Het was te denken: Alex van Warmerdam, de stilist die uit kneuterigheid en ongemak humor puurt, verbergt zich helemaal niet tussen het polderriet of in een herenhuis langs een stadskade. De meest creatieve Hollandse cineast verzint grimlachfilms als Borgman (2013) en het nieuwe Schneider vs. Bax in een Spaanse pastorie. ‘Het gekke is dat ik hier én meer kan luieren én meer kan werken.’

De polders, Nederland op zijn net-niet-kneuterigst, in keurigheid verstikkende voorsteden, een droevig schnitzelrestaurant, personages die zich neergelegd hebben bij de vreugdeloosheid van een voorgeprogrammeerd bestaan, maar hun driften niet onder controle hebben. Hollandse landschappen en stereotypen. Wie kan daar wat mee? Alex van Warmerdam dus. Schrijver, acteur, toneelregisseur, filmmaker, muzikant, scenarist en schilder Van Warmerdam heeft daar de verbeelding voor, alsook het oor, het oog en het gevoel voor humor. Kijk naar Abel (1986), De Noorderlingen (1992) en De laatste dagen van Emma Blank (2009). Met het door Vlaamse acteurs gestutte Borgman hielp hij Nederland aan een eerste selectie voor de competitie van het festival van Cannes in bijna veertig jaar tijd. Ongebruikelijk snel is er een opvolger klaar. In de polderwestern Schneider vs. Bax duelleren op een snikhete zomerdag twee huurmoordenaars in een rietveld. Vlaming Tom Dewispelaere speelt Schneider, een keurige, methodische familievader die de klus wil afronden om met vrouw en engelachtige dochters zijn verjaardag te vieren. Van Warmerdam zelf neemt Bax voor zijn rekening, een mislukte schrijver met een zwak voor drank, drugs en snollen.

Van Warmerdam wil er gerust een boom over opzetten. Tenminste als we bereid zijn om hem thuis op te zoeken. Dat blijkt niet in Amsterdam te zijn, maar in Cabanelles. De Pyreneeën oversteken, op anderhalf uur van Barcelona naar rechts afslaan en zoeken naar een kerkje waarvan de klokken niet meer luiden omdat er niet genoeg dorpelingen meer zijn die ze kunnen horen. In de oude pastorie heeft Van Warmerdam zich daar verschanst met Annet Malherbe: levensgezellin, toeverlaat, castingdirectrice en een gevierde actrice. We zien Van Warmerdam voor we de kerk spotten. Als een don kijkt hij uit over de lager gelegen landerijen. Drie tellen later slurpen we in het salon van de eerste shotjes koffie. De dikke muren van de pastorie houden de hitte buiten. Aan de muur geen christussen, maar een Mickey Mouse die opkijkt naar een señorita en een opschrift dat ‘Impuroh!’ schreeuwt.

‘Mag ik vragen om de eerste vraag over te slaan?’ zegt Van Warmerdam.

‘Ik wilde beginnen met: ben je er klaar voor?’

‘Wat?’

‘De openingszin van Schneider vs. Bax.’

‘Oh ja, dat is waar. Neem me niet kwalijk. Schneider vs. Bax is voor mij bijna een film uit het verleden. Die kwam eind mei al in Nederland uit. Ik ben een nieuw toneelstuk aan het schrijven. Daar verdien ik mijn brood mee.’

Toen je Borgman in Brussel kwam presenteren, verklapte je dat de volgende film over twee huurmoordenaars zou gaan, maar dat er geen doden zouden vallen. Daar ben je niet in geslaagd.

ALEX VAN WARMERDAM: Stak er geen lichte ironie in die mededeling?

Ongetwijfeld.

VAN WARMERDAM: Ik hou van beperkingen. Een film over twee huurmoordenaars maar zonder doden, dat leek me een goed idee. Maar het was minder opwindend dan gedacht. Ik weet ook niet precies waarom. Maar ik houd het toch redelijk lang vol? De eerste dode valt pas laat. Het idee was aanvankelijk dat een doelwit bevriend raakt met degene die hem komt omleggen. Maar ook dat pad heb ik verlaten. Te sentimenteel. Te dramatisch. Te veel tekst voor nodig.

