Abdellatif Kechiche won dit jaar de Gouden Palm – zonder dat er een fotofinish aan te pas kwam. Maar een lelijke ruzie met de bekendste van zijn twee hoofdrolspeelsters werpt een schaduw over zijn prachtfilm. En in zijn conflicten is Kechiche al even bevlogen als in zijn regisseursstoel. ‘Als Léa Seydoux enig fatsoen had, hield ze haar mond.’

Het plan was helemaal op het einde van het gesprek één vraag stellen over de vete die Abdellatif Kechiche publiek met Léa Seydoux uitvecht sinds de Franse filmster in Toronto heeft verklaard dat de opnames van La Vie d’Adèle een gruwel waren en dat ze nooit meer met Kechiche wilde samenwerken. Uitspraken die er trouwens aan zaten te komen: deze zomer had Seydoux het in Knack Focus al over ‘een haat-liefderelatie’ en formuleerde ze bedenkingen bij zijn methode om veel en lang te filmen. Kechiche verzamelde maar liefst 750 uur aan filmmateriaal. ‘Het is niet omdat je driehonderd opnames doet dat je een genie bent’, zegt Seydoux daar ondertussen over. Eén vraag over het conflict leek ons ruim voldoende, omdat de kern van de zaak blijft dat Kechiche een buitengewone film heeft gedraaid. Zo dacht in elk geval ook Steven Spielberg erover want zijn jury kende Kechiche en actrices Léa Seydoux en Adèle Exarchopoulos in Cannes de Gouden Palm toe.

In La Vie d’Adèle gaat er voor de vijftienjarige Adèle een nieuwe wereld open wanneer ze de blauwharige kunststudente Emma ontmoet en passioneel verliefd wordt. De seksscènes zijn ongewoon intens, de ode aan jeugd, tolerantie, onderwijs, liefde en leven in al hun grilligheid is overrompelend. Maar de ruzie met Seydoux zit Kechiche nog te hoog: die ene vraag op het einde triggert een tirade. De doorgewinterde pr-man die hem probeert te onderbreken – onze tijd is al lang op én het loopt uit de hand – wordt briesend wandelen gestuurd. ‘Je kent mijn tempo, loop het blokje om, ga naar de kapper.’

Maar eerst wat voorafging.

Nieuw is erotiek en sensualiteit niet in je werk – ik denk aan de buikdans van Hafsia Herzi in La Graine et le mulet (2007). Wel is het de eerste keer dat je de liefde van zo dichtbij filmt. Was dat een nieuwe uitdaging?

ABDELLATIF KECHICHE: Een liefdesscène is geen andere uitdaging dan een buikdans- of een maaltijdscène. De inzet is dezelfde: je moet het laten bruisen van het leven. In La Faute à Voltaire (2000) zaten trouwens al liefdesscènes. Ik heb ze aangepakt zoals ik elke scène aanpak: op zoek naar waarheid.

Je collega Catherine Breillat filmt seks die niet gesimuleerd is. Heb je ook met dat idee gespeeld?

KECHICHE: De vraag was niet aan de orde. Ik heb dezelfde benadering als Breillat, die ik trouwens bewonder. Ik stel me niet de vraag of een scène pornografisch zal zijn of niet. Wat is dat trouwens, pornografisch? Gaat het dan over sekscommercie? Cinema is zelf commercie. Is cinema dan ook pornografisch? Ik beweer niets, ik film wat ik mooi vind. Ook het vulgaire en pornografische kan ik mooi vinden. En de genietende lichamen van twee vrouwen, dat vind ik mooi. Anderen vinden dat lelijk. Heb ik je vraag daarmee beantwoord?

De vraag is of je, ‘op zoek naar waarheid’, zo ver zou gaan om niet-gesimuleerde seks te tonen?

KECHICHE: Het gaat om een realiteit op het schérm: dat is vanzelf al een bescherming. En dan draait het om perceptie. Vind je het gesimuleerd? Heb je de indruk dat ze passioneel zijn? Wanneer weet je trouwens of een vrouw simuleert of niet?

Zinnenprikkelend zijn in elk geval ook de vele opnames van Adèle die eten in haar mond stopt.

KECHICHE: Kort na de geboorte leren we al een beeld van onszelf op te hangen en maskers op te zetten. Cinema kan, soms, de mens zonder masker laten zien. Dáár ben ik in geïnteresseerd. Ik heb de indruk dat eten mensen bevrijdt. Op het gezicht van de etende mens staat iets geschreven dat ik mooi vind.

Als je je afvraagt waarom ik jou nu niet recht in de ogen kijk: dat is een beroepsmisvorming. Ik zou de indruk hebben je intimiteit te schenden en dat zou ten koste van onze concentratie gaan. Het is haast onbetamelijk om in de intimiteit van de ander door te dringen. Maar cinema kan een kunst zijn en kunst staat je toe om abstractie te maken van het onbetamelijke en toch in die intimiteit binnen te treden.

Adèle heeft een roeping als lerares, Emma als beeldend kunstenaar. Wanneer vond je je roeping?

KECHICHE: Toen ik adolescent was, was de meest realistische optie cinema, maar zo geruststellend is het niet te vinden wat je wilt doen. Zeker niet als je films wilt maken. Velen voelen zich geroepen, maar daarom lukt het nog niet. De weg kan lang zijn. En als je je doel na lange tijd bereikt, rest nog de vraag of het wel ergens goed voor is. Adèle heeft daar geen last van. Als onderwijzeres heeft ze geen reden om zich af te vragen of wat ze doet wel ergens toe dient. Wat ze doet, is concreet. Ik heb veel onderwijzers en leerkrachten ontmoet. Hun roeping, hun zelfopoffering en hun engagement raakt me diep. Ze halen veel kracht uit het gevoel iets belangrijks met hun leven te doen. Ik hoop het in de toekomst nog over zulke mensen te hebben.

