Ben Van Alboom
Ben Van Alboom Freelance journalist

In 1978 riep de nieuwe festivaldirecteur Gilles Jacob de ‘Caméra d’Or’ in het leven. Jacob noemt zijn troetelkind wel eens de Gouden Palm van de debuutfilms op het festival. Maar hoeveel debutanten hebben de afgelopen kwarteeuw overleefd en hoe toonaangevend is de gouden camera dan wel?

Door Ben Van Alboom

De Caméra d’Or is een van de weinige prijzen op het festival die de verschillende programma’s overstijgen. Films uit de officiële selectie, Un Certain Regard, La Quinzaine des réalisateurs en La Semaine de la critique maken allemaal kans op het sieraad. Ze moeten dan wel ingeblikt zijn door een filmmaker die nooit eerder achter de camera plaatsnam, want de prijs kwam er in hoofdzaak om de carrière van een beginnend filmmaker uit de startblokken te doen schieten.

De Iraniër Hassan Yektapanah, een voormalige regieassistent van Abbas Kiarostami en Jafar Panahi die de prijs twee jaar geleden deelde met Bahman Ghobadi, was alvast in de wolken met zijn gouden camera. ‘Het is de uitgelezen springplank naar een internationale carrière. Voor auteurs van eigenzinnige films is het altijd moeilijk om producenten te vinden die mee in het avontuur willen stappen. Deze prijs zal zeker en vast helpen hen over de streep te trekken.’ Twee jaar later heeft Yektapanah weliswaar nog altijd geen vervolg op zijn debuutfilm Djomeh klaar.

Natuurlijk is het nog te vroeg om de Iraanse filmmaker nu al aan het lijstje twijfelachtige ontdekkingen toe te voegen, maar het kan niet worden geloochend dat slechts een handvol laureaten de verwachtingen achteraf echt heeft kunnen inlossen. Stuk voor stuk breidden ze nog wel een vervolg aan hun spraakmakende debuutfilm, maar daarmee braken ze doorgaans zo weinig potten dat het merendeel simpelweg van het (internationale) toneel verdween. Het roept de vraag op of een debuutprijs wel nut heeft. De ambities van de organisatoren ten spijt, moeten cineasten de klus achteraf toch gewoon zelf klaren.

Tran Anh Hung spreekt dat tegen. ‘De Caméra d’Or is wel degelijk belangrijk, omdat aan de prijs heel wat ruchtbaarheid gegeven wordt. Zelfs in het buitenland hecht men er belang aan. Het is ontegensprekelijk een goed begin van je carrière en het helpt doorgaans ook om het budget van je volgende film rond te krijgen.’ De Vietnamese filmmaker kan erover meespreken, want in 1993 won hij het felbegeerde kleinood voor L’Odeur de la papaye verte. Twee jaar later bevestigde hij zijn talent met het voortreffelijke Cyclo en nog eens vijf jaar later deed hij daar A la verticale de l’été bovenop. De Franse actrice Micheline Presle mag tevreden zijn over het vonnis van de jury onder haar voorzitterschap.

De jury wordt elk jaar samengesteld door Gilles Jacob en heeft verder niets te maken met de officiële jury van het festival. Voorzitter van de officiële jury David Lynch zal straks dus geen oordeel vellen over het werk van zijn debuterende collega’s. Daarvoor deed de festivaldirecteur in het verleden meestal een beroep op een schare acteurs, regisseurs, journalisten en filmrecensenten. Wat echter opvalt, is dat Jacob de afgelopen jaren kosten noch moeite heeft gespaard om telkens ook een grote naam aan de jury te verbinden. De voorbije vier edities waren dat respectievelijk Tran Anh Hung, de Franse acteur Michel Piccoli, de Georgische regisseur Otar Iosseliani en de Portugese actrice Maria De Medeiros.

Zo haalt de Caméra d’Or intussen zelfs tijdens het festival de vakbladen, waar tussen de reclame door zowaar al eens een artikel wordt gepubliceerd. Het is dan aangenaam om daar ook een foto aan toe te kunnen voegen en dan komt een Franse vedette, een spraakmakende filmmaker of een Portugese schone vanzelfsprekend goed van pas. En dat is nodig, want alleen kunnen de laureaten het doorgaans niet rooien. De Inuit Zacharias Kunuk maakte met Atanarjuat, the Fast Runner dan wel een opmerkelijk debuut, maar tegen het galageweld langs de Croisette of zelfs gewoon de jaarlijkse freakshows van de zombiefabriek Troma en het pornolabel Private is een film allang niet meer opgewassen.

Tenzij het natuurlijk om uitzonderlijke klappers of markante tendensen gaat, zoals de opkomst van de Iraanse cinema. Want de afgelopen zeven edities gingen maar liefst drie films uit Iran met de Caméra d’Or aan de haal: Hassan Yektapanah deed het met Djomeh, Bahman Ghobadi kreeg hem voor Blackboards en Jafar Panahi haalde het van de rest met Le Ballon blanc. Panahi mocht vijf jaar later overigens ook de Gouden Leeuw van Venetië in ontvangst nemen voor zijn derde film The Circle. Daarmee leverde hij het bewijs dat het niet altijd bij een toevalstreffer blijft.

Verder duiken vooral Franse en Amerikaanse filmmakers geregeld op in het palmares en zijn Mira Nair en Murali Nair de voortrekkers van de Indische cinema. Jaco Van Dormael zorgde voor een zeldzame overwinning van onze vaderlandse cinema met Toto le héros. De film maakte destijds zoveel furore op het festival dat de Waalse filmmaker meteen een uitnodiging kreeg om zijn volgende film in competitie te komen vertonen. Hij trad daarmee in de voetsporen van onder meer Jean-Pierre Denis, Claire Devers, Vitali Kanevsky, Tran Anh Hung en John Turturro, de enige naam in het lijstje die de prijs geenszins nodig had om zijn regisseurscarrière van de grond te krijgen.

Maar de kop van het peloton wordt zonder twijfel aangevoerd door de Amerikaanse filmmaker Jim Jarmusch, die de Caméra d’Or mee naar huis nam voor Stranger Than Paradise. Hij keerde later maar liefst vijf keer naar het festival terug. Met Down by Law, Mystery Train, Dead Man en Ghost Dog: the Way of the Samourai werd hij opgenomen in de officiële selectie en met zijn kortfilm Coffee and Cigarettes III won hij de kortfilmcompetitie. Jarmusch wordt echter ook verantwoordelijk geacht voor de internationale doorbraak van de Italiaanse kip zonder kop Roberto Benigni. Die stond aan de zijde van Tom Waits en John Lurie in Down by Law en nam het festival later ook zelf stormenderhand over met zijn slapstickfarce La Vita è bella.

Dit jaar dingen in totaal ongeveer twintig films mee naar de Caméra d’Or, waaronder de Belgische coproductie Carnages van Delphine Gleize. De jury zal bestaan uit de voormalige winnaars Bahman Ghobadi, Romain Goupil en Murali Nair en gewezen juryvoorzitters Géraldine Chaplin en Marthe Keller. Het verjaardagsfeestje vindt plaats op 21 mei. De winnaars van de afgelopen 25 jaar zijn alvast uitgenodigd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content