Monza op theatertournee. ‘Het is weer een stap dichter bij het grote ideaal dat ik al jaren koester: een rockgroep die een collectief wordt dat méér doet dan samen muziek maken’, droomt Stijn Meuris luidop.

Door Peter Van Dyck. Foto Guy Kokken

Monza-theatertour: 18/1 CC Merksem, 25/1 CC Ninove, 26/1 CCTernat, 1/2 CC Waregem, 8/2 CC Bilzen, 9/2 CC Eeklo, 15/2 CC Mol, 16/2 CC Roeselare, 1/3 CC Sint-Truiden, 16/3 CC Mechelen, 22/3 De Zandloper Wemmel, 29/3 CC Leopoldsburg, 30/3 Stadsschouwburg Sint-Niklaas.

Het heeft wat heen en weer bellen gevergd om een gaatje te vinden in de agenda van Stijn Meuris. Ik tref hem, aan de vooravond van de theatertournee van Monza, op zijn eerste vrije dag sinds lang. Meuris is niet alleen op muzikaal vlak een bezige bij. Hij heeft zich de jongste tijd ondergedompeld in het tv- en videomedium. De clips die hij voor Monza regisseerde, vielen zozeer in de smaak dat er vrij snel opdrachten binnenliepen voor video’s van Eden en The Sheila Divine.

Daarnaast maakt hij reportages voor Man Bijt Hond en draaide hij de filmpjes die de genomineerden voor de Castar-prijs inleidden. De Limburger vertelt dat hij voor het portret van modeontwerper Walter Van Beirendonck naar Londen is gegaan voor een ontmoeting en een filmpje met Bono. Een superster als Bono regie-aanwijzingen geven, het is weer eens iets anders dan werken met muzikanten die dagelijks met hem ‘aan het front vechten’.

Er staan sterke maar ook minder sterke momenten op de cd ‘Van God Los’. Ik vraag me af of je de plaat niet te snel hebt opgenomen. Andere groepen schrijven en repeteren twee jaar voor ze de studio intrekken.

Stijn Meuris: Om allerlei redenen moest er stilaan een cd komen. We waren ongeveer een jaar bezig en hadden al enkele singles uitgebracht die ons met een overkill confronteerden. Door agendaperikelen moest met opnamedata worden geschoven. Naar ons gevoel duurde het dus lang eer de plaat er was. We wilden bovendien een statement, een supereerlijke, bijna ongenuanceerde cd maken. Je kunt het brutaal of pretentieus noemen, maar we hebben geprobeerd iets te creëren dat een verschil maakt. We hadden er, met succes, op gegokt dat in de pers het woord ‘bombast’ zou worden bovengehaald. In een land waarin alles geijkt wordt aan de normen van lo-fi wordt veel nogal snel als bombastisch bestempeld. Elton John is voor mij geen bombast, dat is kunst.

Het is een wankel evenwicht. Ik geef toe dat we op de volgende plaat de lijn iets duidelijker moeten trekken. In dikke letters hing op de muur van de studio: Heb geen schaamte. We wilden iets maken dat van ons was en dat niet anticipeerde op mogelijke kritieken. De nummers die gesneuveld zijn, dié waren pas bombastisch. Daar was de digitale drager gewoon te klein voor. ( lacht)

Wat is dat dan voor jou: bombast?

Meuris: Rammstein. Die muziek is een grap, met een goeie marketing achter. Daardoor wordt die bombast verteerbaar. Ik vind heel wat hiphop en R&B van tegenwoordig bombastisch. Dat heeft een haast religieuze gezwollenheid. Plots is het weer hip om Pink Floyd goed te vinden. Maar verdorie, die zijn altijd al goed gewéést. Zo’n nummer als Comfortably Numb: daar zitten drie gitaarsolo’s in, waarvan de laatste tweeënhalve minuut duurt. Live liet Pink Floyd een glitterbol van twaalf meter hoog boven het publiek in twee delen openvallen: er zijn ruimtevaartprojecten die bescheidener zijn. ( lacht) En toch heb ik niet het gevoel dat dat bombastisch is. Als ik in zo’n stadion sta, wíl ik dat ook zien.

Dat neemt niet weg dat ik, nu we aan nieuwe nummers werken, weer heimwee heb naar de Noordkaap-periode van Een Heel Klein Beetje Oorlog. Nummers als Het Komt Voor In De Beste Families en Het Zou Niet Mogen Zijn vonden het midden tussen rock en something else. Waardoor we een zeer divers publiek aantrokken.

