Voor The Rolling Stones is geen hyperbool te overtrokken. Noem een vorm van decadente overdaad – seks, drugs of geweld – en de oerrockers zijn de onbetwiste recordhouders. Behalve de grootste rock-‘n-rollgroep ter wereld zijn ze ook de oudste. Om hun veertigste verjaardag als band te vieren, toeren Mick, Keith, Ron, Charlie en het hele Rolling Stones-circus twee jaar lang de wereld rond. Niemand vraagt meer of dit nou echt de allerlaatste tournee is. De dinosaurussen van de rock blijven spelen zolang ze overeind kunnen staan zonder looprekje. En zolang er publiek is dat zijn stembanden rauw schreeuwt om meer.

In concert: 7/9, TW Classic. Tickets: 0900 2 60 60 en www.goformusic.be. De data van de Europese tournee van The Rolling Stones zijn te vinden op www.rollingstones.com/tour

Mijn intuïtie zegt me dat deze band nooit meer in de Verenigde Staten zal toeren en dat het binnen drie jaar helemaal voor ze bekeken is.’ Dat zei Truman Capote over The Rolling Stones, vlak na hun Amerikaanse tournee van 1972, een aaneenschakeling van drugsfeesten, relletjes en orgieën. De dandyeske schrijver produceerde daarna nooit meer iets van het niveau van zijn vroege bestsellers Breakfast at Tiffany’s en In Cold Blood. Twaalf jaar later stierf hij in een hospitaalbed, aan een kapotgedronken lever en een door verbittering aangevreten geest. En

The Stones, die gingen door.

‘Die groep doet hetzelfde als The Beatles, alleen zes maanden later.’ Anno 1965 achtte John Lennon zijn muziek superieur aan die van The Rolling Stones. Hij liet geen mogelijkheid onbenut om het bestaansrecht van de concurrerende band in twijfel te trekken. Vijftien jaar later schoot Mark Chapman de zanger dood. The Beatles zelf bestonden al tien jaar niet meer. En The Stones, die gingen door.

‘Ik vermoed dat we ons twintigjarig bestaan niet zullen halen.’ Mick Jagger zag in 1982 in een gesprek met William Burroughs de toekomst zwart in. De schrijver van Naked Lunch knikte en dacht er het zijne van. Hij zag zijn rockvrienden hun twintigjarig bestaan vieren en was erbij toen de grens van drie decennia werd overschreden. In 1997 overleed de taaiste aller oerjunks. En The Stones, die gingen door.

Dit jaar bestaan The Rolling Stones veertig jaar. Het is een jubileum dat je normaliter associeert met bijzonder harmonieuze, ietwat saaie huwelijken of gezichtsloze verenigingen met eigen briefpapier en een penningmeester. Maar hier gaat het om het zootje ongeregeld dat zichzelf eind jaren zestig al uitriep tot ‘grootste rock-‘n-roll-band ter wereld’. Een Rolling Stone zijn, betekende: gillende groupies, chaotische optredens die uitmonden in straatgevechten vermomd als revolutie, vrachtwagenladingen drugs, sloten bourbon en wodka, vijandige autoriteiten, de ene na de andere rechtszaak, onechte kinderen bij een half dozijn vrouwen, doortrapte managers, elektrificatie op het podium en auto-ongelukken. Kortom, een leven op het kamikazespoor.

Maar terwijl vrijwel alle tijdgenoten van The Stones inmiddels dood, seniel of gepensioneerd zijn, rocken Mick, Keith, Ron en Charlie gewoon door. De opnamen van The Who, Jimi Hendrix en The Kinks zijn documentatiemateriaal geworden, platenkastvulling voor de rockliefhebber met een historisch bewustzijn. Maar de jongens die ooit ‘it’s a drag getting old’ zongen – en dat ook uit de grond van hun hart meenden – gaan nu door het leven als rock-opa’s. De Britse overlevers voegen nog steeds iedere vier, vijf jaar een titel toe aan hun discografie. Toegegeven, de platen van de laatste twee decennia missen de urgentie en rauwe energie van de begintijd. En hemelbestormende vernieuwers zijn de Stones nooit geweest. Maar de gebruikelijke beoordelingscriteria zijn op deze dino-saurussen niet van toepassing. The Rolling Stones zijn een rockband van de buitencategorie. Ze zijn een genre op zich, een fenomeen dat goed en slecht overstijgt, een culturele constante als rockfolklore. Of, zoals Keith Richards ooit zei, ‘The Rolling Stones is een monster, groter dan ieder van ons’.