Schneider vs. Bax heeft wat van een western. Het terugkerende gebrom van een vlieg doet denken aan de openingsscène van de Sergio Leone-klassieker Once Upon a Time in the West.

VAN WARMERDAM: O ja? Echt waar? Ik probeer al een film of vier het gevoel van een bloedhete zomer op te roepen. In De laatste dagen van Emma Blank en Borgman lukte dat aardig, maar niet helemaal. Deze keer wilde ik een zonnige film die zich afspeelt op één dag. In Nederland is dat het lot tarten. Om het hittegevoel te versterken, bedenk je allerlei dingen. Je laat personages zweten. Of je introduceert insecten: een mug, een vlieg. De meeste mensen hebben de vlieg niet in de gaten, maar het wérkt wel. We hebben ook digitaal insecten binnengesmokkeld. De jongens van Planet X FX (postproductiestudio die uitblinkt in visuele effecten, nvdr.) zijn erg begeistert. ‘Alex, vind je het goed als we in het moeras wat muggen toevoegen?’

Voor de scènes in het riet moesten we naar een natuurgebied. Tijdens de broedperiode is daar enorme herrie. De roerdomp is niet van de stilste. Maar wij mochten pas na de broedtijd filmen. Dan was het er net heel stil. De kikkers kwaakten ’s avonds pas, de spreeuwen wachtten tot we vertrokken. En ik wilde geen krekels. Krekels zijn cliché. Krekels zijn er in Nederland nauwelijks. Vliegen wel. Ik ben graag precies in die dingen.

Je voorliefde voor lege landschappen is bekend. Een filmpje over de totstandkoming van Borgman leert dat je de jongens van de visuele effecten vooral inschakelt om dingen uit te gommen. Heb je ook nu weer veel gegomd?

VAN WARMERDAM: Een landschap als dit (wijst naar de Catalaanse velden die zich tot aan de bergen uitstrekken, nvdr.) vind je in Nederland niet. Een zeilbootje in de verte, een elektriciteitsmast, een auto op de dijk, boerderijen: het moest er allemaal uit. We zijn heel lang bezig geweest om de horizon schoon te maken. Ik word steeds strenger. Ik haal steeds meer weg. Te veel silhouet aan de horizon laat ik afvlakken. Vooral boompartijen zijn een pest. In Nederland zijn de meeste bomen aangeplant. Ze staan op een afgemeten afstand van elkaar. Dat creëert een recreatiegevoel dat me niet bevalt.

Je bent een fan van digitale nabewerking.

VAN WARMERDAM: Op het gebied van digitale nabewerking ben ik een laatbloeier. Ik heb het altijd tegengehouden. Ik wil niet de hele tijd op een green screen kijken. Als je één instorting van een gebouw hebt gezien, heb je ze allemaal gezien. Het is veel opwindender om alles zelf te maken en uit te vinden. Die digitale nabewerking is vooral een zegen om weg te halen wat er te veel aan is of om een scène zonniger te maken. Ik moet nu in de bioscoop niet meer hoesten om de aandacht af te leiden van de microfoon die in beeld komt. (lacht)

HIJ HEEFT ER ZELFS NIET AAN GEDACHT OM Schneider vs. Bax in zijn eigen achtertuin te filmen. Kale landschappen genoeg in Spanje. Hitte hoeft er niet geveinsd te worden. ‘We hebben Zuid-Europa overwogen. Artdirector Geert Paredis bezorgde me foto’s van Portugese meren en rietvelden. Maar ik zag meteen dat het Nederland niet was. Ik wil dat je wéét waar je bent in de film. Dat mag niet troebel zijn. Dus geen nep-Nederland in Portugal.’

Bijna vergeet ik te vragen waarom we in Cabanelles koffiedrinken en niet in Amsterdam. Op het vliegtuig leek dat nog een relevante vraag. Eens je ziet wat Cabanelles te bieden heeft, lijkt ze overbodig. ‘Het uitzicht is geweldig mooi en het huis te gek. In de volksmond heet dit huis ‘la rectoria’. Het is de pastorie van het kerkje. Hiernaast ligt het kerkhof. De kerk wordt maar een keer of twee per jaar gebruikt, voor een begrafenis of bruiloft. In het dorp wonen maar een achttal mensen, maar het gemeentehuis van de regio bevindt zich hier, dus is het niet helemaal doods. We huren het huis al een jaar of zes. We vragen ons elk jaar af of we het geld bij elkaar kunnen schrapen. De verhuurster is een Catalaanse schrijfster die niet goed snik is. Elk jaar is de verlenging van de huur een kleine oorlog.’

