‘Het lieve, spontane is weg. Ik denk meer na nu.’ Met Kid levert Fien Troch, lieveling van de Vlaamse arthouse, haar derde én beste film af. Nu hopen dat het publiek ook volgt. U weet wat u te doen staat.

Om voldoende ruimte te hebben om het kind te laten passeren, zorgt de secretie van het hormoon relaxine voor een verhoogde mobiliteit ter hoogte van de sacro-ileacale gewrichten en de symfyse in het bekken – wat de eendengang veroorzaakt, zoals dat in de volksmond bekendstaat. Dat gebeurt vanaf de derde trimester van de zwangerschap en neemt toe naarmate de bevalling dichterbij komt.’

Afgaande op de pas waarmee Fien Troch door haar keuken loopt, heeft ze nog een week of twee voor haar tweede kind geboren wordt. Dat is ook zonder medische encyclopedie duidelijk: haar blouson – mét adelaarmotief; ook tijdens je zwangerschap kun je rock-‘n-roll zijn – slaagt er niet meer in haar volledige bolle buik te bedekken. ‘Van mij mag het nu al geboren worden’, zegt ze. Van mij mag het kindje nog even blijven zitten – of toch nog een uur of twee.

We zijn medio oktober, ruim drie maanden voor haar derde film in de zalen komt. Omdat praten met een bolle buik nog net iets makkelijker is dan met een pasgeboren baby op de schoot, zijn alle interviews vervroegd. Moeilijke promo, tenzij je film Kid heet

Voor de goede orde: Kid is niet het verslag van haar zwangerschap – Rainer River is ondertussen overigens geboren -, maar het verhaal van een zevenjarig jongetje dat door noodlottige omstandigheden bij zijn tante moet wonen, volledig verteld vanuit zijn perspectief. Net zoals bij Een ander zijn geluk en Unspoken, haar twee vorige langspeelfilms, is het ook nu niet makkelijk meer over de film te vertellen dan één zin. Je zou clichés als ‘suggestief’, ‘poëtisch’ en ‘verstild’ kunnen gebruiken, maar na drie films verdient ze vooral haar eigen adjectief: trochiaans – of trochiësk. Haar derde is ook haar beste. Vrolijker is hij niet geworden, maar meer nog dan haar vorige films vallen vorm en inhoud samen en slaagt ze er niet alleen in de kijker te intrigeren, maar ook te laten meevoelen.

‘Ik ga een paar keer van stoel moeten veranderen’, zegt ze terwijl ze aan tafel gaat zitten. Om haar heen ligt een reeks boeken – ik herken Dikkie Dik – en dvd’s op de grond. Het speelterrein van de vierjarige Joaquin Townes, haar eerste zoon samen met Nico Leunen, monteur van onder meer The Broken Circle Breakdown. ‘Hij speelt tegenwoordig bibliotheekje, en daar horen dvd’s bij. Laatst hebben we samen The Artist bekeken: dat vond hij niet slecht. Buster Keaton ziet hij ook graag, maar momenteel zit hij vooral in zijn Marx Brothers-periode.’

‘Een kind van cinefielen’, zeg ik.

‘Pas op: hij mag ook naar Cars kijken, hoor – alleen niet te veel.’

Je hebt Kid geschreven net voor en net na de geboorte van je eerste zoon. Het moederschap heeft je niet vrolijker gestemd, moet ik zeggen.

FIEN TROCH: Niet veel mensen zullen schuddebuikend van het lachen de bioscoop buiten stappen, neen. (lacht) Op dat vlak heeft Joaquin niet zo’n grote impact gehad op wat ik maak. Mensen hadden me op voorhand gewaarschuwd dat ik na de geboorte op een wolk zou leven: wel, ik ben laag bij de grond gebleven. Ik was zo bang dat ik zou stilvallen en niet meer zou durven te starten dat ik het scenario van Kid een paar weken na de bevalling al heb afgewerkt.