Noordkaap was een heel open groep. Bij ons moest je niet het juiste T-shirt aanhebben. We maakten muziek voor iedereen en dat werkte ook wel. Die finesse mis ik nu. Lars (Van Bambost, Noordkaap-gitarist, pvd) was daar verantwoordelijk voor. Hij is een rustige mens, wat je van mij niet kon zeggen. Dat gevoel leeft momenteel binnen Monza: we hebben nu ons stoer visitekaartje afgeleverd. Iedereen weet nu: Monza exists. Tijd voor een volgende stap. We willen de critici nog een poepje laten ruiken.

Enig idee of de Noordkaap-fans bereid zijn om mee te gaan in de trip van Monza?

Meuris: De reacties variëren, als ik op de website mag afgaan. Vijftig procent is positief, de andere vijftig negatief. De jongsten schrijven vaak: we vinden Monza veel sterker dan Noordkaap, en het doet een beetje pijn dat te moeten lezen. Ik vrees dat die jongelui Noordkaap nooit in goeie omstandigheden hebben zien optreden. Je hebt er ook die met een chirurgenmes beide groepen ontleed hebben en die tot de conclusie komen dat Noordkaap beter was. Ik vind dat je je niet aan zo’n vergelijking mag wagen: het is geen voetbalwedstrijd. Vergeet ook niet dat Noordkaap tien jaar bestaan heeft.

We hebben nu allemaal de leeftijd waarop we de zaken een beetje kunnen relativeren. Ik kan nu gerust toegeven dat we op Van God Los vergissingen hebben begaan, dat zou ik vroeger nooit hebben gekund. Misschien bezit het palet van deze cd storende kleuren. Heel wat mensen hadden destijds problemen met het brede spectrum van de Noordkaap-plaat Programma 96. Daar stonden heel zachte nummers op, maar ook pure haat. Ik hou van platen die van links naar rechts flitsen.

Weet je, we willen allemaal – zelfs de meest alternatief en ruimdenkenden onder ons – een plaat die aan de verwachtingen voldoet. Die gladheid zit nog het meest in groepen waarvan je in eerste instantie denkt: ho, dit is heavy. Neem nu Slipknot en Limp Bizkit: dat is niet zwaar, dat is net heel gepolijst. Marilyn Manson en Slipknot lijken angstaanjagend, maar als je het puur productioneel benadert en bestudeert hoe die muziek in elkaar steekt, is de enige mogelijke conclusie: het zijn mietjes. Gestroomlijnder kan het niet. Lou Reed was in zijn beste jaren véél agressiever en brutaler dan tien Slipknots bij elkaar. De gemiddelde 18-jarige ziet dat natuurlijk niet.

Ik zou het niet erg vinden als uit die suikermelange goeie songs kwamen. Never Mind The Bollocks van de Sex Pistols was uiteindelijk óók nep. Zelfs bij Nevermind van Nirvana kan je je vragen stellen. Wij hebben in New York gewerkt met Howie Weinberg, die Nevermind heeft gemastered. Hij zei over die plaat: You don’t wanna know. Mario Goossens, de drummer, en ik zaten in zijn studio in New York drie dagen voor Osama Bin Laden kwaad werd. Die samenwerking was een droom die werkelijkheid werd: Howie Weinberg is de naam die prijkt op driekwart van de platen die in mijn kast staan. Toen Mario en ik daar een koffie zaten te drinken, riep ik ineens: Mario, daar achter je, veertien keer platina van de Red Hot Chili Peppers! Toen begonnen we rond te kijken: overal, tot op het toilet, hingen aan de muur platina platen van Smashing Pumpkins, Nirvana, Limp Bizkit, Public Enemy en ga zo maar door.

Weinberg is een New Yorkse jood, achterin de veertig. Een Woody Allen-type. I like the sound of your album, zei hij. We mochten niet aanwezig zijn bij de mastering, wat de finale fase in het opnameproces is, waarbij de mix nog wordt opgepoetst. Ik weet dus niet welke trucs hij gebruikt, ik weet alleen dat er geheimzinnige, oude apparatuur stond. We werden op een vriendelijke manier wandelen gestuurd. Na enkele uren was de klus geklaard. Een technicus liet ons het resultaat horen. En tjonge, die man heeft het dus echt wel in de vingers. Toen besefte ik: dáárom heeft zo’n plaat van Limp Bizkit zoveel impact. Dat geluid vult letterlijk de ruimte. Bij Limp Bizkit en Rage Against The Machine maakt de klank de helft van het verhaal uit.

