DE MIDAS MOORDEN (ASPE DEEL 1) VRIJDAG 13/2 – 21.05 VTM

DOOR GUNTER VAN ASSCHE FOTO LIEVE BLANCQUAERT

1949 Ik ben een kind van de Rupelstreek. Soms denkt men dat de typische a-klank die zo eigen is aan mijn uitspraak uit het Antwerpse dialect komt, maar het is eigenlijk een residu van mijn opvoeding: thuis spraken we Engels. Mijn vader was tijdens de oorlog lid van de RAF, en tijdens de bevrijding leerde hij mijn Vlaamse moeder kennen. Taal, het ritme van het woord, heeft me wellicht daardoor altijd geïntrigeerd.

1964 Die deep throat-stem van me zit in de familie en heeft wellicht ook iets met mijn fysiek en gezondheid te maken. Ik speelde als vijftienjarige basketbal bij de Bobbies in Boom. Na een match was ik zo stom om bezweet te blijven rondlopen: ik hield er een longontsteking en een longabces aan over. Het was echt kantje boord. Meer dan een half jaar was ik aan het bed gekluisterd en mijn schooljaar was naar de vaantjes. Toen heb ik de school opzijgeschoven voor een leercontract als diamantkliever.

1968 Ik zat in de diamantsector, verdiende goed, maar zag mijn leven niet de richting uitgaan die ik wou. Ik had een hobby nodig. Iemand stelde voor om me bij een amateurgezelschap aan te sluiten. Tijdens het eerste examen op de academie was ik zo op van de zenuwen dat alles in het water viel. Ik herinner me dat ik huilend de coulissen in vloog. Heel theatraal zwoer ik mezelf in de spiegel om wraak te nemen. Daarna ontwikkelde ik plankenvastheid door álle voordrachtwedstrijden af te schuimen, tot Ontdek De Ster toe. In 1968 kreeg ik het Dr. Oscar-Jan De Gruyter-juweel voor voordracht en welsprekendheid: op dat moment de kers op de taart voor al mijn moeite.

1971 Ik heb heel lang getwijfeld vooraleer ik de diamantsector voor een toneelopleiding inruilde. Uiteindelijk ben ik met grote onderscheiding afgestudeerd aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium. Passie is altijd mijn motief geweest: verhaaltjes vertellen, was van kindsbeen af een droom. Een groot geluk dat ik door al de stukken waarin ik meespeelde de kans heb gekregen om door verschillende speelstijlen te kunnen walsen. De ene regisseur zweert namelijk af wat een ander je heeft aangeraden. Het is een blijvende zoektocht, en je kunt je nooit settelen in ervaring.

1987 Bij Delia Salvi, van de Actor Studio in Los Angeles, heb ik voor het eerst method acting aan den lijve ondervonden. Ze coachte me voor mijn rol in Odyssée d’Amour. Die acteerstijl is me nadien bij ettelijke rollen van pas gekomen. Een referentie wellicht is dat ze tien jaar later de persoonlijke dramacoach van Susan Sarandon werd, toen die in Dead Man Walking meespeelde. Delia is een echte Amerikaanse zottin: als je haar privé zou tegenkomen, zou je aan een andere tafel gaan zitten. Je wordt gek van haar neurotische gedrag! Maar op professioneel vlak is ze haarscherp in elke analyse.

1996 Ik werd vaak getypecast als grote verleider. Ik speelde wegens mijn fysiek playboys en grijze charmeurs. Op zich is dat allicht geen reden om te zeuren. Maar ik was zo blij dat ik in de tv-serie Diamant eindelijk eens een écht verloederd type kon spelen, een beest. Robbe Parrain is een lompe, gedegenereerde en corrupte flik, geen verleider of ladies’ man. En daarnaast was die serie natuurlijk een erg sentimentele zaak, aangezien ik zelf diamantkliever was geweest.

1998 Als er één datum in mijn verleden van belang is, dan wel deze: het jaar van de breuk met de Koninklijke Nationale Schouwburg. De KNS was een kwarteeuw lang een spil in mijn bestaan en toen werd ik de deur gewezen. Daarna leek het een volkomen cultuurclash om in een soap, Thuis, mee te draaien, want ik had me altijd op een carrière in het theater gefocust. Ik wou nog zoveel grote rollen spelen. Het was een droom die versplinterde, en bovendien was ik in één klap werkloos. Ik huiverde bij het idee om in een soap te moeten spelen. Onterecht, want Ann Petersen en Koen De Bouw stonden ook op de set en hun spel leerde me om niet neer te kijken op genres. Wat zij deden, was film. Zo’n ervaring verruimt je blik op het vak.

2002 Het overlijdensjaar van Luc Philips. Voor mij was hij de onbetwiste ‘formateur’: zijn grootste belang voor mezelf was dat hij een speler was. Lucs idee van acteren was ‘niet lullen maar dóén’. Hij spoorde anderen aan om meer op hun intuïtie af te gaan en hun instincten te ontplooien. Je moest bij wijze van spreken het telefoonboek kunnen spelen. Luc Philips is sine dubio een van mijn grootste voorbeelden. In mijn KNS-periode drukte hij een zware stempel op mijn carrière en op mijn acteerkunst.

2001-2003Vrouwen!!! Na de breuk met de KNS was theater een open zweer, maar ik herpakte me na een eerste voorzichtige monoloog ( De Spotlijster en de Keizer; gva). En toen kwam het verlangen om Vrouwen!!! te brengen. Ik heb die monoloog 236 keer opgevoerd en meer dan 45.000 mensen bereikt. Wel, die appreciatie is de grootste award, en misschien wel de enige die iets voorstelt.

2004 De tv-adaptatie van Pieter Aspes misdaadverhalen op VTM. De cirkel is rond: eerst speelde ik de ambitieuze onervaren policier Frank in de film Zaman, dan de corrupte Robbe Parrain in Diamant, en nu de ervaren flik met een goede inborst. Ergens is die doorgroei te vergelijken met mijn evolutie in andere rollen: als jeune premier speelde ik de verliefde gast, die playboy wordt op zijn dertigste en uiteindelijk een grijze charmante veertiger. Op mijn vijftigste krijgt dat personage nog meer karakter en gewicht. Misschien speel ik straks wel een kromme flik van zeventig. Zolang ik Hugo Claus’ regieadvies opvolg, kan dat geen probleem zijn. Die zei dat je het altijd moet laten ritselen. Dat is misschien wel dé sleutel tot acteren: elke keer opnieuw moet het verrassen, gensteren op de scène. l

Gunter Van Assche Foto Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content