Er was veel dat Marie Vinck tegenhield om actrice te worden of te zijn. Een moeder met talent. De aard van het wereldje. Haar eigen karakter. ‘Ik dacht: ik ben veel te normaal om te acteren.’

Al kun je dat idee onmiddellijk omdraaien. Misschien is Marie Vinck wel een goede actrice omdat ze zo normaal is en ze een zekere immuniteit voor artisticiteit heeft?

Dit heet met de vraag in huis vallen en de actrice in kwestie kijkt me enigszins verrast aan, met ogen zo groot dat een mens er wankel op de benen van wordt. Ze moet lachen – zeer stralend – en zegt dat ze vaak moeite heeft met artistiek gezwets, maar dat dat haar daarom geen betere actrice maakt. ‘Hoezo?’, wil ik weten. Ze pulkt het vuil uit de reten in de tafel en bestudeert eventjes haar nagels. Zeer beheerst. Zoals ze meestal is. En dan barst de Vesuvius uit.

‘Kijk, je hebt zeikerds en je hebt kunstenaars. Veel zeikerds willen kunstenaar zijn en veel mensen geloven dat ze ware kunstenaars zijn, maar het zijn gewoon zeikerds. Ik ben allergisch aan gezeik. Als ik iets van gezeik voel of iets ervaar dat in de buurt komt, komen alle haren op mijn lichaam recht te staan en keert mijn maag om. Ik kan daar niet tegen. Het is ook wat me het meeste stoort aan het werk. Die verdomde ijdelheid. De masturbatie van je eigen emoties. Ik vind acteren een nederige baan en het moet nederig blijven. Het is empathisch. Het is observeren, analyseren en jezelf openstellen. Het is níét het buitensporig laten uitbarsten van je eigen emoties en bekommernissen. Dat heeft er niets mee te maken. Je duikt soms diep in jezelf emoties op waarvan je het bestaan niet eens vermoedde. Ja, dat is confronterend en niet altijd even fijn. Als actrice leef je duizend levens en je komt er telkens weer heelhuids uit. Je moordt, je bent een bitch, je bent een schat, je bent een hoer. Ik kan dat makkelijk naast me neerleggen. Ik stap van de set of van het podium en ik stap uit mijn rol. Ik vind het vreemd: mensen die van een rol moeten afkicken. Alsof dat nodig is om goed te acteren. Ik herinner me een opdracht op school: een kubus inbeelden en die dan beschrijven. Puur je verbeelding laten werken. Op het einde durfden sommige mensen niet meer uit hun kubus. Ik vond dat altijd een beetje vreemd. Het was niet wat ik onder acteren begreep.’

Hobby vs. passie

Ze windt zich zelden op. Bijna nooit, eigenlijk. Tenzij mensen onzin verkopen of denken dat ze haar beter kennen dan zijzelf. Mensen die beweren dat ze altijd geweten hebben dat ze actrice zou worden. Zulke mensen. ‘Iedereen heeft altijd een mening en een oordeel klaar. Wat mensen menen of denken, wordt dan ineens de werkelijkheid terwijl het mijlenver af staat van wat je zelf voelt of denkt.’ Het acterende leven leek zo voorbestemd dat het haar tegenhield. Zoals andere kinderen van negen naar de scouts gingen of voetbalprentjes uitwisselden, stond Marie Vinck op de set. Ze was Netje in Moeder waarom leven wij? en speelde later in Blazen tot honderd. Ze moest wel actrice worden met een moeder die Hilde Van Mieghem heet en een vader die als agent zowat iedere belangrijke acteur in Vlaanderen in zijn portfolio heeft.

De enige die twijfelde, was Marie zelf. Alsof ze altijd actrice is geweest en het nooit echt wilde worden. Ze dacht niet dat acteren een passie was. Het was een tijdverdrijf. Een hobby. Iets wat ze graag deed, maar zo waren er wel meer dingen. ‘Doe het maar niet’, zei haar moeder altijd. Al zag ze heel vroeg welk talent er in haar dochter school. Ze zei het uit bezorgdheid, uit angst. Omdat ze als geen ander de donkere kanten van het acteursbestaan kende en ze haar dochter voor ontgoocheling wilde behoeden. Een natuurlijke reflex van ouders, maar meestal weinig efficiënt.

