Toegankelijker dan Captain Beefheart, sympathieker dan Colonel Parker en solider dan General Motors: Admiral Freebee lost met zijn debuutplaat meteen alle verwachtingen in. ‘Het klinkt als een ellendig cliché, maar ik doe het allemaal vanuit een innerlijke noodzaak.’

‘Admiral Freebee’, uit op 7/2 (Universal). ‘Saint Amour’, van 12 tot 23/2. Info: tel. 03 272 40 41 of behoud.de@begeerte.be

We hebben goed nieuws én voorspelbaar nieuws: het goede nieuws is dat de fel geanticipeerde debuutplaat van Admiral Freebee eindelijk in de rekken ligt. Het voorspelbare nieuws: de titelloze eersteling is inderdaad zo sterk als de eerdere singles Ever Present en Rags ’n Run deden vermoeden. Tom Van Laere, bezieler, zanger en tekst- en songschrijver van het trio, lost soepel de hooggespannen verwachtingen in, met een eigen muzikale identiteit, infectieuze songs, emotionele diepgang, maar ook met een opmerkelijk gevoel voor humor. Zo sjezen goedgemutste songs als Einstein Brain of Mediterranean Sea gemoedelijk voorbij, en slaat een verstild nummer als Get Out of Town in het midden plots knetterend om in duivelse rock-‘n-roll, ondergedompeld in een kwellend wijwatervat.

De groepsnaam ontleende Van Laere aan het boek On the Road van beatnikschrijver Jack Kerouac en de plaat zou je kunnen beschouwen als een muzikale versie van Kerouacs boek. Het is een vaak bizarre odyssee vol verlangen om de einder in te halen, en schetst de eeuwige rusteloosheid die huishoudt in de cellen van de Admiral.

In je teksten en artwork wordt vaak naar ‘verplaatsing’ verwezen: toevallig is zelfs de nummerplaat van je camionette ‘RUE’. De erfenis van je verleden als chauffeur?

Tom Van Laere: Dat chauffeurverhaal is nogal overdreven. Ik heb wel wat in de transport gewerkt, maar het is niet alsof ik ooit een truckchauffeur ben geweest. (lacht) Maar ik zing inderdaad vrij veel over the road, en veel zaken op deze plaat verwijzen daarnaar. Ik ben daar echt mee bezig. Van kleins af aan zei ik al tegen mijn moeder dat ik een toerke ging maken: rijden is altijd een hobby geweest.

Je noemde ook een song naar de Noorderlaan in de buurt van de dokken in Antwerpen.

Van Laere: De Noorderlaan is de straat om Antwerpen binnen- en buiten te rijden, en voor mij een symbool voor de haat-liefdeverhouding die ik heb met het dorp en de stad: de Noorderlaan ligt precies tussen Brasschaat en Antwerpen, en ik ben ze allebei af en toe beu. Antwerpen is the city, en Brasschaat de bad town for rock-’n -roll. In Get out of Town schreeuwen een vriend – ook uit Brasschaat – en ik het uit op het eind: we méénden dat ook, we wilden weg en we zaten vast in dat dorp. Maar ergens midden op de plaat zing ik dan weer: ‘I want to go back to Brasschaat to live with my mother’. Want dat is ook wel het toffe aan wonen in een dorp: het kán er eigenlijk niet om een rocker te zijn. Het is trouwens nogal raar om Brasschaat in een Engelse tekst te zeggen. Maar ik kon toch moeilijk zingen: ‘I want to go back to South Dakota’. (lacht)

Kun je je vinden in de filosofie van Jack Kerouac in ‘On the Road’: ‘Everything belongs to me because I’m poor’.

