Ze werkte in Hollywood, schitterde in fijne Vlaamse producties als Aanrijding in Moscou en bedreef eigenzinnige satire in Kijk eens op de doos. Vandaag leeft actrice Barbara Sarafian zich uit in de komische VTM-politiereeks Vossenstreken.Als je begint te acteren in tv-series is ergeen weg terug.’

‘Breng het thuis’, luidde de nogal open vraag aan Barbara Sarafian en haar mannelijke collega’s Karel Vingerhoets, Jappe Claes en Vic De Wachter. Van het Britse komische politiedrama New Tricks, dat al tien jaar op de BBC loopt, moesten ze Vossenstreken maken. Londen werd Willebroek, de blonde Sandra Pullman werd de hoogblonde Sarah Roose. ‘Goed’, hebben we gezegd. ‘En we zijn erin gevlogen. Dat is het voordeel van ouder worden. Over sommige dingen moet je geen nachten doorbomen.’

DRIE MINUTEN. LANGER HEEFT SARAFIAN NIET naar New Tricks gekeken. Zo wilde ze verhinderen dat Sandra Pullman, het personage dat Amanda Redman tien jaar lang speelde, in haar hoofd en onder haar huid zou kruipen. ‘Ik was vooral benieuwd naar de humor. Het is iets wat we al zo lang proberen: dat droge en flegmatieke van de Britse humor naar een Vlaamse context vertalen. Het origineel bestuderen, is niet de goede weg. Het heeft geen zin om te doen alsof je plots very British bent. We zijn Vlamingen die voor de Vlaamse televisie dingen maken waarmee we mensen willen raken.’

Enigszins onderkoeld en met een gamma aan veelzeggende blikken speelt Sarafian in Vossenstreken Sarah Roose, een ambitieuze politiechef die naast de promotie vist waar ze recht op had, maar wel op de stoel van afdelingshoofd onopgeloste zaken belandt. Drie paar ogen zijn sceptisch op haar gericht: die van de veteranen Ludo, Max en Stan, die sinds jaar en dag hun tandvlees rauw kauwen op die dossiers zonder begin of einde. Het zijn mannen met evenveel ervaring als eigenzinnigheid. Iets waar Roose dan weer elke keer haar tanden op stukbijt. ‘Oh ja, ik vond het fijn om de chef te mogen zijn. Maar dan een bazin bij wie het net niet lukt, precies omdat die hiërarchie zo wankel is.’

Eén hoog in een Gents restaurant krult er een lach rond haar mond. Ze keurt de garnaalkroketten die als toefjes slagroom op haar bord torenen en prikt met haar vork in de gefrituurde peterselie. Onder ons kabbelen golven van koopjesjagers, toeristen en nieuwjaarsreceptiegangers voorbij. ‘Ik ben helemaal voor het cliché van de vrouwelijke baas gegaan’, zegt ze.

Anderen zouden net met een wijde boog om die clichés heenlopen.

BARBARA SARAFIAN: Ja, maar soms liggen de clichés zo open en bloot voor je dat het geen zin heeft ze te vermijden. Ik heb er vaak over gepraat met Joël Vanhoebrouck, de regisseur: ‘Ja, maar, mag ik alstublieft?’ ‘Nee’, zei hij. ‘Ga voor dat cliché. Je zult er wel iets op vinden.’ Het is natuurlijk flatterend om dat vertrouwen te krijgen. Dat ik er wel iets mee zal doen, dat ik er een eigen invulling aan zal geven. De enige keuze die je dan hebt, is jezelf smijten.

Vanhoebrouck regisseerde Eigen Kweek. Jij werkte eerder met hem samen voor Dubbelleven. Wat maakt hem zo bijzonder als regisseur?

