Na de Hitlerfilm ‘Der Untergang’ is nu een andere pijnlijke episode uit de Duitse geschiedenis zonder taboes verfilmd: het terrorisme van de Rote Armee Fraktion, in ‘Der Baader-Meinhof-Komplex’.

In de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw waarde er een spook door Europa, het spook van het terrorisme. Van de grotendeels geweldloze protestbewegingen in de sixties hadden zich enkele kleine extreemlinkse groeperingen afgescheurd die radicaliseerden en naar de wapens grepen om de staat omver te werpen. De meest actieve en tot de verbeelding sprekende terreurgroep was de Rote Armee Fraktion, die in de jaren 70 tientallen aanslagen pleegde in Duitsland, in totaal 33 mensen ombracht en de politiek en publieke opinie van het land jarenlang in haar greep hield.

Dat het naoorlogse terrorisme net in Duitsland zo hard toesloeg, is wellicht geen toeval. Daar hadden de woelige jaren 60, toen studenten over heel Europa en in de VS op straat kwamen tegen de oorlog in Vietnam, de starre maatschappelijke orde en het kapitalisme, immers nog een extra dimensie. Het protest werd er ook een afrekening met de vorige generatie, die verweten werd nooit schoon schip te hebben gemaakt met haar naziverleden. De maatregelen die de regering nam om het oproer in te dijken, zag men steevast als het bewijs dat de Duitse Bondsrepubliek opnieuw een fascistische dictatuur aan het worden was, en om dat te voorkomen, vonden sommige linkse extremisten het gerechtvaardigd om zelf geweld te gebruiken.

Guerrilla in de stad

Een van die extremisten was AndreasBaader, die in het voorjaar van 1968 samen met zijn vriendin Gudrun Ensslin besloot tot actie over te gaan. Geïnspireerd door de ramp in de Innovation in Brussel in 1967 – die in extreemlinkse kringen vergeleken werd met de napalmbombardementen in Vietnam – staken ze twee warenhuizen in Frankfurt in brand, als protest tegen de consumptiemaatschappij. Het duurde niet lang vooraleer de politie de brandstichters op het spoor was, en Baader en Ensslin werden eind 1968, samen met twee mededaders, tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld. Na enkele maanden kwamen ze echter weer vrij, en toen advocaten van de getroffen warenhuisketens beroep aantekenden, doken Baader en Ensslin onder. Tijdens die periode leerden ze Ulrike Meinhof kennen, een jonge vrouw van welgestelde afkomst die in het communistische tijdschrift konkret al enige tijd van leer trok tegen het ‘nieuwe fascisme’ in Duitsland.

Toen Baader toch weer opgepakt werd, besloten Meinhof, Ensslin en Baaders advocaat Horst Mahler tot drastische maatregelen over te gaan: zij zouden hem uit de gevangenis bevrijden. Meinhof veinsde dat ze samen met Baader een boek wilde schrijven, en toen twee bewakers de man op 14 mei 1970 naar haar toe brachten, werden ze overmeesterd. Baader, Meinhof, Ensslin, Mahler en nog enkele andere sympathisanten vluchtten weg, en met de hulp van de Palestijnse organisatie El Fatah reisden ze naar Jordanië. Met de militaire opleiding die ze daar kregen, begon de ‘Baader-Meinhof-Gruppe’, zoals de beweging ondertussen door de Duitse pers werd genoemd, aan zijn gewapende strijd tegen de staat. Of aan zijn stadsguerrilla, zoals Meinhof het enkele maanden later omschreef in een pamflet, waarin voor het eerst ook de naam ‘Rote Armee Fraktion’ werd gebruikt.

De guerrilla tegen de staat beperkte zich in de eerste maanden vooral tot bankovervallen, maar in het voorjaar van 1972 breidde de groepering haar doelwitten uit én werden haar acties een stuk bloederiger. Tijdens het zogenaamde ‘mei-offensief’ begon de RAF als reactie tegen de Vietnamoorlog Amerikaanse gebouwen en personen te viseren. In twee weken tijd werden vijf bomaanslagen gepleegd, waarbij in totaal vier doden en tientallen gewonden vielen. De Duitse overheid zette daarop, met Amerikaanse hulp, de grootste klopjacht uit de geschiedenis op het getouw en met succes: tegen eind juni zat het grootste deel van de RAF in de gevangenis.