Van Laere: Dat is niet de reden waarom ik zoveel affiniteit voel met Kerouac. Waar ik me in kan vinden, is dat hij steeds figuren bedenkt die veel gekker zijn dan hijzelf, en zij beleven dan de spannende dingen waar hij over schrijft. Kerouac is totaal geen meeloper, maar hij vindt het wel tof om met zo’n gast op te trekken die zich in alle drugs durft te storten, of een Dean Moriarty die mannen neukt. Ik gebruik zelf geen drugs en ik drink niet; misschien is dat wel de reden waarom ik zulke boeken lees. In Alibies verwijs ik naar de namen Sal Paradise en Moriarty. In On the Road durven ze bijna alles, maar er is een spookschip waar ze niet opgaan, en de naam daarvan was ‘Admiral Freebee’. Dat klonk goed, vandaar de groepsnaam. Maar het heeft niets te maken met dingen durven die zij niet deden. ‘Admiral Freebee’ zou evengoed de naam kunnen zijn van een slechte reggaegroep.

Dan zou het Admiral Frisbee zijn.

Van Laere: Ja, dat is nóg slechter. (lacht)

Er spelen nogal wat bekende Belgen mee op het album.

Van Laere: Zoveel zijn het er niet. Nathalie (Delcroix û van Laïs, gva) haar manager is de vrouw die mijn optredens regelt. Ik was altijd over Hank Williams bezig, en ik wilde een goede vrouwenstem met het juiste Engels accent – geen Brits accent van iemand die naar de Beatles luistert bijvoorbeeld. Nathalie was de perfecte keuze, want ze zingt goed en luistert ook naar Hank Williams. Het contact met Gert Bettens verliep eerst via de producer. Ik had nog een stem nodig die sterk op de mijne leek, maar toch wat anders was. Hij zingt samen met Nathalie op de single Rags ’n Run. En Lazy Horse is de gitarist van Flip Kowlier. Ik speel al lang met hem samen. Nee, hij heeft niets te maken met die covergroep van Neil Young (ook Lazy Horse genaamd, verwijzend naar Youngs begeleidingsgroep Crazy Horse, gva). Ik denk dat hij gewoon een lui paard is. (lacht)

De 17-jarige Tom Barman trok door Europa als niet onverdienstelijk squasher. Jij tenniste tot je 18 jaar. Liet die competitiegeest bij jou ook sporen na in je muzikale ambities?

Van Laere: Ik was eigenlijk niet zo competitief. Ik dacht vaak: hey, seffens kunnen we weer naar huis! En daar werd de trainer behoorlijk gek van. (lacht) Het is zoals ik in Noorderlaan zing: ‘Here you’ve got victory/ take it/ I don’t need it’. Ik was er nooit serieus mee bezig.

Het klinkt als een ellendig cliché, maar ik doe het allemaal vanuit een innerlijke noodzaak. De plaat is uiteindelijk op twee, drie weken opgenomen, maar ik heb nooit druk gevoeld van de buitenwereld.

Toch word je nu al vergeleken met iemand als Neil Young. Je wordt zelfs beschouwd als ‘de intieme versie van Beck’.

Van Laere: Ik vond Becks laatste plaat heel goed, maar dat IS de intieme versie van Beck, dus… Ik heb geprobeerd om mijn eigen stem te vinden in het zingen: ik zing nagenoeg met hetzelfde timbre als ik spreek. In het begin mispak je je gemakkelijk aan imitaties, maar daar ben ik nu gelukkig van verlost.

In de clip van ‘De stad kan zo koud zijn’ van Monza had je een rolletje. Je betoog werd ondertiteld met: ‘Finesse, oog voor detail, dáár draait het allemaal om.’

Van Laere: Dat is een tekst van Stijn Meuris, mijn gezicht werd er enkel aan verbonden. Maar ik kan me daar goed in vinden. Finesse en oog voor detail zijn toch belangrijk: Kerouac is de meester van detail – hij beschrijft heel gedetailleerd plaatsen en toestanden, maar toch blijft er een ongelooflijk mysterie. Tom Waits heeft dat ook: hij geeft veel minieme details, maar heel wat essentieels expres niet, en daardoor prikkelt hij je fantasie.

Weiger je daarom je teksten af te drukken? Om de fantasie te prikkelen?