SARAFIAN: We hebben aan één blik voldoende. In hem schuilen er, net als bij mij, verschillende culturen en invloeden. We zijn allebei Franstalig opgevoed, zijn in Vlaanderen opgegroeid en gevormd en staan er daardoor altijd met één voet in en met één voet buiten. Hij heeft bovendien een feilloze intuïtie. Ik heb me vaak afgevraagd of het wel werkt, ik als vrouw en die ervaren rotten op het scherm. ‘Tuurlijk werkt het’, zegt Joël dan. Ik kan niet anders dan hem geloven. Hij heeft de bijzondere gave om alles wat op papier staat naar een hoger niveau te tillen, welk genre het ook is. Nu, ik ben wel benieuwd naar de impact en de aantrekkingskracht van de reeks.

Toen hij je vijf jaar geleden vroeg voor Dubbelleven was jouw antwoord nochtans klaar en duidelijk ‘nee’.

SARAFIAN: Absoluut, en ik weet nog steeds waarom ik toen weigerde. Ten eerste omdat ik geen series wilde doen en ten tweede omdat ik niets te maken had met de vrouw die ik verondersteld werd te spelen: een Vlaamse, gearriveerde huismoeder in een buitenwijk. De rol bezorgde me faalangst. Maar Joël drong aan. Hij was zeker van zijn stuk. Uiteindelijk ben ik vragen beginnen te stellen. ‘Mag ik er zo iemand van maken?’ Waarop Joël diep zuchtte en zei: ‘Alsjeblieft Barbara, daar gaat het om. Ik wil dat je die vrouw naar jouw hand zet. Maak ze van jou.’ Dubbelleven is een van de meest intense producties die ik ooit heb gedaan. De tijd was te kort, het onderwerp was emotioneel slopend, iedereen zat er op een bepaald moment door, maar ik heb nog nooit zo veel en zo hard gelachen op een set. Ik ben er nog altijd keitrots op. Maar wat ik voorspeld had, is ook gebeurd.

Hoe bedoel je?

SARAFIAN: Vanaf het moment dat je in zo’n serie stapt, verandert je publieke leven totaal. Het was de reden van mijn terughoudendheid, maar eens je de stap hebt gezet, kun je niet meer terug. Ik beeld me nog altijd in dat ik me kan terugtrekken wanneer ik dat wil. Ik moest vaststellen dat dat niet langer lukte. Ik ben daar even niet goed van geweest. Als je je intrede hebt gedaan in het serie-actricebestaan is er no way out.

Is het ook niet een heel klein beetje onvermijdelijk? Wereldwijd verschuift het zwaartepunt van film naar tv-series.

SARAFIAN: Dat klopt, maar het wringt ook. Ik ben liever een filmwerker. Ik wil die discipline beschermen voor zover dat in mijn mogelijkheden ligt. Al moet ik toegeven dat series soms van een filmische kwaliteit zijn. De beelden, de snelheid of net de vertraging van de montage, dat is vaak pure cinema. Waarschijnlijk heeft het voor mij meer met de reikwijdte van het medium te maken. Via de televisie kom je bij iedereen binnen, of mensen daar nu voor kiezen of niet.

Zet acteren in series ook meer de deur open voor typecasting, voor telkens weer gelijkaardige rollen à la Sarafian?

SARAFIAN: Daar waak ik zeer streng over. Als iemand me vraagt: ‘Iets als die of die rol’, dan zeg ik bijna spontaan: ‘Nee.’ Ik kan mezelf niet verbeteren in iets wat ik al gedaan heb. Uiteindelijk doe je het toch om goed werk te leveren, om vrouwen die op papier bestaan leven in te blazen. Je kunt een rol lezen en denken: wat een troela of wat een bitch. Maar daar schiet je niets mee op. Ik ga altijd zoeken en proberen mijn personages te begrijpen, zelfs al zijn ze flinterdun in hun denken of doen. Dat is het zwaartepunt van mijn job: mijn verantwoordelijkheid om geen steken te laten vallen als ik in een personage al die lagen van geluk, frustratie, zelftwijfel probeer aan te brengen. Dat het daar voor mij om draait, is me beginnen te dagen na Dubbelleven, maar ook na Aanrijding in Moscou. Plots omhelsden vrouwen van mijn leeftijd mij op straat en zeiden ze met een krop in de keel: ‘Gij snapt waarmee ik zit. Gij speelt wat ik niet kan uitleggen.’ Wel, dacht ik, dat is wat ik wil: door dat scherm stralen en mensen raken. Ik wil ze laten voelen welke emoties er allemaal bestaan en mogelijk zijn. Ik wil ze doen lachen en ik wil troost bieden.