Een groot deel van die uitzonderlijke status steunt op een onverwoestbare livereputatie. In de top3 van best bezochte tours aller tijden bezet de groep alle plaatsen. En de Licks World Tour, die negen maanden geleden startte in de VS, mikt weer op het verbreken van oude records. Rond de aftrap voor het Europese deel van de twee jaar durende tour, op 4 juni in München, hing een ouderwets koortsachtig sfeertje. Met vier decennia praktijkervaring op zak, oogde de band zelfverzekerder dan ooit. Richards schoof over het podium als een uitgeteerde leguaan met roofzuchtige neigingen. Jagger sprong op en neer als een opgewonden aerobicsleraar en liet zich gewillig in het kruis tasten door een achtergrondzangeres. Wood deed een gulle graai in zijn arsenaal gekke bekken en practical jokes. En Watts zat stoïcijns achter zijn drumkit te draaien met zijn stokken. Voor de Licks Tour blijven de gebruikelijke barokke podiumrekwisieten als opblaasbare reuzenpenissen, oerwoudlianen, industriële stortkokers en hangbruggen achterwege. Een relatief simpele lichtshow, enorme plasmaschermen op de achtergrond en 240.000 watt aan geluid maken duidelijk waar het de band om gaat: ‘it’s only rock ‘n’ roll’.

En die no-nonsensehouding stralen The Stones ook uit in hun omgang met de pers. Terwijl twintig cameraploegen nerveus lopen te trekken aan kabels en journalisten de wachttijd gelaten proberen in te korten door veel te vlug glazen wijn naar binnen te gieten, slenteren Mick Jagger, Keith Richards, Ron Wood en Charlie Watts de zaal in alsof ze niet voor een persconferentie maar op koffievisite komen. Jagger, glinstering in zijn ogen en een licht spottend lachje rond zijn elastische lippen, voert het hoogste woord. Een stokdunne Wood grinnikt onophoudelijk en ondersteunt een hangerige Richards. De ‘Human Riff’ kijkt verbazingwekkend helder uit zijn roodomrande ogen en klemt de ene na de andere sigaret in zijn tot klauw vergroeide linkerhand. Watts wil graag weg. Als hij niet hoopvol naar de deur staart, frommelt hij wat aan de panden van zijn onberispelijke bruine pak of kijkt hij naar de punten van zijn jazzy two-tone-schoenen.

Maar The Rolling Stones is meer dan deze vier individuen. Het aura van een groep die de tijdgeest heeft overstegen, wiens levensstijl alle medische wetten tart, is bijna tastbaar. En dat geldt misschien nog wel meer zodra die verweerde koppen en tanige lijven op armlengte afstand aan de interviewtafel zitten. Logischerwijs is de eerste vraag dan ook: veertig jaar rock-‘n-roll met alles erop en eraan, hoe hou je dat vol?

Keith Richards:(grijnst)

Dat is een geheim!

Mick Jagger: Ik denk dat het te maken heeft met het publiek. Dat levert de energie waar wij op draaien. En in deze tour komen we dichter bij de fans dan ooit tevoren. Voor het eerst werken we met een arena voor het podium waar geen stoelen staan. We lopen via een catwalk door het publiek. Als je al die handen om je heen omhoog ziet gaan, weet je direct waarvoor je het doet.

Charlie, in de jaren tachtig beschreef je 25 jaar Rolling Stones als 5 jaar spelen en 20 jaar wachten. Hoe zit dat met 40 jaar Rolling Stones?

Jagger: Oh Charlie, een mathematische vraag voor je.

Charlie Watts: Het is heel simpel: 5 jaar spelen en 35 jaar wachten.

Jagger: Wachten hoort nu eenmaal bij showbizz. Je ziet het ook in film. Je hangt de hele dag op de set rond om aan het einde van de middag eindelijk vijf minuten film te schieten.