In de taxi naar de luchthaven zaten Mario en ik allebei met de hoofdtelefoon op naar de eindmix te luisteren. Nota bene tijdens Mitrailleur keek ik voor de laatste keer achterom naar de skyline van New York. Enkele dagen later stonden de WTC-torens er niet meer.

Je hebt altijd beweerd dat Noordkaap ondenkbaar was zonder Lars Van Bambost. Wie is binnen Monza zo’n bepalende figuur?

Meuris: Ik.

And that’s it?

Meuris: Helemaal niet. Maar als je bedoelt: zonder wie zullen de mensen de groep niet meer herkennen, dan is het antwoord: ik. Wat oorspronkelijk niet de bedoeling was, maar ik vrees dat het wel zo is. Jij zit hier ook weer met mij te praten. Dat is een soort self-fulfilling prophecy. Louter muzikaal bekeken is Mario een bepalende figuur. Hij maakte de laatste drie jaar ook al deel uit van Noordkaap.

Met hem wou je absoluut verder?

Meuris: Ja, al heeft me dat veel moeite, pijn en tranen gekost. Omdat hij ongelooflijk goed is, wordt hij vaker dan wenselijk is door iedereen de studio ingesleurd om problemen op te lossen. Heel wat Belgische platen zijn niet ingespeeld door de muzikanten die op de hoes vermeld staan. Het is een soort ongeschreven wet dat zoiets nooit wordt toegegeven. Ook onze toetsenman David Poltrock is zo’n studiofiguur die stiekem de studio binnensluipt om de shit van anderen op te kuisen. Soms zelfs zonder dat die anderen dat weten.

Mario is een atypische rockdrummer. Hij is de mens met de breedste muzikale interesse die ik ken: van fado tot death metal. Hij lacht geen enkel genre weg en is heel flexibel. Je hebt wel meer muzikanten die met gemak switchen tussen blues en hiphop, maar die daardoor een soort karakterloosheid krijgen. Bij Mario is dat niet het geval.

Hij heeft in het beruchte ‘Bonanza’-verslag van jullie Zuid-Afrika-trip vorige zomer met veel bravoure gesteld: ‘Als David en ik morgen uit Monza stappen, is het gedaan met de groep.’

Meuris: Dat klopt ook. Het zou dan zeker voor een hele ochtend gedaan zijn. Maar mezelf kennende, zou ik tegen halftwee ’s middags alweer een nieuw plan hebben. ( lacht) Ik hoop dat het niet gebeurt. Mario en David hebben me in 2001 al heel wat hartkloppingen bezorgd. Ik was enerzijds heel fier dat zij wereldwijd getoerd hebben met Hooverphonic en anderzijds heel bang om hen te verliezen. Het zijn tenslotte beroepsmuzikanten. Ik had hen heel erg nodig.

We hebben heel duidelijk twee snelheden binnen de groep en dat is niet zo slecht. Piet De Pessemier is een heel jonge gitarist. Ik geloof heel erg in hem. Maar hij zit wel op een ander niveau dan Mario, David en de nieuwe bastoetsenist Luc Weytjens. Ik reken mezelf overigens ook tot de amateurs binnen Monza. Ik moet echt op de toppen van mijn tenen staan, anders haal ik het niet.

Hoe gaat Piet om met de druk om tegen die anderen te moeten opboksen?

Meuris: Heel rustig. Hij leert voortdurend bij. Piet beseft dat hij te maken heeft met anciens, maar gaat daar heel goed mee om. Het is aanklampen. Eigenlijk is dat ook een heel goeie motivatie. Ik heb altijd gezegd dat tien jaar Noordkaap een langdurig psychologisch experiment was, vanwege de uiteenlopende karakters binnen de groep. Dat was Big Brother avant-la-lettre. Ik heb mezelf eventjes wijsgemaakt dat het met Monza anders zou zijn. Maar het is weer van dat. Het is wéér geen gemakkelijk groepje. Het is wéér elke week hopen dat we de volgende week nog bestaan.

Nadat ik dat ‘Bonanza’-stuk gelezen had, dacht ik: wat een rare groep.