‘Ik ben opgegroeid op filmsets. Ze waren mijn biotoop. Tot mijn zes jaar reisde ik met mijn moeder mee, daarna acteerde ik nu en dan zelf. Het leek allemaal heel normaal. Mijn moeder was actrice zoals andere moeders secretaresse of verpleegster waren. Ik stond niet echt stil bij wat ze deed, ik stond meer stil bij haar afwezigheid. Ik voelde me alleen als ze wegging; mijn ouders scheidden toen ik vier was. Ik had een zus die tien jaar ouder was en superfijne babysits, maar ik heb mijn moeder vaak moeten missen. Ik denk dat ik het later nodig vond me te distantiëren van de wereld die ik kende. Je wil niet blijvend samenvallen met de plek waaruit je voortkomt: je wil afstand en zelfstandigheid. Ik wilde laten zien dat ik iets anders kon, en dat acteren geen noodzaak was.’

En dus studeerde je Germaanse?

Vinck: Het interesseerde me. Verder had ik er geen idee van wat ik ermee zou doen. Journalist worden, dacht ik wel eens. Maar dat voelde niet aan als iets wat me werkelijk bekoorde. Ik vond het boeiend om de boeken te lezen of om met filosofie bezig te zijn, maar het gebeurde toch vaak dat ik in een aula zat en ik me pijnlijk bewust was van die denderende vragen in mijn hoofd: ‘Wat doe ik hier? Is het dit? Is dit mijn leven?’ Het was fijn om al die informatie te krijgen, en om te lezen, maar ik besefte dat een groot deel van wie ik was niet werd aangesproken. Ik maakte het af omdat ik eraan begonnen was. Dat hoort zo, vind ik. Mijn plichtsbesef is zeer sterk ontwikkeld. Een beetje sterker dan goed is voor een mens, maar kom. Ik miste dus passie, overgave en begeestering. Ik had een relatie met een muzikant en ik was echt jaloers op de intensiteit waarmee hij repeteerde, studeerde, en nog repeteerde. Ik kende dat niet.

Ging je actief op zoek naar die passie?

Vinck: Ik kon diep gepakt zijn door de schoonheid van een boek of een beeld, maar ik merkte tegelijk dat die ervaring niet genoeg was, ik voelde altijd de drang om daar iets mee te dóén. Dan schreef ik wel eens een gedicht , maar ik besefte heel snel dat het dat niet was. Het waren allemaal zaken die ik met mijn hoofd deed. Er kwam weinig Sturm und Drang bij kijken. Al blijft schrijven een bizarre droom die me niet loslaat. Ik heb misschien wel het meeste bewondering voor de kunst om met niets dan letters op papier te ontroeren, te raken en een wereld te creëren. ‘Ooit’, denk ik, ‘Ooit, schrijf ik een roman.’ Het is een vreemd idee dat verder nergens op slaat. In de eerste plaats omdat ik helemaal niet of nooit schrijf. Ja, wat kribbelen in een dagboek, maar dat is het laatste wat ik met de wereld wil delen.

Dat acteren een mogelijke passie was, kwam niet bij je op?

Vinck: Ik zag hoe het bij mijn moeder was en dat was niet te vergelijken met hoe ik het ervoer. Als acteren een zwembad is, dan smeet zij zich en bleef ik weifelend op de rand staan. Nu ja, mijn moeder en ik zijn sowieso een beetje anders. Zij staat impulsiever en exuberanter in werk en leven; terwijl ik in alles wat voorzichtiger en terughoudender ben. Ik ben er zeker van dat ik de passie voor acteren niet durfde toe te laten. Uit angst, ja, waarvoor eigenlijk? Op een of andere manier heb ik lang gedacht dat ik saai was. Te saai om een actrice te zijn.

De dochter van

Ze denkt na en streelt de poes die telkens weer op tafel springt en die zij telkens weer op de grond zet. ‘Ik lijk meer op mijn vader’, gaat ze verder. ‘Nuchter, rationeel, afgemeten. Mijn mama is een dromer, altijd positief ingesteld. Het is fantastisch omdat het haar een enorme drive geeft, maar soms knalt ze ook wel tegen de muur. Zij kan dat dan naast zich neerleggen. ‘Het is wat het is’, dat idee. Ik probeer me altijd op voorhand in te dekken voor teleurstellingen. Al merk ik dat ik meer en meer op haar begin te lijken. Ik leef steeds onvoorzichtiger. En dat is natuurlijk het fantastische aan spelen, je kunt risico’s nemen die je in het echte leven nooit zou aandurven . ‘

Acteren als uitlaatklep?

