PB GRONDA, auteur van Nemen wij dan samen afscheid van de liefde, Kentucky, mijn land en het nieuwe Onder vrienden, duikt elke week in de populaire cultuur.

Omdat ik het evenwichtsgevoel heb van een lek geschoten sloepje op de wilde zee, omdat ik sinds mijn eerste verjaardag een bril draag en omdat ik een bank in het park toch vooral zie als iets om op te zitten lezen of dutten in de plaats van een object om tricks en slides op te oefenen, ben ik nooit een skateboarder geweest in de jaren dat ik dat zonder mezelf belachelijk te maken had kunnen zijn, en dat vind ik best een gemis.

Anders dan mijn vrienden, die zowel met hippe rolschaatsen als een bord overweg konden, bleef ik steken bij de achteraf zo dom klinkende inlineskates. Eigenlijk iets voor woonwijkjohnny’s en vrouwen in de overgang die iets aan hun zwalpend gat willen doen door wat langs het lokale kanaal te skeeleren. Maar midden jaren negentig waren die dingen plots erg cool. Tja. Dat waren flippo’s ook ooit, ‘cool’.

Niet dat ik daar vijftien jaar na datum nog elke nacht van lig te wroeten in mijn comfortabele bed, maar het valt op dat het skateboarden aan een geweldige comeback bezig is. Elke dag zie ik meer en meer homeboys door de hood rollen, en dat doet me heel veel plezier. De skateboardcultuur trekt actieve, alternatieve maar niet naïeve jongeren aan. En langharige potrokers. Kortom: goed volk. Volk waarvan je hoopt dat de toekomstige CEO’s en leraars aardrijkskunde van je kinderen ertussen zitten.

In de zomer van 1995 was skaten het enige wat telde in mijn wereld, die wel verdacht veel weg had van de wereld waarin ook mijn broer Philippe ‘Bati’ Baeten, mijn buurjongens Bram ‘Brakke’ D. en Jan ‘Jean’ D., Lieven ‘Billy’ B. uit de Bremstraat en nog enkele andere zotten leefden. Het was warm, er werd geskatet, er werd snel gegeten, en er werd om een of andere reden ook vaak ijskoude limoncello gedronken ter verfrissing. Mede daarom ben ik niet meer zeker of de legendarische zomer van 1995 nu in 1995 of in 1996 plaatsvond. Een van de twee, alleszins. Skaters zijn daar in het algemeen niet zo precies in.

We reden met Roces of K2 Fatties en luisterden naar Senser, Downset, House Of Pain, Dr. Dre en Sublime. We speelden hockey, versleten helmen en sticks, wonnen hard en incasseerden nu en dan een verlies. Reisden het hele land rond op expeditie naar goede skateparken en spaarden altijd voor nieuwe wieltjes.

Het was misschien wel een van de beste tijden ooit.

Waarom word ik nu zo emotioneel bij het aanzicht van enkele idioten op een plank met wielen in mijn straat? Omdat het me een reden geeft om melancholisch te zijn, en dat is altijd goed. Maar vooral omdat het mij vervult van hoop in een land dat me de voorbije jaren meer angst heeft ingeboezemd dan vertrouwen. En even zag het er slecht uit, want het leek alsof er een hele generatie verloren ging aan losers op brommers die zelfs niet wisten wat een No Comply of zelfs maar een Ollie is. Dat is niet de wereld waarin je je kinderen wilt zien opgroeien. Maar waar weer geskatet wordt, wordt niet zomaar gevolgd, zijn de geesten niet apathisch en willen de mensen met elke voortstuwende stamp op de grond vooruit. En het ziet er nog neig uit, ook.

‘IN EEN WERELD WAARIN WEER GESKATET WORDT, ZIJN DE GEESTEN NIET APATHISCH.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content