Meuris: Al hadden we een geweldige tijd in Zuid-Afrika. Er was pers mee en we zaten heel dicht op elkaar. We hadden afgesproken: we gaan niet flauw doen. Wat de journalist meepikt, pikt hij mee. Ik wou niet bij het nuttigen van de laatste koffie op de luchthaven aan hem vragen: wil je over dit en over dat niet schrijven? Het moest een impressie van zes dagen Zuid-Afrika zijn. Kijk, zo zitten die muzikanten in elkaar. Het vreemde is dat ik altijd op mijn dak krijg als ik één half foute uitspraak in de pers doe. Daarom vond ik het een nuttige oefening. Kon ik hen er eens op wijzen dat omgaan met de pers niet zo simpel is: Die laatste whisky in de hotelbar heeft fraaie one-liners opgeleverd, hé. Ik vind heel wat van die rockumentaries zo flauw. Het is toch pas boeiend als je ook de achterkant van dat toerleven ziet. Mario had achteraf wel wat spijt van een aantal uitlatingen. Ik denk dat hij vooral thuis een en ander heeft moeten uitleggen. ( lacht)

Nu we het toch over omgaan met de pers hebben: ik vond het, gezien je achtergrond als voormalig muziekjournalist, onbegrijpelijk dat je recensenten van ‘De Morgen’ en ‘Humo’ naar aanleiding van hun kritiek op het optreden van Monza op Rock Werchter aan de telefoon de huid hebt volgescholden.

Meuris: Dat was een laatste stuiptrekking.

… van de kwaaie Meuris?

Meuris: Ja, echt waar. Er is sindsdien een nieuwe, zachtaardige Meuris opgestaan. Ik vond het gewoon oneerlijk. We hadden nog geen cd uit, we vonden het al wonderlijk dat we daar mochten spelen. Die tent stond niettemin vol. Ik heb achteraf de video-opname nog eens bekeken: had ik in een vlaag van zinsverbijstering dat optreden misschien verkeerd geïnterpreteerd? Het bevestigde enkel dat het wellicht het mooiste concert was dat we in 2001 hebben gegeven. De tent stond meteen in de fik. Na afloop waren we heel happy. Als 10.000 mensen zich amuseren met een nieuwe groep, kan je toch niet de pretentie hebben om dat volledig te ontkennen.

Overigens, ík ben de klootzak die naar de telefoon grijpt, maar ik heb ook andere Belgische groepen horen klagen. Wij hadden nog het ‘geluk’ dat we vier lijntjes kregen. Een van de headliners werd zelfs genegeerd. Mauro: geen letter. Wat schreven ze over De Mens? De Mens: de mens is in essentie een eenzaam wezen. Nietzsche. Dat was alles. Maar die anderen hebben niet gebeld. Eén had zijn e-mail klaar, maar heeft toch niet op ‘send’ gedrukt. Hij zei me: Meuris, je bent een rare kerel, maar ik moet je bewonderen, want jij hebt het toch maar weer gedaan.

Fier ben ik er niet op. Ik voelde me opgejaagd wild. We zaten op het moment dat die kritieken verschenen net in de studio. Dan ben je op je kwetsbaarst. Je kunt het vergelijken met een basketbalploeg die er in de kleedkamer van overtuigd is een geweldige match te gaan spelen. Maar wanneer ze het terrein opkomen, roept één man ‘boe’. Dat pakte mij dus ontzettend. Toen ik die dag de studio binnenkwam, zag ik meteen aan de gezichten van de andere groepsleden en van producer Jo Francken dat er stront aan de knikker was. Tussen het moment dat zij zeiden dat er een ‘raar verslag’ in Humo stond en dat ik naar de hoorn greep, zaten welgeteld tweeënhalve minuut. Het was sterker dan mezelf.

Ik kan echt tegen kritiek, als het een goeie analyse is, maar dit had niets met de werkelijkheid te maken. Iemand anders zou aan iemand van de platenfirma hebben gevraagd: Bel jij zijn hoofdredacteur eens op? Dan blijft de artiest buiten schot en kan hij, als hij de journalist op een hip concert in de AB-Club ontmoet, zeggen dat hij er voor niets tussenzat. Ik geef toe: ik was geshockeerd. Eerst door de bespreking, nadien door mijn eigen gedrag.

Je hebt me ooit verteld dat je, om je af te reageren, weleens ’s nachts een put graaft in je tuin. Als het een troost mag zijn: je bent niet de enige. Ik ken iemand die net een zware periode achter de rug heeft en die heeft nu een volkstuintje.