Vinck: Niet als uitlaatklep, maar misschien wel als een verlossing van mijn nogal sterk ontwikkelde ratio: spelen is intuïtief en dat vind ik heel bevrijdend. In de zomer nadat ik afgestudeerd was en ik me echt wel afvroeg wanneer ik eindelijk zou weten wat ik wilde, ging ik vaak naar het theater. Op den duur kon ik niet anders dan voor mezelf toegeven dat ik ontzettend jaloers was op de mensen die op het podium stonden. Ik wilde daar staan. Ik wilde die woorden zeggen en die stukken spelen. Alle redenen die ik eerder aanhaalde om vooral niet te gaan acteren, bleken plots zo waardeloos en vergezocht. Ik was bang dat acteren me intellectueel niet zou bevredigen. Ik was bang dat acteren me te veel zou opslorpen. Ik was bang dat acteren me van mijn vrienden zou vervreemden. Ik was bang voor dit en ik was bang voor dat, maar ik was vooral enorm goed in het verzinnen van redenen die eigenlijk geen steek hielden. De eerste dag op het conservatorium viel er een enorme last van mijn schouders: ‘ All right, dit is wat ik wil.’ Dat gevoel, die zekerheid, is nooit meer weggegaan.

Ook niet toen ze je er niet doorlieten na het tweede jaar?

Vinck: Tja, dat was een knauw in mijn zelfvertrouwen, maar het deed me niet twijfelen aan mijn overtuiging. Ik ben blij dat ik op het conservatorium ontdekt heb dat ik absoluut wil acteren. Dat ze me er niet doorlieten, had allerlei redenen. Het is ook goed om te weten wat het is om afgewezen te worden. Afwijzingen horen bij acteren. Er zullen nog veel audities komen waarbij ik het niet haal. Dat doet pijn als het om een geweldige rol gaat, maar als je telkens in een put moet wegzinken, houd je het niet vol. Een afwijzing op een auditie heeft vooral iets met de rol te maken en niet noodzakelijk met jou.

En had de afwijzing op het conservatorium enkel met jou te maken of speelde het feit dat je ‘de dochter van’ bent ook een rol?

Vinck: Hoe bedoel je?

Er zal altijd de erfenis van je moeder zijn, zeker nu je zelf actrice bent.

Vinck: En dat mensen dan denken dat ik rollen krijg omdat ik de dochter van ben? Of dat ik erdoor ben omdat ik de dochter van ben? Of dat ze me buizen omdat ik de dochter van ben en vinden dat ik nog wat te leren heb?

Bijvoorbeeld

Vinck: Tja. Ik hoor die opmerking vaak en ik vrees dat dat onvermijdelijk is. Zelfs als ik in films speel – zoals Loft of SM-rechter – waar mijn moeder totaal buiten staat, zijn er nog mensen die denken dat zij er de hand in heeft. Ik weet dat het niet zo is en het is een voortdurende oefening om afstand te nemen van wat mensen denken en zeggen. Over ongegronde kritiek of vooroordelen stap ik makkelijk heen. Het is waar dat ik de hoofdrol speelde in De Kus, een film van mijn moeder, maar ook voor die rol heb ik auditie gedaan. Nu probeer ik zo veel mogelijk projecten te doen die niets met mijn moeder te maken hebben. Dan nog wordt er altijd naar haar gevraagd. Het is zo en het zal altijd zo zijn.

Mocht mijn moeder geen actrice zijn, zou ik even graag over haar praten. Ze heeft mij gemaakt en gevormd en ik besta voor de helft uit haar. Nu hebben we dezelfde job, en ja, dat is soms een beetje raar. Ook voor haar. Ze ziet haar dochter groeien, evolueren en groot worden als actrice. Het is een confrontatie met haar ouder worden en met de tijd die voorbijgaat.

‘Als ze wil acteren, moet ze het in het buitenland proberen’, zei je moeder altijd. ‘België is te klein.’ Hoe denk je daar zelf over?