Het zwembad lonkt. De tuin nog meer. Een ideale plek om te lezen en af en toe naar de einder te turen. Van Warmerdam leest mijn gedachten. ‘Ik werk hier hard, hoor. Het gekke is dat ik hier én meer kan luieren én meer kan werken. In Amsterdam raak je op weg naar je werk altijd wel met iemand aan de praat. Hier niet. Door het Spaanse leven – warme lunch, wijn bij het eten – kom ik wel aan.’

In de film krijgt Bax bezoek van een dochter op de rand van een zenuwinzinking. ‘Ik weet niet hoe het moet’, zegt ze tegen hem. ‘Wat moet?’ ‘Leven.’ Van Warmerdam weet het wel. ‘Ik kan heel goed luieren en genieten. Maar er moet op tijd iets gemaakt worden. Dat heb ik altijd al gehad.’

Jouw grote droom was niet film of theater maken, maar schilderen.

VAN WARMERDAM: Eerst wilde ik een meisje worden, daarna missionaris. Ik zag een foto van witte paters die hun rok oprolden om te voetballen met de zwarte jongetjes. Dat leek me wel wat. Meisje wilde ik worden omdat meisjes toen Schotse rokken met een grote speld droegen. Dat was natuurlijk een kinderfantasie. Vanaf mijn zesde wilde ik schilder worden. Mijn vader schilderde in zijn vrije tijd. Hij was toneelmeester en om een cent bij te verdienen, ontwierp hij decors voor amateurverenigingen. Hij was best goed. Ik groeide op in een artistiek arbeidersmilieu. In de kast stonden boeken over schilders. De prenten van Van Gogh waren een openbaring.

Mijn tekeningen vielen op. Na de verhuis naar Den Bosch moest ik naar een streng katholieke lagere school. Op het bord, een drieluik, tekende ik een kerststal. De onderwijzer was zo onder de indruk dat hij mijn ouders belde om te komen kijken.

De Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam leek je laatste etappe op weg naar een bestaan als schilder. Maar dat draaide anders uit.

VAN WARMERDAM: Toen ik op de Rietveld zat, richtte mijn vader in IJmuiden het Witte Theater op. Hij vond dat groepen de schouwburgen die niet bespeeld werden, gratis moesten kunnen gebruiken. Als er niet zo veel toeschouwers waren, kon het brandscherm naar beneden en dan zat iedereen samen op het toneel. Dat is later gemeengoed geworden. Mijn vader kreeg van de gemeente een kleine subsidie. Maar IJmuiden, dat zijn arbeiders van de hoogovens en vissers. Daar was geen artistieke scene. Daarom vroeg mijn vader mijn broers en mij om alvast te beginnen met wat vrienden en vriendinnen. Ik was niet zot van theater, maar ik was er wel mee opgegroeid. Ik had mijn vader altijd geholpen. We brachten in essentie primitief, onnozel straattheater, maar wel met een zekere continuïteit. Op de zolder van het gymnasium in IJmuiden repeteerde een popgroep. Ze wilden ‘iets meer’ doen dan muziek. Een roadie die een van de Brandscherm-avonden had meegemaakt, zei dat ze bij de broers Van Warmerdam moesten zijn. Mijn broer Vincent was muzikant in wording, die wilde niets liever dan in een rock-‘n-rollband spelen. Ik eigenlijk ook. Dat was cool en hip. In een feestwinkel kochten we wat maskers en spullen en verkochten we tijdens het concert wat onzin tussen hun nummers door. Dat stelde niets voor. Maar na afloop vonden ze dat we moesten blijven samenwerken. Daar is Hauser Orkater (gezelschap rond de broers Rob en Dick Hauser, dat spraakmakend muziektheater bracht, nvdr.) uit ontstaan.

Het stelde in het prille begin niets voor, zeg je, maar het bepaalde wél je leven.

