PB GRONDA, auteur van Nemen wij dan samen afscheid van de liefde, Kentucky, mijn land en het nieuwe Onder vrienden duikt elke week in de populaire cultuur.

Ergens tussen midden jaren 80 en begin jaren 90 huurden mijn ouders voor veertienduizend frank per maand een verouderd, maar gezellig stadshuis aan de J.P. Mincklerstraat in Leuven centrum, dichtbij de toenmalige brandweerkazerne aan de Vaart, waardoor ik ’s ochtends, terwijl ik met mijn moeder en broertje op de rode, door directeur Van Laer persoonlijk bestuurde schoolbus van de Bleydenbergschool van Wilsele-Putkapel stond te wachten, vaak bij de pompiers mocht binnenwandelen en dan bijvoorbeeld – tot vertier van de spuitgasten – een veel te grote helm kreeg opgezet.

Dat was genieten. Minder genieten was dat de Dijle achter onze tuin stroomde en dat meer dan één perfecte voetbal met de stroom mee naar Mechelen werd gevoerd. Het leven was relatief eenvoudig en de grootste problemen waren dat er soms een vogel in de luchtafvoer van de boiler kwam vast te zitten en dat op een van de overlopen een foto van een tante stond die ’s avonds heel erg griezelig leek.

Mijn ouders waren toen nog een pak jonger dan ik vandaag ben, en hadden niets te kort, maar ook nog zeker niets te veel. Ik had een heel grote doos Lego, maar het was wel tweedehandse – dat vat het ongeveer samen. Mede daarom was het een gebeurtenis van onmogelijk te overschatten belang toen er werd overgegaan tot de aankoop van een eerste echte muziekinstallatie. Met een cd-speler en al.

Ik weet nog precies hoe ik op de bruine ribfluwelen bank zat en toekeek hoe mijn vader component per component de toren opbouwde – het was nog de tijd dat groter beter was. De ‘stereo-installatie’ van het degelijke merk Pioneer die op die mooie dag werd ingewijd, zou uiteindelijk meer dan twintig jaar, een huis of drie, vier en heel, heel veel werkuren overleven. Ik denk dat mijn broer ze vandaag nog gebruikt. Enkel de dubbele cassettedeck – destijds iets om fier op te zijn – verraadt dat het ding aan zijn vierde decennium is begonnen.

Samen met de Pioneer werd ook een eerste cd aangekocht. En dat was Graceland van Paul Simon uit 1986, waardoor hij waarschijnlijk al enkele jaren oud was toen ik hem voor het eerst hoorde. Maar ik kende Paul al wel, van de dubbel-lp The concert in Central Park, gegeven en opgenomen op de Great Lawn in mijn geboortejaar. De liedjes, maar zeker ook de binnenkant van de hoes, met die grote foto van het publiek, had ik toen al meerdere uren van mijn jonge leven liggen bestuderen. Een beetje zoals bij Waar is Wally?. Zonder Wally.

Paul Simon is daarmee ongetwijfeld de muzikant van wie ik al het langst fan ben – én vooral: altijd gebleven ben. Ik heb ondertussen ongeveer al zijn platen, en zal, omdat ik blij ben dat hij net met veel succes zeventig is geworden, ook zijn nieuwe verzamelalbum Songwriter kopen, dat deze week verschijnt. Dat zal ik doen via iTunes, zonder naar de prijs te kijken, om het dan op een heel klein apparaatje af te spelen. En dat, gek genoeg, met de hoop om weer even op die bruine bank te zullen zitten, en de spanning van de eerste back-to-back-beluistering van Graceland opnieuw te voelen. Ja, zo eenvoudig kan geluk soms lijken. Maar dat de mooiste, meest poëtische dingen nu eenmaal vaak bedrieglijk eenvoudig lijken, laat daar Paul Simon net het alleronomstotelijkste bewijs van zijn.

PB Gronda

‘PAUL SIMON BEWIJST DAT DE MOOISTE DINGEN VAAK BEDRIEGLIJK EENVOUDIG ZIJN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content