Wat wel is: ik ben blij dat ik Kid niet heb moeten schrijven nu hij wat ouder is. Het schrijfgedeelte is voor mij het meest emotionele aspect van een film maken. Nu zou ik veel meer associëren. Na Een ander zijn geluk vertelden jonge ouders mij dat ze het niet makkelijk vonden om ernaar te kijken. Pas nu snap ik waarom. Ik heb ook meer leren relativeren. Vroeger werd mijn humeur volledig bepaald door de film waar ik aan bezig was. Dat heb ik nu nog – anticlimax – maar ik kan het wel opzijzetten. De obsessie is er nog altijd, maar Joaquin heeft me wel beter leren focussen.

In Een ander zijn geluk verliest een gezin een kind in een verkeersongeval, in Unspoken probeert een koppel de verdwijning van hun dochter te verwerken.

TROCH: Er begint zich een patroon te vormen, ja. Kinderen zijn heel aanwezig in mijn films. Ze waren de katalysator, de neutrale spiegel die volwassenen met hun gedrag confronteerde. Met Kid heb ik ze voor het eerst een hoofdrol gegeven: het hele verhaal wordt verteld vanuit hun standpunt. We kijken door hun ogen: de volwassenen hebben geen privémomenten meer. Achteraf lijkt het wel een drieluik dat met deze film wordt afgesloten.

Maar voor je het vraagt: ik heb geen idee hoe dat komt. In het gewone leven heb ik geen bijzondere fascinatie met kinderen. Enkel in mijn films lijkt dat zo te zijn.

De film voelt wel persoonlijker. Zodra ik de sponsen broekjes in Kid zag, dacht ik: hier zit een autobiografisch kantje aan.

TROCH: Geen nostalgie zonder sponsen broekjes, dat klopt. (lacht) Veerle-Laakdal, de plek waar we gefilmd hebben, is het geboortedorp van mijn moeder. Ik ben er zelf niet opgegroeid, maar ik heb er veel vakantieherinneringen aan en er woont nog altijd veel familie. Alle locaties in de film zijn plekken die ik mij herinnerde – en dan vooral het unheimliche gevoel dat ik er als kind bij had. Als je ver van huis bent, zien die bossen en zandgronden er heel anders uit – dat gevoel wilde ik in de film steken.

Maar het is daarom geen persoonlijkere film geworden.Het was vooral een praktische keuze: toen ik het scenario schreef, wist ik dat die kinderen in een weidse, landschappelijke omgeving moesten wonen. De Kempen was de enige buiten die ik kende.

Ken je de Tumblr Ugly Belgian Houses?

TROCH: Ik heb ervan gehoord. Dat is die blog met staaltjes architecturale wansmaak?

Precies. Het vreemde is: door jouw lens krijgen al die fermettes langs steenwegen een zekere esthetiek die ik er nooit in had gezien.

TROCH: Ik heb er een zeer dubbel gevoel bij. Ik heb onwaarschijnlijk lelijke fermettes gezien terwijl we naar locaties zochten, maar tegelijk intrigeert de netheid en de geborgenheid ervan mij. Het is een schijnbare perfectie die ik nooit gekend heb. Ik heb me altijd afgevraagd hoe het is om in een wijk met open tuinen op te groeien – iets wat ik in Londerzeel nooit heb gehad. In al haar lelijkheid zit er ook iets moois in een fermette.

Wat na drie films opvalt: je bent erin geslaagd je eigen universum op te bouwen. Hoe zou jij Fienland omschrijven?

TROCH: Ik zie voorlopig maar één constante: het lijkt erop dat mijn films niet vanuit het verhaal verteld worden, maar gedragen worden door de emotie. Wat je met een flauwe term een ‘psychologisch drama’ kunt noemen. De drive zit in het hoofd van de personages: wat zij voelen, leidt de film.

Ik dacht aan iets anders. In. Kid. Zitten. Er. Opnieuw. Heel. Veel. Stiltes.

