Gillo Pontecorvo’s docudrama ‘La Battaglia di Algeri’ uit 1966 over de ’terroristische’ onafhankelijkheidsstrijd van Algerije tegen Frankrijk, beleeft hoogdagen in de VS. Maar wel om de verkeerde redenen. Door Jo Smets

Als Amerikanen tijdens een door henzelf gestart conflict in lastige papieren komen te zitten en op zoek gaan naar de moraal van het verhaal, wees dan op uw hoede! Dit is geen simplistisch anti-Amerikanisme, het is een weloverwogen anti-Amerikanisme. Het verbazend onwetende thuisland reageert bij elk nieuw verhaal over schendingen van mensenrechten door Amerikaanse militairen of door leden van de veiligheidsdiensten als een hoer die klaagt dat ze haar maagdelijkheid is verloren. Het vergeet dan wel dat in de jaren zeventig en tachtig aan Latijns-Amerikaanse soldaten en dictators in spe in de ‘U.S. Army School of the Americas’ in Fort Benning, Georgia, de meest krankzinnige foltertechnieken werden onderwezen. De CIA trainde counter-insurgency units die danteske massaslachtingen aanrichtten in Centraal-Amerika. Maar nu, terwijl overal in Irak groepjes ’terroristen’ de VS in een oneindige stadsguerrilla hebben gelokt, doet het Pentagon alsof het wil ‘leren’ waarom die ’terroristen’ doen wat ze doen en hoe ze denken.

Aangezien Frankrijk vorig jaar probeerde de VS-plannen te dwarsbomen, ploos het Pentagon de meest onfrisse periode uit de geschiedenis van de voormalige koloniale macht uit. In augustus 2003 werd onder felle media-aandacht voor burgerlijk veiligheidspersoneel en leden van de generale staf Gillo Pontecorvo’s hallucinante docudrama La Battaglia di Algeri uit 1966 uit de kelder gehaald. De film is een reconstructie, met wonderlijk authentiek effect, van drie jaar uit de strijd van de Algerijnse ondergrondse ’terreurbeweging’ FLN (Front de Libération Nationale) tegen de Franse para’s. Die kwamen met veel vertoon de ‘ratten’ verdelgen. Ze overweldigden de kashba, gebruikten foltering om aan informatie te komen, bliezen huizen op en stuwden de Algerijnse bevolking in een clandestiene samenwerking. Het prototype van de held uit die spontane bevrijdingsstrijd was Ali La Pointe, een dief en pooier die zich tot nationale held opwerkte en in de film wordt gespeeld door een niet-professionele acteur, Brahim Haggiag. Yacef Saadi, op wiens boek Souvenirs du Bataille d’Algiers (1962) Battaglia is gebaseerd, was coproducent en speelde zelf een hoofdrol. Dat werd hem in Frankrijk niet in dank afgenomen: toen hij er aankwam met de Gouden Leeuw die hem door het filmfestival van Venetië was toegekend, werd hij prompt het land uitgezet.

Gillo Pontecorvo concentreerde zich op de jaren 1954 tot ’57, op het ontstaan en de ontmanteling van het FLN. Die beweging en haar bommencampagne (met verve geënsceneerd) verscheurde de Franse maatschappij. De onafhankelijkheid was toen maar een kwestie meer van afwachten. Maar als dat het resultaat was, vraagt een zinnig mens zich toch af wat het Pentagon de bevolking wil leren uit de film. Terwijl Battaglia overduidelijk maakt dat het woord ’terrorisme’ in de context van bezetting, repressie en bevrijdingsstrijd een volkomen onbruikbaar begrip herbergt, begrijpt het Pentagon maar één ding: wat doe je als je met een krankzinnige bevolking te maken hebt die je het leven zuur maakt? De uitnodiging voor de film liet er althans geen twijfel over bestaan: ‘Kinderen schieten op soldaten, vrouwen leggen bommen in cafés. In een mum van tijd is de gehele Arabische bevolking verenigd in een dolle razernij. Doet dat u aan iets denken?’ Dat je een antikoloniale bevrijdingsstrijd echter moeilijk kunt vergelijken met twee wereldmachten die ‘hun’ dictator komen afzetten in een multi-etnisch en multi-fractioneel ‘heilig’ land, is evident. Het dringt ook niet tot het neurale netwerk in het Pentagon door dat Algerije nog tot een paar jaar geleden de meest gruwelijke naweeën kende van de hele koloniale en postkoloniale chaos.

Pontecorvo was best in zijn nopjes met de onverwachte aandacht, met het feit dat de film, die in Frankrijk van ’66 tot ’74 werd verboden, alsnog een nationale release krijgt, en dat hij na 38 jaar nog eens 500.000 dollar opbracht. Ook Yacef Saadi genoot van de media-aandacht (hij mocht naar de VS, deed een dertigtal interviews, waaronder een met CNN). In Frankrijk zijn er zowel conservatieve gieren als kritische waarnemers die er níet mee kunnen lachen. Zo zijn er geruchten en de memoires van een Franse veiligheidsofficier die Saadi ervan beschuldigen zelf Ali Al Pointe te hebben aangegeven. Het is een vreemde wereld.

Jo Smets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content