Zonder respectloos te willen klinken: heb je dat niet redelijk laat in je carrière ontdekt? Of groeit dat besef met de jaren?

SARAFIAN: Als jonge actrice leek het alsof ik een tête transparante had, zoals ze dat in Brussel op de toneelschool zeiden. Nu ja, ik had een half-Marokkaanse vriendin en een anorectische vriendin van twee meter lang. Geen wonder dat ik niet opviel tussen die twee buitenbeentjes. Maar ik heb met de jaren geleerd dat het perfecte cinemagezicht vervaagt, en dat perfecte trekken ook beperkend zijn. Ik heb het daar onlangs over gehad met een collega die wél dat ideale gezicht heeft en die nu merkt dat ze minder werk heeft. Ze vindt het niet fair om afgerekend te worden op haar uiterlijk. Ik zeg dan: ‘Je hebt ook keuzes gemaakt dankzij je uiterlijk. Je kunt niet boos zijn als mensen daarin meegaan.’ Ik heb de valkuil van mijn fysiek niet. Als ik ergens geraak of niet geraak, is dat mijn verantwoordelijkheid. Het is aan mij om duidelijk te maken wat ik wil en niet wil, door de keuzes die ik maak. Ik moet iedere keer bijschaven, maar dat lukt me beter dan ooit. De vraag is altijd weer: wat wil je vertellen? Hoe mooi je zelf bent? Of hoe mooi een mens kan zijn?

Ik vraag het je ook omdat je in een ver verleden in films van Peter Greenaway en Roman Coppola hebt gespeeld. Alsof er een ander pad voor jou lag uitgestippeld dan dat langs de Vlaamse series.

SARAFIAN: Voor mij is dat een vorig leven. Het is geen verloren leven, maar het is op mijn weg gekomen en het is niet gezegd dat het niet kan terugkomen. Ik ga mijn telefoon niet nemen en bellen om te zeggen: ‘Hi Peter, this is Barbara.’ Ik tart graag het lot, in de opwaartse en in de neerwaartse zin. Is dat luiheid? Gemakzucht? Misschien. Maar ik ben vooral geïntrigeerd in de dynamiek van wat het leven brengt zonder dat je al te veel forceert. Mijn leven ziet er nu anders uit dan toen, en als ze me vanuit Hollywood een leuke rol aanbieden, of course, maar ik sta er niet mee op en ik ga er zeker niet mee slapen. Ik ben daar geweest, ik heb het gezien. En ik ben me er evengoed bewust van dat tegenwoordig alles veel toegankelijker is. Wat je hier maakt, is zichtbaar aan de andere kant van de wereld. Soms krijg ik de vraag om mee te spelen in internationale producties die hier neerstrijken dankzij de taxshelter. Als package deal gooien ze er dan graag een paar locals bij. Sorry, niet met mij. Als je met mij wilt werken, is het omdat ik artistiek iets te bieden heb en niet omdat het financieel voordeliger is voor de productie. Dat heeft niets te maken met het feit dat ik als vijfjarige al zocht naar hoe ik geuren of beelden in emoties kon vangen. Toen had ik er geen woorden voor. Ik wist niet waarnaar ik zocht of waarmee ik bezig was. Maar alles wat ik doe, is terug te brengen tot het verlangen dat ik als kind al had.

