EXITUS

Mooie plaatjes, niet zo mooie televisie.

maandag, 21.40, Canvas, *

Jeroen en Bob hebben een bijzondere hobby. Ze breken binnen in leegstaande gebouwen en brengen de vraatsporen van de tand des tijds in beeld. Jeroen en Tom zijn urban explorers, ‘urbexers’, zoals ze zelf liever zeggen en zoals ze in de community beter bekendstaan. Omdat de hobby van Jeroen en Bob bij wet verboden is, sluipen ze meestal bij valavond rond, met een GoPro-camera op het voorhoofd. In Exitus dwalen Jeroen en Bob acht weken lang door verlaten gebouwen, gewoon omdat ze dat boeiend vinden. En schoon, dat ook. En vet. En soms een beetje freaky. Maar altijd chill. O ja.

In de wereld van de urbexers behoren Jeroen en Bob waarschijnlijk tot de top. Terwijl ze in hun witte bestelwagen naar een verkommerd kasteel in de Loirestreek rijden, leggen ze uit waarom dat misschien niet zo is, maar wel zo zou moeten zijn. Zij gaan een stap verder dan de rest. Terwijl andere urbexers zich beperken tot het nemen van een foto en dan snel weglopen uit angst gepakt te worden, rekken Jeroen en Bob hun onwettig verblijf heerlijk tot het maximum. Ze slapen in het gebouw dat ze zeer tijdelijk bezetten. Dat doen ze om de geest en sfeer van de plek helemaal tot zich te laten doodringen en om al die sfeer en geest in een stopmotionfilmpje te gieten.

Niet dat Jeroen en Bob dat met zo veel woorden uitleggen. Het zijn mannen van de actie en de daad die graag op de rand van spanningsvelden laveren. En waarschijnlijk vinden ze net als alle grote kunstenaars dat hun werk voor zich moet spreken.

We volgen hen terwijl ze door bossen sluipen, hun zaklantaarns over gebroken ramen laten dansen en – weer met de hoodie over het hoofd – de drempel van een afgesloten kasteel overschrijden. Het ligt weggedoken in de bossen en de laatste bewoners lijken spoorslags vertrokken. Alles ligt, staat en hangt er nog. De Louis XVI-stoelen, de vergulde tafel, het hemelbed en vooral: een verzameling dode dieren in alle stadia van opgezetheid – van gemummificeerde vleermuizen over een everzwijnenkop aan een plank tot geraamtes van vogels met nog wat pluimen aan. Jeroen en Bob worden zowaar lyrisch bij zo veel sfeerelementen. Check dit, stoten ze elkaar aan en check dat, en what the fuck my god wat hangt daar aan de muur!

Voor een portret van de mens die vermoedelijk de eigenaar was – of op z’n minst een familielid – beginnen Jeroen en Bob prompt te vertellen over wat ze allemaal weten over het kasteel en de verdwenen bewoners. Dat is niet zo veel. Niets eigenlijk. Verder dan een paar algemeenheden over ‘verarmde adel’ en de ‘one-percenters van vandaag’ komt het niet. Of toch: ze zijn er wel zeker van dat de eigenaar van het opzetten van dieren hield.

Ondertussen zijn Jeroen en Bob druk bezig met de voorbereiding van hun animatie. Ze blazen rook door de gangen, vegen met een verfborstel stof weg en weer bij elkaar, ze draaien de wijzerplaat van de staande klok voor- en achteruit, ze laten de lakens op het bed bollen. Voor hen is het ongetwijfeld de dag van hun leven, een hoogtepunt in hun bestaan als urbexer, maar een halfuur staren naar twee gasten die mompelend en wat schutterig door een vervallen gebouw huppelen – hoe wonderlijk dat gebouw ook is – dat is een bijzonder lang halfuur. Het hoort waarschijnlijk niet bij het takenpakket van de urbexer om in volzinnen te vertellen over je passie, maar enkel luisteren naar een jachtige ademhaling, een opgefokt ‘wach wach wach’ en een extatisch ‘o man, check dit’… Om in het jargon te blijven: dat boeit niet.

door Tine Hens

‘Een halfuur staren naar twee gasten die mompelend en wat schutterig door een vervallen gebouw huppelen – hoe wonderlijk dat gebouw ook is – is een bijzonder lang halfuur.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content