Watts: Als je mij vraagt wat nu het mooiste is aan mijn leven als een Rolling Stone, dan is het antwoord: de vakanties. Het vervelendste is: toeren en iedere avond opnieuw je kunstje moeten doen.

Jagger: Je vindt het fantastisch om het iedere avond te doen! Maar vooruit, ik snap wel wat je bedoelt. Toeren roept erg ambivalente gevoelens op, ook bij mij. Twee jaar lang staat je hele leven in het teken van de tour. Alles draait om die geconcentreerde twee uur op het podium, de rest is secundair. En je wilt niet je hele leven op het tweede plan zetten. Toch komt het daarop neer. Heel veel kan niet: je kan niet zo-maar naar huis vliegen een dag voor het concert, je kan niet lekker uitgaan. Je moet in vorm blijven. Een jaar lang woon je in een wachtkamer. Je zit in een dwangbuis van afspraken,

hotelreserveringen en vlieg- tickets. Dat werkt limiterend.

Maar waarom doe je het dan nog?

Jagger: Omdat we het, ondanks alles, nog steeds leuk vinden om te doen.

Richards: En we doen het al zo lang, we kunnen eigenlijk niet anders meer. Het is een verslaving.

Tijdens een tour word je niet alleen op jezelf teruggeworpen, maar ook op elkaar. Hoe houden jullie het al veertig jaar samen uit?

Richards:(grijnst) Dat is

een geheim!

Jagger: Als je niet oppast, dan beantwoordt hij alle vragen op deze manier…

Richards: Vooruit, serieus dan. Ik denk dat je na zo’n lange tijd samenwerken in een bepaalde rolverdeling valt. Met Ronnie bijvoorbeeld kan ik lachen op het podium. We proberen elkaar af te leiden en fouten te laten maken. Zodat we tegen elkaar kunnen zeggen: you really fucked up this time! Er wordt weleens gesuggereerd dat ik de artistieke directeur ben van The Stones en Mick de zakelijke leider. Maar zo scherp is het nu ook weer niet verdeeld. Ik probeer gewoon Mick op het rechte pad te houden. (lacht rasperig)

Mick, Charlie en Ron, hoe zouden jullie Keith in één woord beschrijven?

Jagger:(trekt wenkbrauwen op) Mmmm

Wood:(fronst) Pffft….

Watts:(vertrekt geen spier) Help!

Zijn er nog dingen die je in deze tour over jezelf hebt geleerd?

Jagger: Ik heb veel geleerd over zingen. Voordat we begonnen met toeren, besloot ik mijn voorbereidingen eens anders aan te pakken. Voordien concentreerde ik me vooral op fysieke en mentale training en negeerde ik mijn stem een beetje. Nu is dat meer in balans.

Het betekent wel veel meer werk. Ik doe een warm-up voor de soundcheck en dan nog een voor de show. En als we een rustpauze hebben die langer is dan drie dagen – iets waar je normaal toch wel naar uitkijkt -, dan moet ik een soort gesimuleerd concert doen. Ik heb inmiddels een stevige verzameling karaoke-cd’s. Voornamelijk met Stones-nummers, nummers die ik inmiddels uitentreuren heb gedaan. Dus heb ik ook ander materiaal, vooral veel oude soul. Dat is echt leuk om te doen. Ik zit drie uur op een dag in mijn hotelkamer opgesloten met mijn karaokemachine. Maar het helpt wel. Ik heb op deze tour veel minder problemen met mijn stem dan tijdens vorige tours. Ik kan verschillende nummers aan en hoef niet continu hoestdrank te slikken. Eigenlijk had ik veel eerder aan stemtraining moeten beginnen.

En hoe bereiden jullie je

fysiek voor op een tour?

Richards: We bewegen redelijk wat op het podium. Dat vind ik eigenlijk wel genoeg.

Jagger: Ik doe dansoefeningen. Dansen is een veel interessantere vorm van sport dan rennen of fietsen. Natuurlijk ontkom je er niet aan om ook de saaie dingen te doen. Als we niet toeren, probeer ik mijn conditie op peil te houden. Saai, maar noodzakelijk. Als je een show doet als de onze, dan moet alles goed zijn. Je moet goed klinken, je moet er goed uitzien, je moet goed bewegen. Imago is alles.