VAN WARMERDAM: Artistíék stelde het niet veel voor. Ik ben blij dat er geen opnames bestaan van ons gekronkel op de grond in witte bodystockings. Of van het wassen van het water en het wassen van de lucht, een teken van ons engagement. We liepen met kruisen rond of lagen voor dood op straat. We waren 16, 17, 18 jaar oud. Het was primitief. Maar toen ik in 1974 de Rietveld verliet, had Hauser Orkater al naam. We traden al in het buitenland op. Het schilderen raakte op de achtergrond. Zo is dat gegaan.

In 1980 splitte Hauser Orkater en richtte je binnen Orkater het theatergezelschap De Mexicaanse Hond op. Hoe groot was de stap naar je eerste film, Abel?

VAN WARMERDAM: Na de doorbraak ontstonden binnen Hauser Orkater filmplannen. Ik was geen voortrekker. Dick Hauser suggereerde om er Frans Weisz bij te halen. Die had net De inbreker gedraaid, de eerste Nederlandse film waarvoor je je niet schaamde. Met Frans hebben we eerst een voorstelling gefilmd: Entrée Brussels. Mijn ogen zijn toen opengegaan. Ik ontdekte dat je als regisseur niets moet afweten van kabels, camera’s of techniek. Je moet alleen maar ideeën hebben. Ik ken de namen van de lenzen nog steeds niet. Mij hoor je nooit zeggen: ‘Gooi de 35 er maar op!’ Ik bedacht toen dat zelfs ík kon filmen en ben Abel beginnen te schrijven. De Nederlandse film was op een dieptepunt aanbeland. Denk aan Pim de la Parra en Wim Verstappen en slecht verstaanbare schreeuwfilms. Ik had de ambitie om te laten zien dat het beter kon.

In een interview zei je vader ooit dat hij net als zijn kinderen was: nooit opgeven, alsmaar dóórgaan. De Van Warmerdams hebben een sterke wil. Ze maken af waar ze aan beginnen.

VAN WARMERDAM: Discipline heet dat.

Dat heb je altijd al gehad?

VAN WARMERDAM: Ik geloof van wel. Discipline is: geen zin hebben en toch verder werken. Veel werk vloeide en vloeit voort uit pure wellust en opwinding. Daar heb je geen verdienste aan. Maar ook als het niet lukt, moet je ertegenaan gaan. In het begin gaat het schrijven me zelden goed af. Ik ben alleen maar schrijver als het móét. Ik houd geen dagboek bij of zo. Ik moet ook schrijven om iets tevoorschijn te laten komen. Ik geloof niet in wachten op een briljant idee. Briljante ideeën ontstaan pas wanneer je aan de slag bent. Desnoods sléép ik me naar het schrijftafeltje, ook al wil ik op dat moment liever in de zon liggen. Als het moet, dan moet het.

Het moet niet. Je moet geen films of theaterstukken maken.

VAN WARMERDAM: Toch wel. Ik word daar gelukkig van. En ik ben ambitieus. Ik denk aan de nieuwe film, niet aan de ouwe films. Daar kan ik niet op teren. Op zijn tachtigste ontwierp mijn vader nog altijd theaterdecors. Mijn moeder heeft hem toen gevraagd om te stoppen. Na zijn dood bleek dat hij heel de tijd stiekem had doorgedaan. Onder tafel maakte hij krabbeltjes die hij smokkelde tot bij de jongens die ze konden uitvoeren. Hij is gestorven vlak na het snijden van een passe-partout voor een aquarel. Hij voelde zich niet goed, zette zich op het bed, zei ‘foute boel’ en viel dood voorover. Ik heb dat passe- partoutje teruggevonden. Het was rottig gesneden.

DE FILMS VAN VAN WARMERDAM PIK JE er zo uit. Hij is een van de weinige Nederlanders die om de vorm geven en een broertje dood hebben aan naturalisme of psychologisering (‘bij mij géén personages die geknakt zijn omdat ze de hongerwinter meegemaakt hebben’). De acteurs spreken van-warmerdamiaans: korte, snedige zinnen die recht op doel afgaan waardoor de dialoog vaak grappig en absurd wordt. Een kleine bloemlezing uit Schneider vs. Bax:

‘Jij vindt het wel lekker in die donkere schijtput van je!’

‘Twintig klappen verspreid over twee jaar: is dat zo erg?’