Meuris: Misschien kunnen we een clubje beginnen. Echt, spitten helpt. Maar als de buren me ’s nachts bezig zien, moeten ze toch hun bedenkingen hebben. Amerikaanse horrorfilms beginnen met dat soort beelden. ( lacht)

Ik sleep de reputatie van de boosaardige Meuris nog altijd met me mee, terwijl ik dat helemaal niet bén. Ik kan gewoon niet tegen onrecht. Dat gaat bij mij heel ver. Ik weet dat ik soms wat meer zou moeten relativeren. Maar dat lukt niet. Wat ik doe, neem ik ernstig. Als ik weerwerk krijg van mensen die ik apprecieer: geen probleem. Maar als iemand bij het begin van een conflict al meteen een atoombom gooit, ben ik niet iemand die dekking zoekt. Ik ga ertegenin en pak een nóg zwaarder wapen. Dat is heel primair en dierlijk.

Zo vaak kan je me niet betrappen op dat soort uitbarstingen, hoor. Vroeger, in het begin van Noordkaap, had ik die dikwijls in het repetitiehok. Dat is nu weg. Al vraag ik me soms af of dat niet beter was. Uiteraard was dat mijn lelijke kant, maar de scherpte die dat opleverde, had wel zijn waarde. Achter al dat gezever zat een boodschap, namelijk: het moet beter.

‘Tegenstand is mooi’, zing je in het gelijknamige nummer.

Meuris: Ik sta helemaal achter die tekst. Hoe simpel die ook is. Ik hou van eenvoud. Ik vind dat we daar nog veel verder in moeten gaan. De mooiste Noordkaap-nummers zijn diegene die op papier bijna banaal leken. Ik durfde dat haast niet te zingen, maar toen Lars er zijn melodie bij bedacht, kreeg het plots een glans en een suggestie. Het woord ‘gigant’ op zich betekent niet zoveel. Maar als ik live vier keer na elkaar in het refrein ‘gigant’ zong, voélden duizenden mensen waarover dat ging. Dat woord kleurde de zaal. Met films kan je dat ook hebben. Artificial Intelligence bijvoorbeeld. De combinatie van Kubrick en Spielberg, van water en vuur, is heel mooi. Soms zie je de inhoud niet, maar voél je hem wel.

Halverwege deze plaat raakte ik ‘het’ kwijt. Wilde ik té duidelijke verhalen vertellen. De teksten van Een Heel Klein Beetje Oorlog en Druk In Leuven hadden iets kinderlijks. Zo’n regel als het is weer druk in Leuven/studenten staan op straat, geeft me nog altijd kippenvel. Dat is een schilderij.

Jullie ondernemen nu weer een theatertournee. Bram Vermeulen zei onlangs nog: ‘Al die rockgroepen moeten uit de theaters wegblijven, want dat is hun biotoop niet.’

Meuris: Laat ons dan maar de uitzondering zijn. Op het einde van Noordkaap voel ik me in de theaters als een vis in het water. Daar komt het echt tot zijn recht, zeker tekstueel. Hoewel je minder voluit gaat, kan je toch op een heel directe manier de mensen emotioneel raken. Het is inderdaad niet je biotoop als je een hoop herrie wil maken. Nee, ik vind het toch een vrij pretentieuze opmerking van Vermeulen. Waarom zouden wij daar niet mogen staan? Ik wil ook weleens in het pluche spelen. Gewoon al om technische redenen: je kunt er lekker soundchecken en een mooie klank neerzetten. Plus: je hebt een publiek dat bereid is om te luisteren.

Het wordt een aparte tournee, dat zie ik al aan het decor dat we hebben gebouwd. Het is weer een stap dichter bij het grote ideaal dat ik al jaren koester: een rockgroep die een collectief wordt dat méér doet dan samen muziek maken. Een groep die een totaalpakket aanbiedt: zelf zijn video’s maakt, decors bouwt, vreemde lichtconcepten bedenkt en nadenkt over hoe hij op het podium staat. In dat verband denk ik met plezier terug aan een groep als Talking Heads. Peter Gabriel, nog zo iemand. Hij schminkte zich en soms was het misschien op het randje, maar toch voelde je: hier wordt een verhaal verteld. Ik heb weer heel veel zin om in die theaters op te treden. Dat zijn de enige zalen die een artiesteningang hebben. Daar droomt iedere jongen toch van: langs de artiesteningang binnengaan. ( lacht)

Ik heb heel veel zin om in die theaters op te treden. Dat zijn de enige zalen die een artiesteningang hebben. Daar droomt iedere jongen toch van: langs de artiesteningang binnengaan.

Marilyn Manson en Slipknot lijken angstaanjagend, maar als je het puur productioneel benadert en bestudeert hoe die muziek in elkaar steekt, is de enige mogelijke conclusie: het zijn mietjes. Lou Reed was in zijn beste jaren véél agressiever en brutaler dan tien Slipknots bij elkaar.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content