‘IK ZAL JE IETS TONEN’, ZEGT ZE. UIT HAAR ZWARTlederen handtas diept ze haar telefoon op. Haar wijsvinger glijdt jachtig van rechts naar links over het scherm. ‘Kijk.’ Ze toont me een foto van een jongensachtig meisje met bolle wangen en een aftastende, afwachtende blik. Het is een kind dat met enige reserve in de wereld staat, geen kind dat voluit in het leven bijt. Het kind lijkt in niets op de vrouw die voor mij zit. ‘Meer dan ooit herken ik mezelf erin’, zegt Sarafian. ‘Die dubbelheid, dat je er anders uitziet dan je bent. Mensen zeggen: jij kunt zo goed je middelvinger opsteken. Dat is niet waar. Ik doe dat niet. Ik vind dat gemeen, een vuile geste. Maar ik doe dat wél denkbeeldig, met mijn hele lijf. Het is het anarchisme dat ik heb meegekregen. Terwijl ik in wezen op zoek ben naar connectie. De hoogste vorm van graag zien, is iemand begrijpen. Niet in zijn situationele toestand. Maar echt begrijpen. Empathie, dat is wat ons tot mens maakt.’

ZE LEGT DE TELEFOON NAAST ZICH OP HET TAFELTJE. ‘Al goed dat het mijn vak is. Mijn moeder wilde dat ik operazangeres werd. Of modeontwerpster, of binnenhuisarchitecte. Acteren bengelde ergens achteraan. Mijn grootmoeder was actrice, maar dat maakte bij mij niet zoveel los. Op de planken gaan staan? Zot, ik was daar veel te verlegen voor. Ik wilde dat niet doen, toneeltje spelen. Ik zag mezelf eerder als danseres. In het licht van een peertje, in een stuk stof van een kleed van mijn moeder draaide ik pirouettes. Maar er was wel iets dat me bezighield. Iets abstracts dat moeilijk in woorden te vatten is. Mijn zintuigen stonden altijd open en vingen alle prikkels op. Ik vroeg me zeer oprecht af hoe ik al die indrukken kon delen, hoe ik ervoor kon zorgen dat iemand precies op dezelfde manier de geur van pannenkoeken opsnoof als ik. Mijn moeder had nog wel geprobeerd me te leren tekenen en schilderen. Het was een ramp. Ik geraakte niet verder dan huisjes en bloemetjes. Uiteindelijk heeft ze gezegd: voor wat jij doet, daar bestaan scholen voor. Van de overprikkelbaarheid die als puber en tiener een handicap was, heb ik werkmateriaal gemaakt.’

Nu zou je het label ‘hoogsensitief’ krijgen.

SARAFIAN: Ik ben het allemaal. Van hoogsensitief tot hyperactief. Maar wat ben je met die etiketten? Ik heb het allemaal bestudeerd, om het te verwerken en om te zeggen: ik wil me gewoon amuseren. Mijn zintuigen zijn mijn hoogste goed. Ik ga daar heel bewust mee om. Ik luister, ik tast, ik ga nooit iets doen zonder te weten dat ik het doe. Alles komt ongefilterd binnen. Dat is soms hels, maar ik heb dat leren beheersen. Tien jaar geleden was het voor mij onmogelijk geweest om hier te zitten. Veel te veel, veel te druk en veel te luid. Ik was permanent verstoord. Mensen dachten ook dat ik voortdurend kwaad was. Maar nee, ik ben niet kwaad! Ik ben overprikkeld! Enfin, dat klonk nooit echt geloofwaardig. Het is aan jezelf, heb ik geleerd, altijd aan jezelf, om duidelijk te maken wat er scheelt.

Je speelt ook mee in Billy the Bully, de tweede kortfilm van Wannes Destoop. Een film over pesten. Een hoogsensitief kind op een speelplaats lijkt een ideaal mikpunt voor pesters.

