Moet er nog Vlaamse kwaliteit zijn op tv? Bij VTM vinden ze van wel, dus pakt de zender dit voorjaar uit met ‘Matroesjka’s’, een prestigieuze dramaserie over Antwerpse vrouwenhandelaars die hun fijne vleeswaren vanuit Vilnius naar ’t Stad importeren. Peter Van den Begin speelt als grof gebekte en gewetenloze opperpooier Ray Van Mechelen de rol van zijn leven: ‘Ik had bij momenten schrik van mezelf. ‘

Door Wouter Van Driessche. Foto Charlie De Keersmaecker

‘MATROESJKA’S’

ELKE WOENSDAG – 21.10 VTM

Guns, tits & ass. Op het eerste gezicht heeft Matroesjka’s weinig meer te bieden dan de shitloads krimi’s die we dezer dagen over ons uitgekieperd krijgen, maar schijn bedriegt. De tiendelige miniserie, die afgelopen jaar in première ging op betaalzender Canal+, moet voor VTM een paradepaardje worden à la Ons Geluk, Diamant en Moeder Waarom Leven Wij? De commerciële zender investeerde 1,86 miljoen euro in het project en peuterde nog eens hetzelfde bedrag los bij het Vlaams Audiovisueel Fonds; genoeg om Matroesjka’s in één klap tot de duurste VTM-productie aller tijden te bombarderen.

Dat er niet beknibbeld moest worden op opnamebudgetten, is Matroesjka’s duidelijk aan te zien. De serie werd volledig op locatie gedraaid in België, Cyprus en Litouwen, waar zelfs drie audities werden georganiseerd om plaatselijke schonen te vinden die de slachtoffers van de vrouwenhandelaars konden vertolken. Langs Vlaamse kant werd dan weer een all star-cast gerekruteerd met Peter Van den Begin, Stanny Crets, Tom Van Dyck, Marc Van Eeghem, Wim Opbrouck, Frank Aendenboom, Hilde Heijnen, Vic De Wachter, Warre Borgmans, Lucas Van Den Eynde en – noblesse oblige – Chris Lomme en Jan Decleir. Voor een passende soundtrack werd een beroep gedaan op niemand minder dan David Julyan – de man die u kent van onder meer Memento en Insomnia met Al Pacino. Intussen werd Matroesjka’s ook al verkocht aan Rusland, Nederland, Frankrijk, Brazilië, Roemenië en zelfs Groot-Brittannië – een unicum in de geschiedenis van het Vlaamse televisiedrama.

Voor Peter Van den Begin, die als vrouwenhandelaar Ray Van Mechelen de hoofdrol voor zijn rekening neemt, is Matroesjka’s om meer dan één reden speciaal. Tussen de gangsters, nachtclubeigenaars, portiers, blunderende politieagenten, spijtoptanten en vervelende onderzoeksjournalisten speelt hij niet alleen de rol van zijn leven, hij is ook voor het laatst een VTM-gezicht – enkele maanden geleden tekende hij met zijn vaste sidekick Stanny Crets een exclusiviteitscontract bij de VRT. Specialisten weten dan: hoog tijd voor een interview.

Een cliché om op temperatuur te komen: slechteriken zijn voor acteurs dankbaardere rollen dan goedzakken of helden.

Peter Van den Begin: Een waarheid als een koe. Aan bad guys is veel meer eten en drinken – de meest beklijvende rol van Al Pacino is niet voor niets Tony Montana in Scarface. Toen ik het aanbod kreeg om Ray Van Mechelen te spelen, was mijn eerste gedachte: ‘Eindelijk nog eens een stuk crapuul.’ Tot dan toe zaten al mijn televisierollen in de comedysfeer: De Raf & Ronny Show, Debbie & Nancy Laid Knight, Sketch à gogo. Ik wilde ook wel eens wat anders laten zien, voor de mensen zouden gaan denken: ‘Daar heb je die lange randdebiel weer.’ ( lacht)

Blijkbaar was de gretigheid groot: naar verluidt, waren de Litouwse actrices bang toen jij voor het eerst op de set verscheen.

Van den Begin: Straffer, ik had bij momenten zélf schrik van mijn personage. Tijdens de eerste draaidagen riepen (regisseurs) Marc Punt en Guy Goossens de hele tijd: ‘Harder!’ ‘Brutaler!’ ‘Gemener!’ ‘Cassanter!’ Terwijl ik op dat moment net het gevoel had dat ik misschien al iets te hard in mijn rol aan het opgaan was. Toen ik de serie voor het eerst bekeek, bleek ook dat het allemaal nog een stuk verder ging dan ik had verwacht. Ik werd letterlijk fysiek onwel van Ray Van Mechelen – pure walging.