Eerst zaten de RAF-leden nog in gewone gevangenissen, maar al vlug werden ze naar een speciale beveiligde instelling in Stammheim tegen Stuttgart overgebracht. Daar werden ze in afwachting van hun proces aan een uiterst streng regime onderworpen – onder meer met een compleet isolement – wat ertoe leidde dat sommigen tot een hongerstaking overgingen. Meinhof, die een psychologisch wrak was geworden, pleegde eind 1976 zelfs zelfmoord. Die behandeling zorgde voor heel wat commotie, zowel in Duitsland zelf, waar extreemlinkse organisaties protestacties organiseerden, als in het buitenland. Jean-Paul Sartre ging bijvoorbeeld op bezoek in Stammheim en klaagde achteraf de isolering aan, ook al gaf hij toe dat Baader zelf ‘een onmens’ was.

De Palestijnse connectie

De gebeurtenissen in Stammheim lagen aan de basis van de bloederigste episode uit de RAF-geschiedenis, die paradoxaal genoeg plaatsvond terwijl alle kopstukken achter slot en grendel zaten. Toen Baader en co gearresteerd werden, ontstond er immers een nieuwe RAF-groepering – de zogenaamde ’tweede generatie’ – die maar één doel had: de collega’s vrij krijgen. Hun terreurcampagne, waarbij onder meer een rechter en twee attachés van de Zweedse ambassade werden vermoord, bereikte een hoogtepunt eind 1977, na afloop van het RAF-proces waar alle gevangenen tot levenslang werden veroordeeld. Onder leiding van Susanne Albrecht, Brigitte Monhaupt en Christian Klar ontvoerde de groepering op 5 september 1977 Hanns-Martin Schleyer, de voorzitter van de Duitse werkgeversorganisatie, met de bedoeling hem tegen de gevangen terroristen te ruilen.

De Duitse regering weigerde elke medewerking en liet Baader en de anderen zelfs nog strenger bewaken dan voorheen. Op 13 oktober kreeg de RAF echter hulp uit Palestina. Zes Palestijnse terroristen kaapten een vliegtuig van Lufthansa op weg naar Frankfurt, en eisten de vrijlating van alle RAF-leden. Zo niet zouden de passagiers van het vliegtuig én Schleyer vermoord worden. In de uren en dagen die volgden, liep de situatie volledig uit de hand. De Duitse regering wees elke onderhandeling met de kapers af en na enkele omzwervingen landde het vliegtuig in de Somalische hoofdstad Mogadishu. Daar werd het toestel op 18 oktober bestormd door een speciaal Duits commando, dat de passagiers kon bevrijden – bij de actie kwamen drie terroristen om. Enkele uren na de bevrijding pleegden enkele gevangen RAF-leden, onder wie Baader en Ensslin, zelfmoord in hun isoleercel, en de volgende dag werd Schleyer vermoord door zijn ontvoerders. Gedurende die paar dagen – die de geschiedenis zouden ingaan als ‘de Duitse herfst’ – daverde de Duitse maatschappij op zijn grondvesten en stond de regering van Helmut Schmidt op de rand van de afgrond.

De RAF zou nog decennialang bestaan en aanslagen plegen – pas in 1998 liet de organisatie in een mededeling aan persagentschap Reuters weten dat ze zichzelf opgeheven had – maar het zijn vooral de gebeurtenissen in de jaren 70 en vooral die tijdens ‘de Duitse herfst’ die in Duitsland voor controverse en commotie bleven zorgen. Onder meer de vraag of Baader en Ensslin echt wel zelfmoord hebben gepleegd en niet in hun cel omgebracht zijn, is nog steeds een onderwerp van discussie. Toen Klar, die zoals veel voormalige RAF-leden nooit spijt heeft getoond over zijn acties, in 2007 in aanmerking kwam voor vervroegde vrijlating reageerde de publieke opinie geschokt. Ook de nieuwe film Der Baader-Meinhof-Komplex zoomt in op die jaren waarin de RAF Duitsland in de ban hield: het verhaal trapt af met de dood van Benno Ohnesorg, een student die tijdens een demonstratie in 1967 door de Duitse politie werd doodgeschoten en door de radicalen beschouwd werd als het eerste slacht-offer van het herrezen fascistische bestuur, en eindigt met de moord op Schleyer.

