HET HUIS VAN AFGRIJZEN

Met The Woman in Black is de zoveelste wedergeboorte van het legendarische horrorinstituut Hammer Films een feit. Het verhaal van een studio met negen levens.

Nietsvermoedend wandelen elke dag duizenden toeristen voorbij een monument uit de Britse filmgeschiedenis. In Wardour Street – gelegen tussen Leicester Square en Oxford Circus – ligt het Hammer House, de geboorteplaats van de populairste griezelfilms die in het Verenigd Koninkrijk vervaardigd zijn. Let wel: het betreft niet de eerste, laat staan de laatste gevel waarop het befaamde art-decologo van Hammer Film heeft geprijkt. De notoire studio is namelijk vaker uit de dood verrezen dan het gros van de ondode creaturen die haar catalogus rijk is.

De filmmaatschappij werd in 1934 opgericht door de Britse zakenman William Hinds en de Spaanse immigrant Enrique Carreras. Ze huurden een kantoor in de chique Regent Street, financierden enkele onopmerkelijke producties… en gingen failliet in 1937. Hun zonen, Antony Hinds en William Carreras, gaven de moed niet op en legden zich toe op de filmdistributie. Tijdens WO II verdiende het duo een pak geld met de productie van ‘quota quickies’, goedkoop gemaakte vluggertjes die dienden om gaten in de bioscoopagenda te vullen.

Na de oorlog verhuisde Hammer Film naar Wardour Street en het vergaarde fortuin werd geïnvesteerd in de bouw van een eigen opnamestudio aan de oever van de Thames. Daar ontpopte huisregisseur Terence Fisher zich tot een genrekameleon en wisselde hij films noirs als The Last Page (1952) af met sciencefictionavonturen als Spaceways (1953).

De grote doorbraak kwam er in 1955 met The Quatermass Xperiment, een bioscoopbewerking van een BBC-reeks over een uit de ruimte teruggekeerde astronaut die in een alien begint te veranderen. De realistische toon, de overtuigende speciale effecten en de pas ingevoerde ‘X-rating’ maakten hem tot een heus kassafenomeen.

Omdat gruwel geld bleek op te leveren, ging Hammer op zoek naar nieuwe inspiratiebronnen, en al snel kwam de studio uit bij Mary Shelleys Frankenstein. Fishers sfeervolle mise-en-scène, de perfect gecaste hoofdacteurs, het sprookjesachtige setdesign en de succulente kleurfotografie – destijds ongezien in het griezelgenre – maakten van Hammers eerste gotische horrorfilm de hot ticket van 1957. In de sixties legde Hammer zich toe op bloederige bewerkingen van griezelklassiekers als Dracula, The Mummy, The Curse of the Werewolf en The Phantom of the Opera. Ook in trek waren de zogenaamde mini-Hitchcocks, in zwart-wit geschoten lowbudgetthrillers die schatplichtig waren aan Psycho.

Algauw kwam er echter sleet op de Hammerformule. De alsmaar minder geïnspireerde Frankenstein– en Dracula-sequels moesten het afleggen tegen de gesofisticeerdere horror van Rosemary’s Baby en de explicietere gruwel van Night of the Living Dead. Bovendien oogstten genremash-ups als The Legend of the 7 Golden Vam-pires – waarin karateka’s en bloedzuigers een robbertje vechten – voornamelijk hoongelach. Dat de studio in 1979 de boeken neerlegde, verbaasde niemand.

In het midden van de jaren tachtig herleefde Hammer kort maar krachtig als productiemaatschappij van twee dertiendelige tv-reeksen, Hammer House of Horror en Hammer House of Mystery and Suspense. De stroom van al dan niet dubieuze video- en dvd-releases zorgde er trouwens voor dat het horrorlabel nooit écht begraven werd. De recente revival heeft de studio te danken aan niemand minder dan tv-mogol John de Mol. In 2007 kocht hij de rechten van de meer dan driehonderd titels tellende Hammercatalogus en sindsdien blaast hij de studio met nieuwe producties als Let Me In, The Resident en The Woman in Black langzaam maar zeker nieuw leven in. Wordt vervolgd.

DOOR STEVEN TUFFIN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content