TROCH: Veel wordt er weer niet gezegd, neen. Communicatie is altijd een heikele balans in mijn films. Kid was op dat vlak een godsgeschenk: kinderen moeten zich niet verontschuldigen als ze stil zijn. Ze moeten niet in mooie volzinnen over hun gevoelens praten. En als ze triest zijn, kan een snoepje alles beter maken. Ik heb op dat vlak kunnen doordrijven wat ik graag doe: personages maken met een onvermogen om te communiceren.

In het echte leven ben ik absoluut een babbelaar, zoals je wel merkt. Nu ja, vooral als het over niets gaat – over emoties praten, is iets helemaal anders. Het heeft ermee te maken dat ik als kind geweldig ontgoocheld was dat ik mijn gevoelens niet zo mooi kon verwoorden als dat in films werd gedaan. Dat frustreerde me: ik was eerder het type dat de juiste repliek pas ’s avonds in bed kon bedenken. Het heeft lang geduurd voor ik door had dat iedereen dat heeft.

In het echte leven zou de Humphrey Bogart van Casablanca zich in de taxi op de terugweg van de luchthaven voor het hoofd slaan en denken: ‘We’ll always have Paris.Doeme, dát had ik moeten zeggen.’

TROCH:(lacht) Precies. Het is ergens ook een statement, dat mensen in mijn films dat niet doen. Maar je moet daar dan ook consequent in zijn. Anders denkt de kijker bij elke volzin: ‘Hé, daar komt een streepje poëzie voorbijgevlogen.’ En als je daar dan consequent in bent, verwijten ze je plots een onvermogen tot communicatie.

Tijdens een testvisie van David Lynch’ Eraserhead liep er een financier de zaal uit, brullend: ‘People don’t talk like that! This is bullshit!’ Stiltes zijn controversiëler dan een mens zou denken.

TROCH: Dat heeft me ook verbaasd: de geïrriteerde reacties die ik soms kreeg. Na Een ander zijn geluk kreeg ik boze reacties van mensen die zich verward voelden na de film. ‘Jij met je ongemakkelijke dialogen.’ En ten tijde van Unspoken kwamen er mensen naar mij toe om te zeggen dat ze zich raar voelden na zoveel stilte. ‘Was dat dan erg?’ vroeg ik. ‘Neen, maar ik moet er wel mee naar huis achteraf.’ (lacht) Terwijl dat voor mij een van de grootste dingen is die cinema met mij kan doen. Ik snap dat dat niet iedereen zijn ding is, maar ik vind het ongelooflijk als een film je achteraf een gevoel kan meegeven. Nico lacht me er vaak mee uit, maar ik kan intens genieten van een boek dat me – bewust weliswaar – een slecht gevoel bezorgt.

Je bent een lieveling van de filmcritici, maar een publiek vinden lijkt moeilijker. In het boek Alles wat je eigenlijk zou moeten weten over film, volgens Jan Verheyen kreeg je een klein hoofdstukje toebedeeld samen met Patrice Toye, Caroline Strubbe en Hilde Van Mieghem onder de titel ‘De generatie zonder publiek’. Kort door de bocht, maar ergens heeft hij wel een punt.

TROCH: Dat ik met alle vrouwen op één hoop wordt gegooid, stoort me meer dan de titel. Die vrouwen hebben qua cinema niets met elkaar te maken, maar dat ik voorlopig geen massa’s volk naar de cinema lok, is wel een feit – daar kan ik niet omheen. En nog liever die titel dan ‘De generatie zonder smaak’, als je begrijpt wat ik bedoel.

Er is 7000 man naar Unspoken gaan kijken. Veel te weinig, maar toen ik de film in Brussel wilde gaan zien, werd hij alleen in Cinéma Vendôme in Elsene gedraaid.

TROCH: Drie weken, om dan plaats te ruimen voor The Curious Case of Benjamin Button. Het was geen evidente release. Dat heeft me gefrustreerd. Als kleine film krijg je in het huidige klimaat geen tijd om te groeien én moet je het tegen elke grote buitenlandse productie opnemen.