La Vie d’Adèle is een knetterend liefdesverhaal, waarbij je snel vergeet dat het over twee vrouwen gaat.

KECHICHE: Het is geen film over homoseksualiteit, maar over passie en al wat dat impliceert: de ontmoeting, de liefde, de breuk, het verdriet en de moed om die pijn te doorstaan. Wat maakt dat twee wezens die van elkaar houden uiteenvallen omdat de ene plots minder van de andere houdt? Waarom doet de breuk de ene zoveel meer pijn dan de andere? Natuurlijk was ik me aanvankelijk wel bewust van de homoseksualiteit, maar ik ben dat thema snel vergeten en dat verheugt me. Natuurlijk hoeft een mooi liefdesverhaal niet over man en vrouw te gaan, het kan ook over twee mannen gaan, of over twee vrouwen, weet ik veel. Misschien ontgaat het veel mensen – ik leg het er niet graag al te dik op – maar essentieel in de film is veeleer de moeilijkheid om elkaar écht te ontmoeten als je uit verschillende sociale milieus komt.

Ben je geraakt door de publieke kritiek van zowel technici als de actrices op je methode?

KECHICHE: Dat heeft me geraakt, ja. Ik ben vooral gechoqueerd omdat de verklaringen leugenachtig zijn. De hele hetze is vreselijk vulgair en schaadt de film. Als ik je een lekkere maaltijd voorschotel, hoef je toch niet te weten hoe de keuken erbij ligt en of er al dan niet kakkerlakken rondlopen.

Er zijn geen namen genoemd. Het is laf dat die technici (de vakbond SPIAC-CGT had het in een gespierd communiqué over inbreuken op de arbeidswet en ‘morele intimidatie’, nvdr.) niet zelf zeggen dat ze geleden hebben. Met hoeveel zijn ze? Hebben ze écht geklaagd? Of heeft men ze opgezocht? Op de sleutelposten werk ik al vijf films lang met dezelfde mensen. Ze vliegen uit New York over voor functies die minderwaardig zijn aan wat ze ginder doen. Speciaal voor mij. Dus, wie heeft de mythe van de tirannieke regisseur in het leven geroepen en waarom?

Voor het meeste ophef zorgt de kritiek van Léa Seydoux. Ze noemt de opnames gruwelijk en wil nooit meer met je werken.

KECHICHE: Volgens mij is er een link tussen haar en de mensen die dat verhaal van die technici rondstrooien. Ik wil dat ook bewijzen. Wat Léa zegt, getuigt van mythomanie. Ik heb haar nooit 24 uur op 24 vastgehouden. De opnames hebben geen zes maanden maar 4,5 maanden geduurd – en voor haar zelfs maar een maand. Ik heb haar nooit verplicht om die rol te spelen. Ik heb zelfs meermaals gesuggereerd dat ze de handdoek in de ring moest gooien als ze niet op één lijn zat met haar personage. Want daar was ik lang bang voor. Ik heb nog nooit zoveel energie in een acteur gestoken als in Léa. Maar het moest om haar toch maar zover te krijgen dat haar spel mij beviel. Fysiek, mentaal en financieel heb ik voor haar een grote inspanning gedaan.

Ik stel me vooral vragen bij haar vernietigingsdrift. Heb je bedenkingen, dan stap je eruit. Heb je enig fatsoen, dan rep je daar niet over in de pers. Naar Cannes afreizen – ik betaal de promotie -, een hele dag zoeken naar de juiste coiffeuse en maquilleuse en rondbellen voor jurken en juwelen om dan tegen de pers te klagen dat je hebt afgezien: dat is onbeschoft. Is dat wat ze wil, over de tongen te gaan? ‘Le film, c’est moi’?

In cinema zie je niet af. Mensen die films maken, zijn de meest verwende wezens op aarde. Films maken is spelen. Dat is als eten, vrijen, creëren: pure vreugde. Miljoenen verdienen, op de cover van de magazines staan en dan klagen in de pers? Ik kom uit een arbeidersmilieu. Ik zie dagelijks mensen die écht afzien. Stap in de metro in en je weet genoeg. We zouden hier niet bij mogen stilstaan. We zouden het over cinema moeten hebben. Maar je stelt de vraag en ik ben verplicht me te verdedigen.

Vraag maar rond: ik hou echt van acteurs. Ze hebben een magnifiek beroep, een beroep waarin ze hun hele wezen moeten leggen. De starification van Léa Seydoux doet afbreuk aan dat beroep, aan de kunst, aan het werk dat ik met acteurs verricht. Léa Seydoux spuwt in haar eigen gezicht.

De volledige titel van de film is La Vie d’Adèle – chapitre 1 & 2. Mogen we op nog meer hoofdstukken hopen?

Meer dan hopen. Ik heb er al aan gewerkt. We zien wel of het er ook echt van komt.

LA VIE D’ADÈLE

Vanaf 9/10 in de bioscoop.

DOOR NIELS RUËLL

Abdellatif Kechiche ‘IK FILM WAT IK MOOI VIND, OOK HET VULGAIRE, HET PORNOGRAFISCHE. EN DE GENIETENDE LICHAMEN VAN TWEE VROUWEN, DAT VIND IK MOOI.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content