De rechtvaardige rechters. Elke maandag vanaf 3 september 21.35 – Canvas

De rechtvaardige rechters. Elke maandag vanaf 3 september 21.35 – Canvas

Toen de VRT haar plannen bekendmaakte om van De Rechtvaardige Rechters een tv-programma te maken, dachten wij spontaan aan Daniël Van Avermaet. Die goedmoedige loebas presenteerde jarenlang radioprogramma’s als De Taalstrijd en De Perschefs: populaire uitzendingen waarin Mark Uytterhoeven en Guy Mortier, lang voor Alles kan beter, lieten horen waartoe ze in staat waren. Geen vuiltje aan de lucht, tot de openbare omroep besliste om van De Perschefs een tv-programma te maken. Dat slaagde er nooit in om de hoge verwachtingen in te lossen en al vlug werd besloten om het om te vormen tot een vlot en eenvoudig spelletje, mét een nieuwe presentator. De Drie Wijzen met Kurt Van Eeghem was geboren en zou uitgroeien tot een van de succesnummers op de openbare omroep. Van Avermaet heeft nu naar verluidt een goed draaiend restaurant in Brussel.

Niet bepaald iets waar Jo Van Damme naar uitkijkt. Hij start deze week op Canvas met De Rechtvaardige Rechters. Nadat hij zo’n drie jaar geleden op Radio 1 de fakkel overnam van Bruno Wyndaele, mag Van Damme nu op tv proberen zijn panel in het gareel te houden.

Bent je niet bang je te verbranden aan ‘De Rechtvaardige Rechters’?

Jo Van Damme: Helemaal niet, gewoon omdat televisie geen levensdoel voor mij is. Ik verdien mijn boterham met het schrijven van teksten. De Rechtvaardige Rechters op radio is er toevallig bijgekomen. Maar noch voor dat programma, noch voor de tv-versie ervan ben ik vragende partij geweest. Toen er sprake was van een overgang naar televisie, leek het voor de andere rechters vanzelfsprekend dat ik zou presenteren. Bij de VRT waren ze daar aanvankelijk niet van overtuigd. Er is een proefprogramma gemaakt, en pas toen uit Censydiam-onderzoek bleek dat het publiek er niet afkerig van was, kon het doorgaan. Want als Censydiam het zegt, dan is het waar.

Zei hij ironisch.

Van Damme: Ik vind het hele proces op zijn minst merkwaardig. Maar het schijnt wel te werken dus kan ik me er niet echt over uitspreken. Ik heb ooit eens een column geschreven waarin ik de draak stak met de activiteiten van Censydiam. Toen heeft men mij een aantal dikke boekwerken gegeven met de mededeling: ‘Hou je mond tot je dit gelezen hebt’. En sindsdien hou ik maar mijn mond. Voor een stuk kan ik er wel in meegaan, maar ik ben bang dat die afhankelijkheid van publieksonderzoek een aantal dingen uitsluit. Je kunt bijvoorbeeld een programma niet meer rustig laten groeien als de kijkers er niet vanaf het begin voor te vinden zijn. Zonder de vergelijking te willen maken: Fawlty Towers flopte ook aanvankelijk en was volgens kenners niks waard.

Televisie vereist wel een andere aanpak dan radio.

Van Damme: Dat bleek al toen we het proefprogramma opnamen. Een aantal onderdelen die op radio wél werken – het raadspel bijvoorbeeld – komen op tv helemaal niet over. Dat bleek te lang te duren, dus hebben we het laten vallen. De klankfragmenten zijn natuurlijk vervangen door beeldfragmenten. En er kan natuurlijk minder van papiertjes worden afgelezen. In die zin kun je de radio wel als een repetitiesessie zien. In de drie jaar dat wij het programma maken, hebben we ontdekt dat de kracht in het team zelf ligt, bij die vier mensen die deel uitmaken van de equipe. Als daar een vreemde eend bijkomt, lukt het soms wel, maar meestal loopt het faliekant af voor die buitenstaander. Er is even sprake van geweest om de formule te veranderen. Iemand zou alle teksten schrijven en het panel moest bestaan uit acteurs: mensen die hun haar mooi hebben gekamd en die een perfecte uitspraak hebben. Maar ik denk niet dat het zo werkt. Ook niet met een paar vrouwen erbij omdat dat nu eenmaal moet. En niet allemaal met een hoedje op, omdat de intellectueel op Canvas zich ook wel eens wil amuseren.