Ron, jij hebt een heel ander soort voorbereiding gedaan, na twintig jaar alcoholisme ben je gestopt met drinken. Hoe bevalt dat?

Wood: Het is een ervaring. Ik weet nu wat ik speel. En ik ben zelf soms verbaasd over wat er uit mijn vingers komt. (lacht) Het is ook apart om het publiek te kunnen zien. Vroeger was alles wazig. Ik had niet helemaal door wat er om me heen op het podium gebeurde, botste overal tegenaan. Het was ‘blik naar de grond en ik zie de rest van de band na het concert wel weer’. Met een mineraalwatertje op de bühne is het heel anders.

Keith, ben jij van plan om Rons voorbeeld te volgen?

Richards: Ik heb erover nagedacht… (lacht en verslikt zich bijna in een hoestaanval) Mijn devies is: als je het kan uitzweten, dan is het oké!’

Hoe kiezen jullie de setlist voor de verschillende concerten?

Jagger: We gaan met z’n allen rond een statige, teakhouten tafel zitten met tweehonderd liedjes voor ons. Die gooien we dan in de lucht en de eerste twintig die we van de grond rapen, worden het. Nee, serieus. Voor deze tour hebben we 130 nummers intensief gerepeteerd. We hebben geen definitieve setlist. Bijna iedere avond passen we de keuze van nummers en hun volgorde aan. Op sommige avonden leggen we de nadruk op nummers van Let it bleed. Andere keren concentreren we ons op nieuwer of zelfs obscuur materiaal. De ene avond spelen we Sympathy for the Devil, de volgende weer niet. En de voorkeuren van het publiek verschillen ook van land tot land. Hollanders houden meer van de harde rocknummers, Italianen van ballads. Het is alleen lastig te onthouden wie wat ook alweer leuk vindt.

Richards: Aan het begin van de tour speelden we een beetje op safe. Maar naarmate de band meer ingespeeld raakt, wisselen we zeven, acht nummers per concert. Nu is de band zo zelfverzekerd dat we denken dat we alles kunnen.

Wood: En het hangt af van het soort podium dat we bespelen. De Licks Tour is de meest gevarieerde die we ooit hebben gedaan, met optredens in theaters, hallen en stadions. Het is een small-medium-large-tour.

Richards: Het lijkt wel alsof je het over ondergoedmaten hebt!

Wood: Sommige nummers werken beter in een theater dan in een stadion.

Richards: En je kan een klein concert gebruiken om nummers uit te testen. Dat verschil in podia geeft ons een flexibiliteit die we eerder niet hadden. Het houdt ons ook scherp. Als je alleen maar van die monsterconcerten speelt, dan raak je op den duur verstrikt in een toursleur. Op deze manier is het interessanter voor de band.

De uiteindelijke keuze laat ik altijd over aan Mick. Hij is per slot van rekening de zanger. Misschien heeft hij een rauwe keel en wil hij een bepaald nummer niet doen omdat het te hoog is en het zijn stem zou verpesten voor het volgende nummer. Eigenlijk spelen we iedere dag op het gehoor. Misschien dat ik twee of drie nummers verander, de volgorde wat aanpas, maar als je op het podium staat, moet je rekening houden met je frontman. Hij moet het zingen! Zijn voorkeuren wegen daarom ook zwaarder door dan die van de rest van de band.

Er staan ook totaal nieuwe nummers op het repertoire. Dit is bijvoorbeeld de eerste keer dat jullie ‘Can’t You Hear Me Knocking’ live spelen. Wiens idee was dat?

Richards: Eerlijk gezegd spelen we dat nummer al jaren tijdens repetities. Maar we kregen het nooit voor elkaar om het te laten werken.

Wood: Maar deze keer klikte het gewoon.