In de eerste aflevering zegt hij tegen een kompaan die een meisje mag ’testen’: ‘Niet te brutaal, ze moet nog dienen.’

Van den Begin: Die ene zin vat hem perfect samen. Het is een compleet immorele klootzak, voor wie vrouwen niet meer zijn dan tweedehandsauto’s of ijskasten. Het zijn gebruiksvoorwerpen: als ze op zijn – versleten, zoals hij zou zeggen – dan is het ermee gedaan: tijd om ze uit de weg te ruimen en te vervangen. Toen de serie op Canal+ liep, waren sommige mensen uit mijn omgeving oprecht gechoqueerd: ‘ Djiezes, wat voor een vies ventje was dat. Hoe gij dat uit uzelf hebt kunnen halen!’

Ja!

Van den Begin: Ik ben gewoon diep in mijzelf gaan graven, zoals voor al mijn andere rollen. Matroesjka’s was natuurlijk het ideale excuus geweest om wekenlang in bordelen rond te hangen, maar ik heb me nooit zwaar gedocumenteerd. Bij wijze van voorbereiding had ik enkel de boeken van Chris De Stoop gelezen (collega-journalist bij Knack die zich een tijdlang ingroef in het prostitutiemilieu en er Ze zijn zo lief, meneer en Ze kwamen uit het Oosten over schreef; nvdr.) Toen we in Vilnius draaiden, ben ik één keer een tourke gaan maken in de rosse buurt, samen met Marc Van Eeghem (bendelid Marc Camps, de rechterhand en boekhouder van Ray Van Mechelen; nvdr.) Maar zelfs daar zijn we nergens binnen gegaan.

Morele bezwaren?

Van den Begin: Het was gewoon niet nodig. Het centrum van Vilnius doet een beetje denken aan Praag – heel romantisch – maar zodra je een paar straten inslaat, zie je de prostitutie overal. Toen wij daar waren, liep er net een campagne tegen mensenhandelaars: de straten hingen vol affiches die meisjes waarschuwden tegen ’talent scouts’ en ‘impresario’s’ uit België, Nederland of Duitsland. In elk café stond ook wel een paal waar na een bepaald uur een meisje rond kwam hangen. Heel bizar: ging je ’s avonds na de opnames braaf een glas drinken, zat je plots in een stripteasebar.

Volgens Marc Punt diende aan het decor in Vilnius ‘geen komma’ veranderd: ‘De armoede droop eraf.’

Van den Begin: Dat was wel even slikken, ja. De scènes in Vilnius zijn gefilmd in Shanghai, een verpauperde volkswijk aan de rand van de stad. Vooraf hadden we gehoord dat ze daar het hoogste zelfmoordcijfer van heel Europa hadden en hoe cru het ook klinkt: toen we daar aankwamen, begreep ik onmiddellijk waarom. Het was de mistroostigste en deprimerendste plaats die ik ooit had gezien: één en al grauwe, doffe en uitzichtloze ellende.

Vreemd wel dat Marc Punt er zo op hamert dat ‘Matroesjka’s’ ‘geen sociaal pamflet’ is, maar gewoon ‘kwaliteitsdrama’. Als je de beelden van Shanghai ziet, klinkt dat ronduit cynisch.

Van den Begin: Naar mijn gevoel had Marc gewoon schrik dat Matroesjka’s daarop afgerekend zou worden. Het is en blijft een fictieserie waarin de verhaallijn op de eerste plaats komt – geen aanklacht of documentaire over mensenhandel. Aan de andere kant toont de serie wel degelijk de sociale achtergrond van de meisjes. Je kan die ook niet zomaar onder het tapijt vegen: er is een reden waarom Ray Van Mechelen zijn ‘danseressen’ precies dáár gaat rekruteren.

‘Matroesjka’s’ werd al vergeleken met ‘Reservoir Dogs’ en ‘The Soprano’s’, maar het waarom ontgaat me een beetje. De misdaad wordt allesbehalve sexy voorgesteld.

Van den Begin: Het geweld wordt inderdaad een stuk rauwer verbeeld dan in de meeste Amerikaanse films en series – sommige scènes gaan zelfs naar Europese normen behoorlijk ver. De personages zijn ook heel erg Vlaams. Het zijn allemaal misdadigers uit de B-, C- en D-categorie, sukkels die zichzelf om god weet welke reden uitermate cool vinden. Ze schieten eerst en denken dan pas na: dat maakt hen levensgevaarlijk. De enige link met pakweg Reservoir Dogs is dat typische gang-gevoel van zware-jongens-onder-elkaar. Er wordt af en toe een grappige oneliner gelanceerd – maar goed ook, anders was het wellicht ondraaglijk duister geworden.