Veel grappige mensen zijn er blijkbaar niet. Je ziet altijd dezelfde namen opduiken.

Van Damme: Moeten wij ons daar verantwoordelijk voor voelen? We hebben verschillende mensen getest. En dan zie je bij een aantal van die kandidaten dat ze wel talent hebben, maar dat ze nog moeten groeien. De vraag is dan: moet een openbare omroep daarin investeren of moeten we meteen scoren? Paul Jacobs (producer van De Rechtvaardige Rechters) schreef het al eerder: de VRT is geen school, maar moet een product brengen. We hebben geen tijd om mensen op te leiden.

Is er dan geen gevaar dat elk pannellid gewoon zijn of haar nummertje komt opvoeren?

Van Damme: Voor een stuk speel je een rolletje en na een tijdje weet je natuurlijk ook wel welke grappen beter werken. Maar De Rechtvaardige Rechters was alleen maar grappig omdat we ons zelf zo amuseerden. Ik vertrouw erop dat het op tv hetzelfde zal zijn. We blijven immers voor een live-publiek werken, een zeventigtal mensen.

Er is veel kritiek geweest op het niveau van het programma en zijn panel.In ‘MaoMagazine’ mag Jan Verheyen het ontgelden en Karel Anthierens liet zich enkele weken geleden in ‘Knack’ maar minnetjes uit.

Van Damme: Omdat Jan Verheyen, om het zacht uit te drukken, de jongste tijd overal opduikt, kan ik me inbeelden dat sommige mensen wat verzadigd zijn. Maar je mag van de man denken wat je wil, in De Rechtvaardige Rechters zat hij op zijn plaats. Overigens, de heren van MaoMagazine, die blijkbaar alle humor van Vlaanderen in huis hebben, nodig ik uit om een test te komen doen. Als ze een screentest én Censydiam passeren, zijn ze heel welkom in ons panel.

Natuurlijk, als je de grappen zou uitschrijven, dan stelt het allemaal weinig voor, daar moet ik Karel Anthierens gelijk in geven. Maar ik denk dat Karel een beetje nostalgisch, een beetje zuur aan het worden is. Ik heb veel aan hem te danken, maar hij is blijkbaar vergeten dat veel van de mensen die nu de grappen maken die hij zo minnetjes vindt, vijftien jaar geleden door hemzelf aangemoedigd werden. Toen ik bij Panorama begon te werken, heeft hij mij gezegd: ‘Schrijf maar grappen, daar ben je goed in.’

Overstappen naar televisie is sowieso een risico. De messen zijn al gewet.

Van Damme: Ik ga ervan uit dat het niet goed zal zijn, dat iedereen het erover eens zal zijn dat het een vergissing was om het programma van de radio naar de tv over te hevelen. Misschien moet ik zelf maar beginnen en nu al schrijven dat het een slecht programma is. Want daar moeten we vanuit gaan: vroeger, op de radio, waren we beter. Vroeger was alles beter. Toen Bruno Wyndaele, Koen Meulenaere en Marc Reynebeau bij De Rechtvaardige Rechters vertrokken, schreef men ook dat het programma zou afglijden. Ik herinner me nog dat Humo het toen had over ‘figuren van de tweede garnituur’. Welnu, van die wissel heeft het publiek zich niets aangetrokken, integendeel. Overigens, als men het nu heeft over platheid en gebrek aan niveau, dan kan ik iedereen aanraden die eerste afleveringen nog eens te beluisteren.

Televisie heeft een grotere impact. Wordt de satire – de rel rond ‘Koken met Jezus’ indachtig – wat in toom gehouden?

