Toeters en bellen: de jongste cd van Das Pop werd door het Britse blad Uncut op een viersterrenrecensie getrakteerd. Q -magazine toonde zich in zijn decembernummer echter veel minder lovend: ‘Belgiës bijdrage tot de populaire muziek is, vanaf deze kant van het kanaal gezien, niet groter dan die van Koerdistan’, luidde het.

Een boude uitspraak, die zich gemakkelijk laat wegwuiven als luie journalistiek van een zelfingenomen Brit. Want de schaarse keren dat in Albion een Belgische plaat een recensie waardig wordt geacht, komen steeds dezelfde lacherige clichés over Soeur Sourire of Plastic Bertrand bovendrijven. Alsof er in de vijftien jaar die sinds de release van Worst Case Scenario van dEUS zijn verstreken, in ons land geen valabel rockalbum meer is gemaakt.

Maar misschien is de scribent van Q niet eens te kwader trouw. De vaderlandse scene mag recent dan heel wat groepen van hoog niveau hebben voortgebracht, hun populariteit houdt doorgaans op bij de landsgrenzen. Het hoeft dus niet te verbazen dat slechts weinig buitenlandse journalisten vertrouwd zijn met de songs die onlangs StuBru’s inheemse top vijftig van het voorbije decennium hebben gehaald.

Vooral Groot-Brittannië blijkt voor Belgische rockers een oninneembaar bastion. Vreemd toch, vooral omdat Deense, Noorse of IJslandse bands in het rijk van Gordon Brown wél ernstig worden genomen. Ligt dat enkel aan de kwaliteit van hun muziek? Of heeft het met daadkracht en een gezonde ondernemersgeest te maken? Het succesverhaal van dEUS begon tenslotte bij een Londens platenlabel en ook Vaya Con Dios, Goose en The Black Box Revelation bewezen inmiddels hoe lonend het is om met buitenlandse professionals in zee te gaan.

Scandinavische landen beschikken elk over een exportbureau, dat hun muziek actief in het buitenland promoot. Tegelijk organiseren ze jaarlijks een showcasefestival waarmee ze de aandacht van de internationale media op hun eigen scene weten te vestigen. Dat leidt niet per se tot instant succes, maar wel tot een grotere zichtbaarheid én het bewustzijn dat Noord-Europa op muzikaal vlak best wel wat te bieden heeft.

Belgische pop is net zo exportwaardig als ons bier en onze pralines. In plaats van onze talenten naar buitenlandse showcasefestivals te sturen, waar ze in competitie moeten met veel machtigere spelers en de mist indreigen te gaan op kleine randpodia, zouden we beter onze tegenhanger van Spot, by: Larm of Iceland Airwaves in het leven roepen en er belangrijke media of vertegenwoordigers van de muziekindustrie heen lokken. Dat zorgt vanzelf voor meer exposure. Uiteraard vergt zo’n demarche een extra inspanning van de overheid. Maar met de steun van de managements, enkele zalen en privésponsors moet het beslist kunnen lukken. En wie weet brengen we zo zelfs de Koerden op ideeën?

DIRK STEENHAUT

De Belgische popmuziek is net zo exportwaardig als ons bier en onze pralines.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content