Had je het nadien niet moeilijk om Ray Van Mechelen weer los te laten?

Van den Begin: Gelukkig niet, anders had ik allang ambras gekregen. De rol is wel in een jas van me blijven hangen: een lange zwarte pardessus die ik had gebruikt tijdens de opnames. Als ik die aantrek, heb ik nog altijd zoiets van: ‘ Allright, waar zitten die grieten hier, dat ik ze nog eens goed in elkaar ram?’ Gelukkig gaat dat even snel weer weg – ik ben nogal gehecht aan die jas.

Van weggaan gesproken: Toen Stanny Crets en jij een paar maanden geleden overstapten van VTM naar VRT, haalden jullie vlot het journaal en de voorpagina’s van alle kranten. Was dat niet een béétje overdreven?

Van den Begin: Wellicht was het een komkommerdag en moesten wij de boel opvullen (lachje) Neen: ik denk dat al die aandacht maar weinig met ons als personen te maken had. Het was gewoon de eerste keer dat twee VTM-gezichten naar de VRT overstapten in plaats van omgekeerd – begrijpelijk dat ze daar op de Reyerslaan mee wilden uitpakken.

Officieel tekenden jullie bij de VRT omdat jullie daar meer kansen kregen, maar volgens een hardnekkig gerucht zette VTM jullie aan de deur wegens ‘volstrekt onhandelbaar’.

Van den Begin: Interessant. Ik heb daar nooit iets van gehoord maar misschien vergaten ze het ons te vertellen – zo’n dingen gebeuren wel vaker. (grijnst) Ik heb vooral goede herinneringen aan onze tijd bij VTM. We zijn daar op een blauwe maandag binnengesukkeld zonder de minste ervaring maar we hebben wel programma’s mogen maken waar we alleen maar van konden dromen. Een eigen sitcom, een eigen talkshow, een revue met sketches: we zijn daar echt met ons gat in de boter gevallen, alleen wisten we vanaf dag één dat we voor een commerciële zender werkten en dat hun goodwill recht evenredig zou zijn met ons marktaandeel. Toen Sketch à gogo niet het kijkcijferkanon was waar iedereen op had zitten hopen, wisten we: tijd om ook eens met de VRT te gaan praten.

Waren jullie echt niet een heel klein beetje onhandelbaar? Met name jij zat vaak met nauwelijks verholen tegenzin in andere programma’s, zoals ‘Onder Zeil’ met Paul Jambers en ‘De Sleutel’ met Koen Wauters. ‘Van den Begin vertoonde het enthousiasme van een varken dat naar de slachtbank werd geleid en en passant nog een fles azijn had leeggedronken’, stond achteraf in de krant.

Van den Begin: Zwijg stil, ik heb daar vreselijk hard mee ingezeten. Je hebt mensen die dat kunnen: in zo’n programma’s vijftig minuten lang de vlotte uithangen en tussendoor nog eens reclame maken voor hun eigen winkel. Ik suck daar verschrikkelijk in. Meestal probeer ik dan zo’n dingen te weigeren en als het écht niet anders kan, begin ik er altijd met de allerbeste bedoelingen aan. Maar blijkbaar kan ik mijn tegenzin dan toch niet wegsteken. Als ik mezelf achteraf bezig zie en merk hoe de weerzin van mijn gezicht af te lezen valt, wil ik liefst in de grond kruipen van schaamte.

Jambers beschuldigde je van sabotage.

Van den Begin: Dat vond ik echt flauw. Ik had hem op voorhand nog gebeld: ‘Alstublieft, Polle, pak iemand anders. Ik smeek u.’ Maar er was geen lievemoederen aan: ik moest en zou gaan zeilen met hem en zijn Pascale. Ik heb zelfs gehoord dat hij achteraf punten heeft gegeven aan alle deelnemers en dat Koen (De Bouw) en ik laatste eindigden, met 8 op 20. Daar was ik echt wel wat van op mijn tenen getrapt. Mensen eerst forceren, om ze dan punten te geven en te buizen: dat vond ik echt geen manieren. Kan ik het helpen dat ik à la minute niet bijzonder veel te vertellen heb over De Natuur en Het Leven? Pas op: ik ben jaloers op mensen die dat wel kunnen, hé. Maar ik geraak met de beste wil van de wereld écht niet verder dan ‘Allemaal zeer goed en zeer schoon en zeer fijn maar kunnen we nu gewoon doen?’ Ik ben niet zo ad rem – en al helemaal niet op bevel. Het liefst zou ik me gewoon beperken tot wat ik denk te kunnen: programma’s bedenken, spelen, personages creëren, dat soort dingen.