Van Damme: Ook op de radio werd niet alles uitgezonden. Paul Jacobs knipte na de opname een deel van de uitzending weg. Sommige wereldgrappen gooide hij weg omdat ze te kwetsend, te vulgair waren. In een eerste opwelling was ik het vaak met hem oneens, maar eigenlijk was hij wat dat betreft ‘de wijze oude man’. Ik ben wel bang dat er een soort precensuur kan komen, dat we op voorhand thema’s uitsluiten. Maar bij mijn weten hebben de panelleden geen contract moeten tekenen dat ze netjes zullen praten of nodeloos kwetsende grappen zullen vermijden. Dus ik vrees dat er nog een aantal misselijke grappen aankomen.

Zelf ben je ook al in aanraking gekomen met de zogenaamde Geschillencommissie, die de goede smaak op de openbare omroep in het oog houdt.

Van Damme: Ja, met een grapje in De Nieuwe Wereld over de seksuele fantasieën van kardinaal Danneels. En als je voor de Geschillencommissie gedaagd wordt, dan breekt er toch wat paniek uit in de wandelgangen van de VRT. Terwijl mijn reactie was: wat voor een middeleeuwse toestand is het dat je kunt worden veroordeeld zonder dat je zelfs maar wordt gehoord? Het is toch een enge gedachte dat jouw bijdrage zomaar kan worden geschrapt omdat je producer een blaam krijgt waar jij helemaal niks vanaf weet. Vooral als je ziet wat voor een onfrisse mensen er allemaal in die commissie zitten: een paar Vlaams Blokkers en enkele rechtse mensen die de 120 jaar gepasseerd zijn. Hebben zij een soort cursus humor gevolgd om te bepalen wat over de schreef is en wat niet?

Hoe reageer je op zo’n klacht? Hou je je in of doe je er nog een schepje bovenop?

Van Damme: In een eerste reflex dacht ik: wacht maar, de volgende keer provoceer ik nog wat meer. Maar zo oud en wijs ben ik wel geworden, dat die aandrang na een paar uur wegebt. Maar ik ben geen onderwerpen beginnen te schuwen. Want dan is in Vlaanderen het einde wel zoek. Dan kan je even goed een hoedje opzetten en Jacques Vermeire achterna gaan. Wat me in heel die affaire eigenlijk nog het meest steekt, is dat het nu lijkt alsof wij in Vlaanderen ongelooflijk misselijke humor plegen en constant vreselijk kwetsende grappen maken. Terwijl de Vlaamse satire toch heel goedmoedig is.

Zijn er grappen die niet kunnen? Bestaan er nog taboes?

Van Damme: Dat heeft gewoon met elementaire beschaving te maken. Je moet niet te veel over het privé-leven van bepaalde mensen beginnen te zeiken. Behalve als ze natuurlijk zelf hun kinderen opvoeren op de voorpagina van de blaadjes of als ze zich, zoals volksvertegenwoordiger Margriet Hermans, geroepen voelen om op radio en televisie uit te weiden over hun eigen stoelgang. Dan zijn er weinig taboes meer. Met de pampers van Margriet kan ik rustig lachen, maar van andermans incontinentie blijf ik liever af.

Is er plaats voor echt bijtende humor in Vlaanderen?

Van Damme: Ik heb altijd gehoopt van wel. Maar we zijn zo beschaafd en vriendelijk. Het moet allemaal goedgeluimd blijven. Geef toe, de columns die ik schrijf, zijn goedmoedig en licht-ironisch maar toch hoor ik van mensen dat ik cynisch ben. Als dat al cynisch is, dan moet je niet aan satire beginnen.

Je krijgt ook zo weinig reactie als je iemand schoffeert. Iemand als Hugo Camps bijvoorbeeld schrijft de vreselijkste dingen over bepaalde mensen, maar daar kijkt geen kip van op. Mensen incasseren, kroppen het op en likken hun wonden. Of in mijn geval, schaafwondjes. Soms is dat wel frustrerend. Als je denkt: nu ga ik er eens een lap op geven, dan hoor je dat pas maanden later. Wat polemiek zou wel mogen.

De debatcultuur is anders dan in Nederland.