Vinck: Ik geloof er wel in. Niet omdat het hier bekrompen zou zijn. Er zijn heel veel jonge mensen met talent en het is goed om dat te stimuleren, maar het blijft een klein land. Ook al is er verhoudingsgewijs behoorlijk wat kwaliteit, dan nog is dat minder in vergelijking met een groter land. Volgend jaar heb ik genoeg te doen, maar als ik daarna zonder baan zit, leg ik me graag toe op mijn Duits. In Duitsland staan ze erg open voor buitenlandse acteurs. Hollywood zegt me niets. Twee jaar in een café werken, in een shithole wonen waarvoor je 1000 euro per maand betaalt, vijf keer per week naar audities gaan waar duizenden mensen die er hetzelfde uitzien staan te popelen om het te maken en waar iedereen tegen je zegt hoe great en wonderful je bent om er daarna niets meer van te horen. Dan liever een paar projecten op kleinere schaal waarin je ten minste je ziel kunt leggen.

Veel draait rond jezelf verkopen. Hoe ga je daarmee om?

Vinck: Die commerciële kant van het vak is iets waarmee ik enorm worstel. Ergens ben ik een beetje te trots om met mezelf uit te pakken. Al zullen er zeker momenten komen waarop ik het nodig heb. Als acteur sta je altijd in de afhankelijke positie. Tot nu heb ik het geluk gehad dat ik nog niet op mijn honger heb moeten zitten, maar ik heb dat bij mijn moeder vaak genoeg gezien. Ik weet wat het is van heel veel werk op absoluut niets terug te vallen, van de kortstondige roes van het succes naar het stempellokaal. Het staat me ook te wachten. Het schrikt me af en tegelijk heb ik er vertrouwen in dat ik altijd wel iets zal vinden wat me boeit. Al klopt het wel dat jezelf verkopen belangrijker is dan je zelf wil geloven. Ik vind het vreselijk. Premières afschuimen en daar een beetje gaan slijmen. Het is beneden alle peil, maar blijkbaar werkt het zo.

Hoe kritisch kan je zijn als acteur? Uiteindelijk ben je afhankelijk van het aanbod en de vraag.

Vinck: Iedereen heeft zijn eisen en principes en het is belangrijk jezelf niet te zeer te verlagen, maar het is minstens even belangrijk soepel te zijn. Ik zal niet snel iets spelen waarvan ik weet dat kwaliteit geen prioriteit is. Daar heb ik geen boodschap aan en dan werk ik liever in een café. Je kunt dat op voorhand proberen in te schatten, maar ik moet eerlijk en met schaamrood op de wangen toegeven dat ik me ook al door de foute dingen heb laten verleiden. Een grote naam, bijvoorbeeld. Een buitenlandse ploeg. Ik las het scenario en vond het wel een tikkeltje te erotisch, maar kom. Tot ze me achterop een brommer zetten en me vroegen ‘me volledig te laten gaan’, wat zo veel betekende als: trek je T-shirt uit en zwier met je borsten. Daar sta je dan met je idee dat je altijd kritisch zal zijn.

De vuile Troela

Ze spreidt haar vingers op tafel en pulkt aan de valse nagels die er broos en gescheurd bij hangen en een tikkeltje marginaal haar eigen nagels bedekken. ‘Afgrijselijk’, zucht ze. Maar het hoort bij de rol die ze speelt in de toekomstige VTM-serie De Rodenburgs. Marie-Claire speelt ze. Rijk, rotverwend en bloedmooi. En met perfecte valse nagels. Het gebeurt niet vaak dat ze haar vragen het lelijkste meisje van de klas te spelen. Of de sloerie. Of de vuile troela. Ze verstopt haar nagels in een vuist en duwt hem in haar buik. ‘Tja, wat moet ik daarop zeggen? Ik denk niet dat ik ooit een rol gekregen heb omdat ik alleen maar mooi ben. Er is ook een verschil tussen je mooi voelen en mooi zijn. Soms zit ik goed in mijn vel, maar het omgekeerde ken ik ook. Ik heb periodes gekend van grote complexen. Dat heeft niets te maken met hoe je er in werkelijkheid uitziet en alles met de malende gedachtestroom in je hoofd. Ik kan meisjes met anorexia goed begrijpen. Dan sta je voor de spiegel en zie je niet jezelf, maar het beeld dat je van jezelf in je hoofd hebt. Ik herinner me een moment waarop ik naakt voor de spiegel stond en ik mezelf verplichtte me voor te stellen dat het iemand anders was die ik zag. ‘Best een schoon meiske’, kon ik alleen maar toegeven.’