Je collega Dirk Roofthooft zei dat hij na zijn rol van Lambik in ‘De Duistere Diamant’ overwogen heeft om vergoeding te vragen wegens ‘imagobeschadiging’. Heb jij ooit rollen aangenomen waar je achteraf spijt van had?

Van den Begin: Niet echt, nee. Ik heb al mijn rollen met plezier gespeeld – meestal denk ik ook goed na voor ik ergens ‘ja’ op zeg. Het enige waar ik echt ambetant van kan lopen, zijn de omstandigheden op de set. Onlangs had ik dat nog, bij de verfilming van Erik of het kleine insectenboek. Ik had zelf gevraagd om daarin te kunnen meespelen – een duizendpoot op mijn CV leek me wel cool – maar de opnames waren echt een hel. Een week alleen in Amsterdam op een minuscule eenpersoonskamer, elke ochtend om vijf uur op om een dikke laag verf en glinsters op mijn gezicht te laten spuiten en dan uren te wachten in een te eng en veel te warm pak: dat was echt wat van het goede te veel.

En omgekeerd? Zijn er rollen die je geweigerd hebt en waarvan je achteraf dacht…

Van den Begin:Stoem kalf? Dat is me al een paar keer gebeurd, ja. Bij Iedereen Beroemd heb ik dat heel erg gehad. Dominique Deruddere had me gevraagd om Jean Vereecken (uiteindelijk vertolkt door Josse De Pauw; nvdr.) te spelen maar ik voelde het personage niet. Ik vond het ook een enorme loser en ik had het gevoel dat ik al een keer te veel losers had gespeeld. Tot die film genomineerd werd voor een oscar, natuurlijk: toen vond ik plots dat er best nog wel een loser had bij gekund. (lacht)

Steekt dat nooit, het feit dat je in Antwerpen geboren bent en niet in een grootstad in de Verenigde Staten? Met jouw talent had je daar wellicht in Hollywood Hills gewoond.

Van den Begin: Eerlijk: heel af en toe denk ik daar wel eens aan. Een tijdje geleden was ik samen met Stanny een week in Los Angeles, omdat Film 1 geselecteerd was voor één of ander filmfestival. We waren daar uitgenodigd op een ceremonie waar Richard Dreyfuss een Lifetime Achievement Award kreeg en waar half Hollywood op uitgenodigd was: Francis Ford Coppola, John Travolta, Jeff Bridges, Ray Liotta. Toen we die daar als kleine Belgskes allemaal samen zagen zitten, hadden we allebei zoiets van: ‘Fuck, hier zijn zó immens veel mogelijkheden! Dit is echt het paradijs!’ In Vlaanderen blijft het behelpen, hé. Films en televisieseries blijven in de hobbysfeer zitten en het milieu is zó klein – soms werkt dat vreselijk verstikkend. Aan de andere kant is de concurrentie in de VS natuurlijk veel groter. Daar is iederéén acteur en was ik misschien wel nooit aan de bak gekomen.

Hier sta je tenminste bekend als ‘de stradivarius’.

Van den Begin: Pardon?

Zo noemde Arne Sierens je lang geleden: ‘Een stradivarius, een geniale acteur, misschien wel de beste die hier rondloopt.’

Van den Begin: Néén, meen je dat? Heeft Arne dat écht gezegd? Geweldig, dat wist ik helemaal niet!

Wat is, om af te ronden, de mooiste lofbetuiging die jij ooit hebt gekregen?

Van den Begin: Een compliment van een wat ouder koppel in Kreta. Stanny en ik waren daar om opnames te maken voor Sketch à gogo. Zij kwamen ons heel lief bedanken voor het feit dat we hen zo vaak hadden doen lachen. Het was geen extreem lyrisch eerbetoon maar je voelde gewoon dat ze het héél erg hard meenden. ‘Allez, mannekes, merci veur al die goei momenten, hé. Want ge weet: hoe mier da ge lacht, hoe langer da ge leeft. ‘

Het is genoteerd.

Wouter Van Driessche

‘In Vlaanderen blijven films en televisieseries in de hobbysfeer steken’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content