Richards: Dat heeft ook te maken met de tourband die we nu hebben. Mensen als Chuck Leavell en Bobby Keyes (res-pectievelijk toetsenist en saxo-

fonist, ED) draaien al heel wat jaren met ons mee. En iedere keer dat we weer samen komen, is er net iets meer mogelijk. Sommige nummers lijken een soort eeuwige houdbaarheid te hebben als het gaat om ze live te spelen. Jumping Jack Flash blijft me verbazen. Iedere keer dat ik het speel, vind ik er wel iets nieuws in. Hetzelfde voor Street Fighting Man en Satisfaction. Maar bij sommige songs blijft het moeilijk om ze aanvaardbaar op een podium te brengen. Gimme Shelter is zo’n geval. We hebben nu een redelijk goede versie onder de knie. Dat heeft me een hoop werk gekost. Er zitten wel acht verschillende gitaardelen in die song, en als je op het podium staat met twee of drie gitaristen, moet je de essentiële stukjes van de verschillende riffs spelen die het nummer maken. Dat realiseren veel mensen zich niet. Dat veel Stones-platen voor een groot deel bestaan uit gelaagde gitaren. Dat is de manier waarop we het doen, hoe een Stones-plaat een Stones-plaat wordt. Het is een geheim! (grijns)

Tijdens de eerste Golfoorlog speelden jullie ‘Highwire’, dat kritiek leverde op de Amerikaanse aanval op Irak. Tijdens de tweede Golfoorlog dit jaar stond ‘Highwire’ niet op het programma. Waarom?

Jagger: Het is een andere oorlog. Zelfde regio, maar andere oorlog. Het is niet omdat we bang waren voor Amerikaanse kritiek dat we het niet speelden. Het was puur een inhoudelijke beslissing.

In China kregen jullie te maken met de censor. Het album ‘Fourty Licks’ mocht alleen worden uitgebracht zonder ‘Brown Sugar’, ‘Honky Tonk Women’, ‘Beast of Burden’ en ‘Let’s Spend the Night Together’, omdat ze te seksueel expliciet zouden zijn. De optredens in China gingen uiteindelijk niet door vanwege sars. Wat zouden jullie spelen als je toch nog eens in China terechtkomt?

Wood: Ik denk niet dat we Starfucker zouden spelen!

Richards: Dat gedoe rond China was nogal bizar. We zaten in Singapore in het vliegtuig, klaar om voor de allereerste keer naar China te gaan, en toen zeiden ze: ‘Sorry jongens, het gaat niet door’. We zaten echt vast tussen oorlog en pest. We konden geen kant op zonder in problemen te komen. Maar ik ben ervan overtuigd dat we in China zullen spelen. We hebben nog nooit een show afgezegd waarvan we hadden beloofd dat we hem zouden doen. Als de Chinezen beter zijn, gaan we. It’s in the sars. En wat we dan gaan spelen, dat zien we dan wel weer.

Wat zijn de grootste praktische problemen tijdens de tour?

Jagger: De zon. In Italië moeten de concerten voor elf uur ophouden waardoor we een groot deel van het concert in het daglicht moeten doen. Terwijl het een show is met veel lichteffecten, die het beste werkt in het donker. Maar misschien dat het ook wel gaat in de schemering. De echte problemen zijn wat dat betreft te verwachten in Scandinavië waar het tijdens de zomer helemaal niet donker wordt.

Richards: En we hebben ook wel problemen gehad met sommige voorprogramma’s.

Jagger: Voor het optreden in Hannover hadden we Böse Onkelz geboekt. Toen de media daarachter kwamen, verschenen er allerlei verhalen in de kranten over hun extreem- rechtse verleden. Daar wisten wij dus niks van ; normaliter doen we geen studie naar de politieke achtergrond van supportacts. Maar onze tourmanager heeft gepraat met de band en met hun manager – die trouwens joods is – en toen bleek dat het om een oud en onjuist verhaal ging.

Tijdens het optreden in München speelden jullie een set op een klein podium midden in de zaal. Toen klonken jullie als een onvervalste bluesband. Is dat ook jullie ambitie, om te eindigen als gerespecteerde bluesmannen?

Jagger: Deze tour gaat inderdaad over het terugkeren naar de roots. En dat is de blues.

Richards: We hopen over te komen als een bluesband in een lokale bar.

Wood: En er werden aanstekers en bierbekers gegooid. Dat is weer eens wat anders dan de gebruikelijke bh’s en slipjes.

Richards: Ik krijg toch geen genoeg van het verzamelen van lingerie.