‘Ik snuif coke en rook af en toe een joint. Jij eet muesli, daar zeg ik toch ook niks van? Ik word depressief van muesli. Muesli is voor geiten.’

Je theaterteksten zijn erg in trek bij amateurgezelschappen.

VAN WARMERDAM: Ik vermoed dat ze verlekkerd zijn op al die korte zinnen. Eén keer heb ik zo’n amateurvoorstelling bijgewoond. Ik kon het niet verdragen. Waar de amateur eindigt, daar beginnen wij, professionals. Het sléépte. De tekst werd verkeerd begrepen. Zonder goeie intonatie, swing en lyriek werken de zinnen niet.

Misschien heb je gewoon een andere kijk op de dingen.

VAN WARMERDAM: Ik kan daar niet veel over kwijt. Ik ben niet zo’n goede analyticus van mijn eigen werk. Het is een neveneffect van mijn karakter. Zoals ik ook de neiging heb om de mensen te vermaken of op het verkeerde been te zetten. Wanneer ik schrijf, begin ik me snel te vervelen en dan zoek ik een twist. Dat is beroepseer. Ik probeer elke keer zo on-van-warmerdamiaans mogelijk te zijn. Maar blijkbaar lukt dat niet goed. Met Schneider vs. Bax wilde ik een oppervlakkige, lichte film maken. Twee mannen met een geweer, rietvelden, water, zon. Punt. Maar toen verscheen er ineens een dochter op het toneel en dan doet de pen haar werk.

‘KOMEN JULLIE?’ ROEPT ANNET MALHERBE. We mogen aan tafel voor de warme lunch. Heerlijke Spaanse pepers als voorgerecht. Daarna kip met rijst en gestoofd witlof. En dus geen ‘lekkere zoute haring’ (Abel), paardenworstjes (Kleine Teun) of griesmeelpudding (Ober). ‘In het verleden werd ik vaak aangesproken op de vele tafelscènes. Mensen onthielden welk eten er in mijn films op tafel stond. Soms verzonnen ze het. Paardenworstjes. Sinds Borgman heb ik het voedsel amorf gemaakt. Ik kies voor iets ondefinieerbaars als ragout. In Schneider vs. Bax zit het eten in de rand van het kader. Toch zijn er mensen die precies weten wat er gegeten is: cake, ei. Daar ben ik wél blij mee. Het betekent dat ze niet alleen naar de acteur gekeken hebben. Dat heb ik graag. Dat probeer ik te stimuleren door het beeld ?schoon” te houden. Door veel weg te laten en de kijker niet te bedwelmen met sfeer en muziek. In Nederland worden bijna alleen maar naturalistische of realistische films gedraaid. Het moet allemaal écht zijn. Men probeert zo écht mogelijk te spelen en zo écht mogelijk te filmen. De vorm is volstrekt onbelangrijk. Dat begrijp ik niet.

Raar iets, de filmbusiness.

VAN WARMERDAM: Zeker. Film is op de kermis geboren. Ordinair vermaak voor de gewone man. Dat is het feitelijk nog steeds, zelfs al kennen we via grootmeesters als Robert Bresson en Stanley Kubrick ook de artistieke kant van film. Ik weet niet wat ik daarover moet denken. Ik vind het fijn als de mensen de vorm in de gaten hebben. De vorm mag zichtbaar zijn, maar niet overheersen. Je wilt geen kunstzinnig exposé, je wilt niet dat je werk ongezien blijft. Sentiment houd ik tegen of op afstand. Van dichtbij een kussend paartje filmen tussen stemmig riet? Walgelijk!

SCHNEIDER VS. BAX

Vanaf 23/9 in de bioscoop.

DOOR NIELS RUËLL – FOTO’S FILIP VAN ROE

Alex van Warmerdam: ‘IK WILDE GEEN KREKELS IN MIJN FILM. KREKELS ZIJN CLICHÉ. IN NEDERLAND KOMEN ZE NAUWELIJKS VOOR. VLIEGEN WEL. IK BEN GRAAG PRECIES IN DIE DINGEN.’

Alex van Warmerdam: ‘VAN DICHTBIJ EEN KUSSEND PAARTJE FILMEN TUSSEN STEMMIG RIET? WALGELIJK!’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content