een blik werpen op een maquette van Kong die in de inkomhal staat opgesteld. Niet de mastodontische aap die u medio december al brullend, briesend en huilend te zien krijgt, wel een oud proefmodel dat negen jaar geleden voor Jacksons eerste King Kong-avontuur had moeten dienen.

Een somber gevoel overvalt ons. Het laatste vooruitzicht is de terugrit naar het hotel door de heuvels rond Wellington. Terwijl de WETA Studios beetje bij beetje de einder inzakken, rijden we voor de laatste keer langs het huis van Peter Jackson en Fran Walsh – een bescheiden villa die bepaald geen multimiljonair als eigenaar doet vermoeden – enkele King Kong-sets die tijdelijk met hekkens van de buitenwereld werden afgesloten en, op een doodgewone parking beneden in het gezellige provinciestadje, de boot die in de film zal dienen als de roestige sloep waarmee Carl Denham, Ann Darrow, Jack Driscoll et alea tot bij de ruige kusten van Skull Island varen. In gedachten nemen we alvast afscheid van Wellywood, ook al zijn we er heimelijk van overtuigd dat we hier ooit nog wel een keertje terugkeren. Voor de volgende film van Jackson bijvoorbeeld, of dat nu de Tolkien-verfilming Bilbo: The Hobbit wordt, een remake van Jason and the Argonauts of – zoals het er momenteel naar uitziet – The Love Bones, een bescheiden psycho-thriller over een tienermoordenares naar de roman van Alice Sebold. In afwachting: ‘have a great one, mates.’

DAVE MESTDACH

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content