Bart Cornand
Bart Cornand Redacteur Knack

Wat is er in die tien jaar het meest veranderd: je muziek of je publiek?

Jamie Cullum: Aan mijn muziek is er niet zoveel veranderd, en de mix van jazz met pop of rock bestaat al tientallen jaren. Ik denk dat er een breuk ontstaan is binnen het jazzpubliek. Veel jonge jazzfans zijn opgegroeid met rock en hiphop, en die hebben geen zin om in een concertzaal netjes op een stoel te zitten en na elke solo te klappen.

Je persmap claimt dat jouw poppy jazz veel mensen tot het echte werk heeft bekeerd. Vinden ze jouw muziek niet gewoon lekker om op te tongen?

Cullum:(Schatert)A very reasonable observation, indeed. Ik wéét wel dat ik nog geen grote bijdrage heb geleverd aan de jazz, maar ik heb een publiek dat weinig van jazz kent wél dingen laten horen die het niet gewoon is. Als ik een nummer van Jimi Hendrix of Radiohead speel, kénnen ze het wel, maar wij testen de rekkelijkheid ervan – met een bassolo die naar Charles Mingus verwijst, bijvoorbeeld. Maar inderdaad: het is niet A Love Supreme part III.

Het blijft schizofreen: enerzijds vecht je voor je geloofwaardigheid op jazzfestivals, anderzijds trad je in Nederland op in een T-shirt van Anouk. Had nooit gemogen van Miles, hoor.

Cullum: Ik probeer er niet te veel over na te denken. Als ze me uitnodigen op een leuk festival, doe ik het gewoon. Al was dat T-shirt van Anouk er misschien een beetje over… Maar ik dacht: hé, dat is een lekker wijf, hier met dat shirt. Helpt het als ik zeg dat ik het cadeau had gekregen?

Voor één keer dan. Wat is de leukste plek waar je ooit hebt gespeeld?

Cullum: Eerlijk? Glastonbury is niet te kloppen. De massa, de sfeer, de hele festivalvibe. (Cullum speelde er vorige week met Spinal Tap, ‘The defining moment of my existence’, nvdr. ) En dan het andere uiterste, maar even fantastisch: Carnegie Hall in New York, enkele weken geleden. De muziek pelt er van de muren, omdat werkelijk iederéén er heeft gespeeld: van Bob Dylan tot Miles Davis, van Count Basie tot Ella Fitzgerald… (Zucht) Beter wordt het niet.

Je mocht in Carnegie Hall niet meer bissen. Waarom?

Cullum: Hoe zal ik het zeggen? Carnegie Hall is a pretty buttoned-up situation. Col en plastron, meneer. Ze zijn het niet echt gewoon dat muzikanten er tussen het publiek lopen te spelen, en dat de mensen dansen en springen. Bovendien hanteren ze er een heel strenge avondklok: om elf uur trekken ze de stekker eruit, anders krijgen ze problemen met hun vergunning.

Iets voor elven was ik klaar met mijn set. We waren helemaal opgeladen, uitgelaten zelfs, en ik wilde weer het podium op voor nog een paar songs. Stond plots de directeur voor me: ‘Néén, meneer Cullum, u gaat níét weer het podium op. Anders krijgen we een boete van 10.000 dollar.’ Ik riep nog naar mijn manager: ‘Geef die vent 10.000 dollar, snel!’ Hij wilde niet. Zonde.

Wat is jouw beste persoonlijke Spinal Tapmoment?

Cullum: Oh, keuze genoeg. Ik herinner me een groot festival in Duitsland, met verscheidene podia. Ik weet nog altijd niet hoe het is kunnen gebeuren, maar we stonden op het verkeerde podium opgesteld. Ik vond al dat er zoveel fans in gothic pakjes op de eerste rij stonden…

Maar het kan nog erger. Zoals je weet, haal ik op het eind van mijn concerten vaak een opzwepende basdrum boven. Alleen was ik eens zo goed bezig dat ik er een gat in sloeg. Ik keek naar de zijkant van het podium, en zag daar de instrumenten van de volgende groep. Met – woah! – een basdrum. Snel gewisseld, en hengsten maar. Bleek het de basdrum van de drummer van Billy Idol te zijn, niet echt het jazztype. De security heeft hem van het podium moeten trekken, hij wilde me op het gezicht slaan.

Als het je kan geruststellen: Gent Jazz sluit je af.

Cullum: Goddank. Hoe laat ook weer?

Je begint pas om halfelf.

Cullum: Geweldig land, België. Altijd al geweten.

Volgende aflevering Lokerse Feesten: Primal Scream

Bart Cornand

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content