Van Damme: Er wordt af en toe eens gescholden als iemand tot in het diepste van zijn ziel geraakt is, maar verder gaat het niet. MaoMagazine dat schrijft dat Jan Verheyen een dik gat heeft en een nog grotere geit is dan Bruno Wyndaele, waarop Verheyen reageert dat Raf Sauviller een cryptocommunist is die met grote auto’s rijdt… Dat is toch niet echt het niveau waarop ik mij wil bewegen. Of als ik zie hoe de grote denkers van Vlaanderen, zoals Kristien Hemmerechts en Geert Van Istendael, bakkeleien over het al dan niet gerechtvaardigd gebruik van het woord neger, bijzonder interessant allemaal. Het zou mij verwonderen als er over De Rechtvaardige Rechters een polemiek zou ontstaan, maar hierbij nodig ik de mensen met graagte uit.

Is er dan niemand die valt over jouw columns?

Van Damme: Ik ben godzijdank gezegend met een bijzonder slecht geheugen. Sommige van mijn slachtoffers herinneren mij eraan dat ik ooit wat over hen geschreven heb, maar ik weet dan totaal niet meer wat. Ik heb dan ook zelden schuldgevoelens. Daarbij, de mensen die ik opvoer, ken ik meestal helemaal niet, gelukkig maar. Omdat ik nooit op al die society-feestjes ben geweest en dat milieu nauwelijks ken, heb ik altijd kunnen schrijven wat ik wou. Ik heb geen behoefte aan een familie van BV’s, er moet wat afstand zijn. Je moet immers opletten dat je geen soort Bruno Wyndaele wordt, dat je iedereen tof begint te vinden.

Eigenlijk heb ik nooit kwaadaardige reacties gehad, behalve één keer: van Jacky Lafon, tante Rita uit Familie. In die tijd was er nogal wat ophef, omdat veel kijkers van Familie het verschil niet meer zagen tussen de personages in de serie en de acteurs zelf, omdat die zo vaak in de boekjes verschenen. En ik had een verhaaltje gemaakt over tante Rita die heel de tijd stiepelzat was. Een week later schreef Jacky Lafon een gloeiend kwade brief naar mij, om te zeggen dat tante Rita helemaal geen alcoholiste is. Mijn kritiek was dus dat de kijkers het verschil niet meer konden maken, maar kennelijk slaagden de acteurs daar ook zelf niet in.

Er ligt steeds een laag ironie over je uitspraken. Zijn er nog dingen waar je je echt kwaad over kunt maken?

Van Dame: Er zijn genoeg zaken waar ik me kwaad over maak, waarvan ik woest of treurig wordt. Maar ik ben niet van plan om mijn privé-meningen te etaleren, laat staan dat ik over alles en nog wat een mening wil hebben. Blijkbaar moet je, zodra je met je kop op tv komt, direct over alles kunnen meespreken. Ik heb ooit eens een boekje geschreven over Cuba ( De Baard van Fidel), een pretentieloos werkje met reisindrukken en beschouwingen. Binnen de kortste keren stond ik bekend als een Cuba-specialist en telkens er daar een vlieg een scheet liet, werd ik opgebeld om te vragen of ik daar geen mening over had. En omdat ik getrouwd ben met een Cubaanse wou men ook nog eens weten wat ik dacht over gemengde huwelijken. Het kan verkeren. Ik herinner mij dat, toen De Baard van Fidel werd voorgesteld op Het Andere Boek, een heel weldenkend criticus de volgende woorden uitsprak: ‘Dat is iemand van P-Magazine, dat kan niet goed zijn.’ Die wilde het dus zelfs niet lezen.

Je was niet cultureel correct.

Van Damme: In Vlaanderen is de groepjesmentaliteit nog zo sterk. Als je bij een bepaalde sector zit of bij een of andere persgroep, dan word je direct bij een kliekje ingedeeld. Dat soort politieke correctheid is vermoeiend, omdat je dan een half jaar van je vrije tijd steekt in een boekje, en er niemand over wil schrijven, gewoon omdat het op het papier van de verkeerde uitgeverij is gedrukt.

In je columns pak je toch ook sommige mensen harder aan dan andere.