Van Hitler naar de RAF

Der Baader-Meinhof-Komplex is allerminst de eerste film die over de RAF wordt gemaakt. Integendeel, geen enkel onderwerp uit de naoorlogse geschiedenis van Duitsland is zo sterk belicht, en ondertussen lijkt alles ook al gezegd. En toch geloven de makers dat ze nog iets aan het debat toe te voegen hebben, door voor de eerste keer te tonen wat er écht gebeurd is, zonder alles door een ideologische bril te bekijken. De producent van Der Baader-Meinhof-Komplex is op dat vlak niet aan zijn proefstuk toe: Bernd Eichinger schreef een paar jaar geleden het scenario van Der Untergang, de film die stof deed opwaaien vanwege de compromisloze manier waarop Adolf Hitlers laatste dagen in beeld werden gebracht.

De films die al gemaakt zijn over het Duitse terrorisme, zoals Die Stille nach dem Schuss van Volker Schlöndorff, Die Innere Sicherheit van Christian Petzold of Baader van Christopher Roth, keken steevast met een zekere sympathie naar hun protagonisten: bij Schlöndorff en Petzold zijn de terroristen niet zozeer daders als wel slachtoffers, terwijl de Baader van Roth veeleer een mode-icoon dan een crimineel is. Het zijn films die de ambiguïteit tonen waarmee links in Duitsland vaak tegen de Rote Armee Fraktion heeft aangekeken. Velen hadden en hebben nog altijd een zeker begrip voor de RAF, omdat wat ze gedaan hebben volgens hen een goed doel diende. En daarbij wordt meestal verwezen naar Ulrike Meinhof, die uit een burgerlijk milieu stamde, en die, zo gaat de redenering, met haar acties de terugkeer van het nazisme in Duitsland wou tegenhouden. De sympathie voor Meinhof slaat dan vaak over op de hele RAF, die zo een mythe voor links Duitsland is geworden.

En het is die mythe die Der Baader-Meinhof-Komplex wil ‘vernietigen’, zoals te lezen viel op de cover van Der Spiegel enkele weken voor de première in Duitsland. ‘Houd ermee op hen te zien zoals ze nooit geweest zijn’, vroegen de makers in het magazine aan het Duitse publiek. Baader, Meinhof en Ensslin zijn geen voorvechters van de democratie of slachtoffers van een Duitsland dat moreel bankroet was, maar ordinaire misdadigers en psychopaten, die hun wandaden goedpraatten met politieke statements. Vandaar ook dat in Der Baader-Meinhof-Komplex (dat de Duitse inzending voor de Oscars is) die wandaden uitgebreid in beeld komen. In de vorige films werd meer gezocht naar de beweegredenen van de RAF en bleven de ontvoeringen, de moorden en de bomaanslagen grotendeels onbelicht. Maar Eichinger en regisseur Uli Edel zetten niet de woorden maar de daden centraal. ‘Die mensen laten zich net kennen door wat ze aanrichten’, zegt Eichinger in Der Spiegel. ‘Het belangrijkste is dát ze het doen, niet waarom ze het doen.’ De film is in die zin niet zozeer een kunstwerk dan wel ge-illustreerde geschiedenis, zij het een bijzonder bloederige.

De aanpak van Eichinger en Edel lokte al kritiek uit in Duitsland, waar de film eind september in première ging. Sommigen vinden dat doordat de beweegredenen van de terroristen weinig aan bod komen, Der Baader-Meinhof-Komplex puur een actiefilm is geworden, waardoor de hoofdrolspelers er nog cooler uitkomen. Bettina Röhl, de dochter van Meinhof, sprak van een ’totale heldenverering’ en de criticus van de Berliner Zeitung schreef dat Baader postuum ‘de held van een echte blockbuster’ is geworden. Michael Buback, de zoon van procureur-generaal Siegfried Buback, die in 1977 werd doodgeschoten, betreurde dan weer dat de slachtoffers niet vooraf waren ingelicht en dat hij pas in de bioscoop ontdekte hoe de moord op zijn vader in beeld werd gezet. Een andere nabestaande, Jorg Schleyer, de zoon van de vermoorde industrieel, reageerde wel enthousiast, ook al is de scène waarin zijn vader ontvoerd wordt een van de wreedste van allemaal. ‘Je ziet hoe de chauffeur van mijn vader en een andere passagier genadeloos werden afgemaakt, en het deed me pijn om dat te zien’, zei hij achteraf in een interview. ‘Maar aan de andere kant besef ik ook dat dat de enige manier is om aan jongere mensen duidelijk te maken hoe brutaal en bloeddorstig de Rote Armee Fraktion wel was.’

Der Baader-Meinhof-Komplex.

Vanaf 12/12 in de bioscoop.

Door Stefaan Werbrouck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content