Unspoken was op dat vlak een ontnuchtering. Ik ben altijd zo naïef geweest om te denken dat de kwaliteit van de film primeert. En dan ontdek je dat het blijkbaar niet evident is om een Vlaamse film met een Franse cast en een Engelse titel in de markt te zetten. Je merkte het al in de persaandacht op voorhand: ‘Oké, Emmanuelle Devos is een superster, maar er zijn geen BV’s om te interviewen’, kregen we te horen.

Ik zal nooit box office-films maken met een zwaar promotiekanon. Mijn films zullen nooit kaskrakers worden. Ik zal altijd film om de film maken. Maar uit Unspoken heb ik wel veel geleerd. Het lieve, spontane is weg. Ik denk meer na. Zo vraag ik me af of dit de enige manier is om kleine films te brengen. Gust Van den Berghe heeft met En waar de sterre bleef stille staan de culturele centra afgereisd: dat is een piste. Mijn manier van werken is ook veranderd: Kid is digitaal gedraaid, zonder uitvoerig belichte sets of schmink – een stuk flexibeler qua budget. Ik wil er niet vies van zijn om te onderzoeken wat er anders kan, zonder dat het de kwaliteit van mijn films schaadt.

Maar wat ik weiger te doen, is de perceptie van een film te laten afhangen van het aantal bezoekers. Uiteraard heb ik liever 100.000 bezoekers, maar Unspoken is geen slechtere film omdat het er maar 7000 waren. De kwaliteit van een film wordt veel te hard gelieerd aan de kwantiteit van het publiek. Alsof dat het enige bestaansrecht is van een film. Kunst mag ook bestaan zonder dat veel mensen ernaartoe gaan. Ik wil maken wat ik wil maken – niet uit koppigheid, maar omdat ik niet anders kan.

Een quote van jou uit 2004: ‘Ik heb geen zin om in Vlaanderen twintig jaar te ploeteren om uiteindelijk voor slechts honderd man je film te projecteren. Dan trek ik liever naar het buitenland, waar wél een toekomst bestaat voor prille filmers, om daar een poging te wagen.’

TROCH: Ja lap, dáárom lees ik dus geen interviews van vroeger meer. (lacht) Ik weet niet of ik nog achter die uitspraak sta. Ten tijde van Unspoken heb ik zes maanden in Parijs gezeten om te schrijven. Dat was een reality check op dat vlak. Ginder ben je een van de zovelen. Daar heb ik wel ontdekt dat het een cadeau is dat ik hier de basisfinanciering van het VAF krijg om wel mijn films te maken – en dat het idioot zou zijn om dat cadeau niet te aanvaarden. Je films kunnen maken, blijft uiteindelijk het belangrijkste als regisseur.

Waar ik wel in blijf volharden: ik weiger mijn films af te meten aan hun succes in Vlaanderen. Als ik moet kiezen tussen een trage weg internationaal en een snelle weg hier, kies ik voor het trage pad. Ik wil aan een oeuvre werken.

Heb je het buitenland in het achterhoofd als je een film maakt?

TROCH: Nee. Ik zou overal een film kunnen maken, in om het even welke taal. Ik laat het afhangen van mijn gevoel en het verhaal, maar ik besef wel dat ik niet graag iets typisch Vlaams uitbeeldt. Er wordt Kempens gesproken in Kid, maar het is geen Kempenfilm. Die herkenbaarheid interesseert me niet.

Maar nu ik er over nadenk: al die stilte in mijn films, dat is natuurlijk wel een meevaller: dat bespaart aardig op het budget van de ondertiteling. (lacht)

KID

Vanaf 16/1 in de bioscoop.

DOOR GEERT ZAGERS – FOTO’S PIET GOETHALS

FIEN TROCH: ‘ALS KIND WAS IK ONTGOOCHELD DAT IK MIJN GEVOELENS NIET ZO MOOI KON VERWOORDEN ALS IN FILMS. IK WAS HET TYPE DAT DE JUISTE REPLIEK PAS ‘S AVONDS IN BED BEDACHT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content