Van Damme: Ik heb absoluut niet de pretentie om mensen voor te schrijven wat ze goed mogen vinden en wat niet. In het begin van mijn carrière had ik dat wél, maar een heel wijze man, Guido Depraetere, zei mij al vlug: ‘Jongeman, niemand houdt rekening met tv-critici.’ Als je iets bekritiseert omdat het, god beware ons, entertainment of amusement is, dan moet je bedenken dat je op het moment dat je het schrijft zelf in de amusementssector zit. Zodra ik dat besefte, heb ik besloten om van mijn column een soort kroniekje te maken zonder te proberen mijn waarheid te verkondigen.

Ik gun iedereen het voorrecht om wie dan ook grappig of goed te vinden. Vorige zondag zat ik bijvoorbeeld naar Zomergasten te kijken en daarin werd een fragment gekozen van André Van Duin. Nu kun je blijkbaar zonder schroom toegeven Van Duin grappig te vinden, terwijl dat tien jaar geleden not done was. Politieke correctheid verloopt ook in golven en een programma is niet goed of slecht omdat ik het zeg. Ik maak mij gewoon vrolijk over mensen die vaak op het scherm verschijnen.

Heb je de ambitie om over ernstige zaken te schrijven?

Van Damme: Als je bedoelt dat ik Yves Desmet zou willen worden, dan moet ik daar nog eens lang en hard over nadenken. Ik heb niet eens zoveel meningen. Toen ik van Karel Anthierens een column mocht schrijven, nam ik me voor om iedere week een goed doordachte mening naar voren te brengen, onderbouwd met sterke argumenten. Maar na een paar maanden besefte ik dat het niet vol te houden was. Dus ben ik maar begonnen goedmoedige tafereeltjes te schrijven, waarin een klein beetje van mijn mening verborgen zit. En hoe gering de waarde ervan ook is, ik hoop dat ze eruitgehaald kan worden.

Ik maak mij trouwens sterk dat de twee theatermonologen die ik voor Bob De Moor geschreven heb, wél serieuze dingen bevatten, alleen zit het publiek de hele tijd te lachen.

Hoe ben je eigenlijk bij Bob De Moor terecht gekomen?

Van Damme: Omdat ik gemerkt heb dat boeken schrijven veel werk vergt, voor relatief weinig beloning, heb ik me de jongste jaren maar beziggehouden met het schrijven van monologen. En Bob De Moor was de enige die mij een kans gegeven heeft, wat op dat moment niet vanzelfsprekend was. Daarbij heb je voor theater kennelijk niet de goedkeuring nodig van bepaalde mandarijnen. Het stuk wordt gespeeld en de mensen vinden het goed, tot spijt van wie het benijdt. En dat is voor mij persoonlijk veel waardevoller dan het werk voor televisie. Het enige verschil is dat er minder mensen naar kijken.

Probeer je met je theaterstukken ook de vluchtigheid van radio en tv wat te compenseren?

Vandamme: Ach, daar denk ik helemaal niet over na. Het is gewoon plezant om iemand een uur lang jouw woorden te horen uitspreken en de mensen te horen lachen. En het betekent ook niet dat ik nu meteen een andere carrière nastreef. Er zijn een paar toneelstukken geweest, misschien dat ik ooit nog eens een scenario schrijf of zo, maar dat is geen brandende ambitie. Ik heb trouwens geen enkele brandende ambitie, tenzij op mijn gat te liggen en boekjes te lezen.

Je werkt niet voor de eeuwigheid.

Van Damme: Helemaal niet. Ik zie wel wat mij aangeboden wordt, wat in mijn richting waait. Ik wil mezelf niet kapot relativeren, maar het zijn allemaal maar columpjes, het is alleen wat entertainment.

Ik streef niets na wat eeuwigheidswaarde heeft. Hoewel, een onsterfelijk vers schrijven, dat lijkt me wel wat. Zoals Leonard Nolens, je terugtrekken in een hutje in een bos en daar dan gekweld boven een wit blad papier zitten. Maar dan moet ik eerst subsidies aanvragen, want ik wil er wel voor betaald worden. Eigenlijk kom ik in dit gesprek tot de conclusie dat ik bitter weinig ambitie heb. Misschien wordt het wel tijd om daar eens wat aan te doen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content