Van Laere: Ik ben daar gewoon niet zo voor te vinden. Als ik de cd van iemand anders beluister, heb ik ook de neiging om eerst de teksten vast te nemen en door te lezen. Er is heel wat minder mysterie als je de songteksten kunt lezen. Trouwens, als mensen ze écht willen lezen, zullen ze die teksten misschien ergens op een website vinden. Ik spendeer wel heel veel tijd aan het schrijven van de teksten, en ook veel tijd aan ze op een welbepaalde manier te zingen zodat je ernaar luistert. Ik heb liever dat je er zelf zinnen uitpikt omdat je naar de teksten luistert.

Je speelt voor ‘Saint Amour’ samen met Rocco Granata. Muzikaal elitarisme gaat blijkbaar aan je voorbij.

Van Laere: Dat optreden met Rocco Granata heb ik niet zo geregeld hoor, dat ging uit van de organisatie. Ik werd gevraagd voor Saint Amour en Rocco ook, om liefdesnummers te spelen in het teken van Valentijn. Ik speel een kwartier lang, drie nummers en één cover: If You See Her, Say Hello van Bob Dylan.

Ooit bracht je live met Tom Barman ‘Magnolia’, een huiveringwekkend mooie JJ Cale-cover. Het is blijkbaar een makkie om het werk van de groten te interpreteren.

Van Laere: Ik schrijf heel graag songs en ik wil ook altijd mijn eigen nummers spelen, maar dat hoeft niet per se: Frank Sinatra en Elvis Presley zijn voor mij volwaardige artiesten, heel straffe performers, terwijl ze nooit zelf echt songs hebben geschreven. Performance is belangrijk. Daarom speel ik ook zo graag eigen nummers én covers. Ik kan die nummers dan naar mijn eigen hand zetten.

Sowieso speel ik altijd met de onderliggende gedachte dat mensen me voor de eerste keer horen. Weten dat het de eerste indruk is, maakt het heel leuk. Je wilt het live hoe dan ook anders aanpakken, de frasering van de teksten wat veranderen, er een ander gevoel inleggen. Live zal de plaat leger klinken, omdat we spelen als een trio. Leger, maar echt schoon, want er is meer emotie. Als je het exact wilt als op de plaat, luister je daar dan beter naar. Bob Dylan zei daar trouwens eens over: ‘Als ik al mijn nummers zou willen spelen als op de plaat, dan zou ik driehonderd man op het podium moeten uitnodigen.’

Je moet eerlijk zijn en het niet te ver zoeken.

Van Laere: Dat klopt. Ik heb graag emotie in muziek en eenvoud creëert emotie. Theoretisch is muziek pure wiskunde, dat wel, maar vooraleer je een nummer schrijft, zou je die wiskunde al onder de knie moeten hebben. Je kunt je wel afvragen wat er gebeurt al je één bepaald akkoord na een ander speelt, maar als je er tekst op zingt, is het pure emotie.

Die emoties lopen op de plaat wel sterk uiteen.

Van Laere: Ja, dat was ook de bedoeling. Vooral tekstueel is het nog altijd één geheel, maar ook in de studio voel je je soms volledig anders. Af en toe heb je zin om te rocken en na twee dagen is die behoefte dan wat bevredigd, en heb je zin om een intiem en zachter nummer te spelen. En later wil je misschien weer experimenteren met een drumcomputer. Het was vooral om me niet te vervelen, en dat goochelen met gemoedstoestanden houdt het interessant. Als de hele plaat één sfeer zou oproepen, dan krijg je zo’n zondagsgevoel.

In welke richting zie je jezelf uiteindelijk evolueren?

Van Laere: Ik schrijf momenteel veel nummers op piano; die klinken dus wel helemaal anders. Ik zou graag iets doen in de stijl van evergreens, met vrij simpele woorden. En relatief korte nummers, niet zo lang uitgesponnen. Ik denk dat dat laatste iets Europees is – in Amerika kun je uren op Route 66 rijden en dat hóór je ook aan de muziek: Neil Young soleert soms urenlang, en de meeste Amerikaanse nummers hebben ook een lange intro. There’s a Road (Noorderlaan) is geen lang nummer, het duurt maar twee minuten. Maar tenslotte ís de Noorderlaan ook niet zo lang.

Door Gunter Van Assche Foto Guy Kokken

‘De sfeer van de plaat in één woord? Een zondagsgevoel.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content