Ze haalt haar schouders op. ‘Je hoofd kan zo veel verpesten. Ik ben een held in het in cirkeltjes denken. Piekeren, piekeren, piekeren. Misschien omdat ik zo perfectionistisch ben? Ik weet het niet. De lat ligt hoog. Erg hoog.’

Falen is geen optie?

Vinck : Ik weet niet of het dat is, maar ik wil gewoon het beste geven van mezelf. Altijd. En daarvoor is het belangrijk alles onder controle te houden wat ervoor kan zorgen dat je niet het beste geeft. Dat klinkt erg vaag, maar ik ben een keer met een kater naar een auditie gegaan en ik wil dat nooit meer meemaken. Niet omdat ik de rol niet had of omdat ik het slecht deed, wel omdat ik voortdurend bang was het slecht te doen. Ik wil niet het gevoel hebben een rol te missen omdat ik een kater had. Het leven van een acteur is al zo onregelmatig. Het is te belangrijk om goed voor jezelf te zorgen. Dat is niet altijd gemakkelijk.

Dus geen nachtelijke caféconversaties voor jou?

Vinck: Toch niet als ik hard aan het werken ben en zeker niet tot een gat in de nacht. Acteren heeft een grote impact op je leven en ik merk dat ik intensieve rollen niet goed kan doen zonder de rest van mijn leven even tot een minimum te beperken: gezond eten en veel slapen. Dat is niet evident. Zeker niet als je een voorstelling hebt gespeeld en je lijf stijf staat van de adrenaline. Geen mens kan dan zo maar in bed kruipen. En natuurlijk heb je het gevoel dat je een hele nacht op café kunt gaan. Je mag dat vooral niet doen, want de volgende dag op de set betaal je een veel te zware prijs. Het lukt me ook niet altijd om zo streng en strikt te zijn, maar als je je volledig laat meeslepen, doe je je werk niet meer goed. En dat heb ik er niet voor over. Wie weet dat ik over vijftien, twintig jaar doodmoe word van die job, al kan ik me dat nu niet voorstellen. Bij mijn mama heb ik dat gezien. Zij is zo blij dat ze achter die camera kan staan en niet ervoor, dat ze niet in dat vat vol emoties moet gaan roeren. Na een tijd ebt de positieve kick die ik nu ervaar misschien wel weg en rest er enkel vermoeidheid. Je kunt daar meer beter op voorbereid zijn.

Ze lacht. ‘Kijk, ik ben me weer aan het indekken.’

‘Droom je er soms van?’, wil ik tot slot weten. ‘Van alle remmen los?’

Ze duwt weer een vuist in haar buik. ‘Af en toe lukt me dat, en het is een zalig gevoel. Maar het duurt nooit lang. Ik denk gewoon graag na. Dat is altijd zo geweest. Al merk ik dat ik naïever word met de jaren, minder cynisch ook, over relaties en zo. Vroeger dacht ik bijvoorbeeld altijd dat het me niets deed, dat het goed was dat mijn ouders uit elkaar waren en dat kinderen daar niet zo druk of moeilijk over moesten doen. Nu weet ik dat het je als kind meer raakt dan je vermoedt. Het blijft een dramatische gebeurtenis die je als kind opzadelt met een totaal misplaatst verantwoordelijkheidsgevoel. Bovendien heb ik jarenlang niet kunnen geloven dat ik ooit een echt gezin zou hebben, zo een met een mama en een papa en kindjes. Stilaan geloof ik daar weer in. En dat is goed.’

Volgende week Tomas De Soete

Door Tine Hens / Foto’s Jurgen Rogiers

‘Op school moesten we ons een kubus inbeelden en die beschrijven. Puur je verbeelding laten werken. Op het einde durfden sommige mensen niet meer uit hun kubus. Ik vond dat een beetje vreemd.’

‘Ik heb me ook al door foute dingen laten verleiden. Dan moest ik me op een brommer ‘volledig laten gaan’. Ofwel: mijn T-shirt uittrekken en met mijn borsten zwieren.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content