Wood:Yeah!

Richards: Dat hoort ook bij een bluesband. En dat zijn wij: een bluesband. Alles wat we spelen, is gebaseerd op de blues. Als je twijfelt op het podium: speel een blues-lick. Dat is altijd goed. En wie weet dat we inderdaad oud kunnen worden als Muddy Waters of B.B. King. Dat niemand meer zeurt over onze leeftijden, maar dat ze naar tijdloze muziek komen luisteren. Pas als er niemand meer komt luisteren, is het tijd om met pensioen te gaan.

Dus ‘Slipping Away’, een van de nieuwe nummers op ‘Fourty Licks’, is geen autobiografisch nummer over het naderende einde?

Richards: Alle songs zijn een beetje autobiografisch. Maar ik probeer er toch altijd iets universeels in te stoppen. Ik heb er een hekel aan om over mezelf te zingen, maar tegelijkertijd heb je wel een startpunt nodig. En dat is dan mezelf. Maar het is zeldzaam dat ik echt teksten schrijf. Doorgaans loop ik gewoon naar een microfoon en kijk ik wat eruit rolt. Regel voor regel komt er dan wel wat. En dat brei ik dan aan elkaar. Als ik vast kom te zitten, geef ik wat ik af heb aan de rest van de jongens. Als die het oppikken, dan is dat een teken dat het nummer potentie heeft en dan ga ik er nog eens mee aan de slag.

Dat was vroeger natuurlijk anders. Toen schreef ik altijd alles samen met Mick op bussen en in muffige Holiday Inn-kamers. Maar na Exile on Main Street zijn we langzaam een nieuwe componeermethode gaan ontwikkelen. We werken onafhankelijk van elkaar aan allerlei stukjes. En af en toe leggen we dat mozaïek van losse eindjes bij elkaar en blijkt dat we – zonder enig overleg – samen een liedje hebben geschreven. Natuurlijk mis ik die dagenlange schrijfsessies met Mick wel eens. Maar het was op een gegeven moment praktisch niet meer haalbaar – zeker toen we in verschillende landen woonden. En mensen worden volwassen, krijgen verschillende interesses, groeien wat uit elkaar. Wij dus ook.

En wat heeft The Rolling Stones als volwassen band bij te dragen aan de hedendaagse popmuziek?

Jagger: Een bepaalde geloofwaardigheid en waarachtigheid. Uithoudingsvermogen. En ook een link met zowel het verleden als het heden. Dat zijn best een hoop dingen. Ik denk dat The Rolling Stones nog steeds staat voor actuele muziek met een navelstreng die reikt tot in een ver en donker verleden.

Maar overkomt het jullie nou nooit dat je op het podium staat en je afvraagt waar al die mensen voor staan te juichen?

Wood: Continu. Optreden heeft een soort magie die ik nog steeds niet kan beschrijven en eigenlijk ook niet begrijp.

Richards: Het kan na een concert erg lang duren voordat je adrenalineniveau weer op een normaal peil komt. Soms zak je een uur na het optreden als een pudding in elkaar. Andere keren ben je volledig opgedraaid, moet je jezelf echt naar beneden praten.

Wood: En dan zit je om negen uur ’s ochtends nog in de hotellobby.

Richards: Maar de volgende dag doe je het weer helemaal opnieuw. Kom je de rest van de band tegen backstage, omhels je elkaar, dat soort rituelen. En dan het moment dat je het podium betreedt. Het geschreeuw van al die fans blaast de gitaar bijna uit je handen. En je wordt iemand anders. Het is alsof ze de deur van de kooi opengooien en de tijgers loslaten. For better or worse.

Door Edo Dijksterhuis

Keith Richards ‘Er wordt weleens gesuggereerd dat ik de artistieke directeur ben van The Stones en Mick de zakelijke leider. Maar zo scherp is het niet verdeeld. Ik probeer gewoon Mick op het rechte pad te houden.’

Mick Jagger ‘Toeren roept erg ambivalente gevoelens op. Twee jaar lang staat je hele leven in het teken van de tour. Alles draait om die geconcentreerde twee uur op het podium, de rest is secundair. En je wilt niet je hele leven op het tweede plan zetten.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content