SARAFIAN: Het zal wel zijn. Mijn klasgenootjes waren niet klaar voor de parler die ik verkocht. Dat móést ook niet, maar het maakte me wel eenzaam en het is bevreemdend te worden uitgesloten nog voor er iets gebeurt. Dat is een hel geweest, en ik vind het jammer dat ik er niet sterker in ben geweest. Als kind, maar ook op latere leeftijd. Gepest worden heeft niets te maken met ‘ge zijt dik’ of ‘ge stinkt’, het is ‘iets hebben waar een ander aan wil prutsen’. Het kan een stilte zijn, of het vermoeden van een talent. Een pester wil iets bezitten, hij wil macht over jou. Waarom? Die vraag probeer ik mijn hele leven al te beantwoorden. Telkens ik met een groep werk, zeg ik: ‘Geen speelplaatspsychologie.’ Maar iedere groep is een speelplaats. Voor je het weet, speel je alweer de rol die je gekregen hebt op de speelplaats.

WE REKENEN AF EN LOPEN LANGS HET WATER NAAR een koffiebar voor de foto’s. Morgen vertrekt Sarafian voor een paar dagen naar de andere kant van het land, naar Genk, voor de opnames van Beau séjour, het nieuwe fictieproject van Kaat Beels en Nathalie Basteyns van Clan. Ze logeert er in het hotel waarvan ze in de reeks de uitbaatster speelt. ‘Geen grote rol, maar volgens Nathalie is ze mij op het lijf geschreven’, vertelt ze. ‘Ik vind het vooral zalig dat ik in pyjama naar de schminkkamer kan lopen.’ Ze heeft zes maanden niets gedraaid. Bewust. Ze had een zee van tijd nodig om onder te duiken, om het hoofd leeg te maken. Ze is in haar wagen gestapt en is langs vriendschappen van vroeger gereisd. Niet via een vooraf uitgestippelde route, maar lukraak. Als een roadtrip door een niet zo ver verleden. ‘Het heeft me teruggebracht tot de essentie. Wat heeft een mens nodig? Graag zien, graag gezien worden en vrijheid. Daarvoor vecht ik. En verder? Ik durf vertrouwen te hebben in de tijd. Ik ben een panikeur, absoluut, maar op het einde van de dag zeg ik: ‘Wacht en het komt goed.’ Alles wat je wilt, kun je bekomen. Mijn frustratie is opgejaagd worden. Ge moogt mij niet opjagen. Ik word daar ziek van. Ik heb ook geen nood aan advies of projecties van uw dromen op mij. ‘Je onderschat jezelf’, hoor ik soms zeggen. ‘Je bent beter dan je denkt.’ Excuse me? Dat is goed bedoeld, ik weet het. Maar ik ben goed waar ik nu ben. Misschien onderschat ik mezelf. Wat dan nog? Misschien heb ik wel behoefte aan iets dat er totaal niets mee te maken heeft? Toen ik in de States woonde, zag ik vrouwen van 65 die plots besloten een winkel te openen. Waarom? Omdat zij dat zo beslisten. Dat zijn de ware anarchisten. Dat heeft me op mijn twintigste de ogen geopend. Ik verhuurde in die tijd mijn kleine wagen voor modeshoots en dan had ik geld genoeg voor een week, maar ik wist ook: er is toekomst op je zestigste. Het is maar wat je wilt.

VOSSENSTREKEN

Vanaf 19/1 elke maandag op VTM.

DOOR TINE HENS – FOTO’S JEF BOES

Barbara Sarafian ‘MIJN ZINTUIGEN ZIJN MIJN HOOGSTE GOED. IK LUISTER, IK TAST, IK GA NOOIT IETS DOEN ZONDER TE WETEN DAT IK HET DOE. ALLES KOMT ONGEFILTERD BINNEN.’

Barbara Sarafian ‘MIJN MIDDELVINGER OPSTEKEN DOE IK NIET. IK VIND DAT EEN VUILE GESTE. MAAR IK DOE DAT WÉL DENKBEELDIG, MET MIJN HELE LIJF.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content