EERST DE POLITIEK, DAN DE CINEMA

'THE TURIN HORSE'. Bela Tarrs kluif voor cinefielen van de harde lijn.

Een overaanbod aan films, een programma dat uit zijn voegen barst en een weinig kieskeurige selectie: Willkommen op het 61e Festival van Berlijn.

Zoals de Duitse hoofdstad zelf gaat de Berlinale gebukt onder een zware historische erfenis. De Internationale Filmfestspiele von Berlin werd opgericht op het puin van naoorlogs Duitsland. Aanvankelijk diende het festival als culturele propagandamachine voor de geallieerden, tijdens de Koude Oorlog wist het een brug te slaan tussen Oost en West. Sinds de val van de Muur en de fusie van de Bondsrepubliek en de DDR in het herenigde Duitsland is die verzoenende rol echter weggevallen. De Berlinale heeft het daardoor moeilijk om een eigen identiteit op te eisen in het kleine circuit van A-festivals tussen die van Cannes, Venetië, en Toronto.

Meer dan welk festival ook is Berlijn een showcase voor politieke statements. Terwijl de wereld in de ban was van de Egyptische revolte en het uitdijende effect op de Arabische wereld, richtte de 61e editie de schijnwerpers op het lot van de Iraanse filmmaker Jafar Panahi. De regisseur van Offside was uitgenodigd om in de competitiejury te zetelen, maar had een goede reden om verstek te laten gaan: in december vorig jaar werd hij veroordeeld tot zes jaar opsluiting en twintig jaar werkverbod. Uit respect voor de regisseur en uit protest tegen het regime van president Mahmoud Ahmadinejad werd Panahi’s bioscoopzitje het hele festival lang leeg gehouden, terwijl in de lobby van het Berlinale Palast zijn portret naast dat van de andere juryleden hing. Tien dagen later won ook de door pers en publiek unaniem bejubelde Iraanse inzending Nader and Simin, A Separation de Gouden Beer. In dit intense huwelijksdrama openbaart regisseur Asghar Farhadi op subtiele wijze de spanningen in Iran tussen de verwesterde elite en de devote arme klasse, die veel meer de stem van de heersende politieke theocratie vertolkt.

Het overladen programma bulkte van de films met een socio-politieke agenda. Soms kreeg je het gevoel door een catalogus van actuele malaises, onrustbarende krantenkoppen of historische trauma’s te bladeren: Wall Street aan de vooravond van de mondiale financiële crisis in Margin Call, Argentinië onder de militaire dictatuur in El Primio, de nucleaire catastrofe van Tsjernobyl in V Subbotu (Innocent Saturday), het lot van Turkse gastarbeiders in de Bondsrepubliek van de jaren 60 in Almanya – Willkommen in Deutschland, dubieuze medische ontwikkelingshulp aan de derde wereld (in casu Kameroen) in Schlafkrankheit, de verwoestende gevolgen van bloedvetes in Albanië in The Forgiveness of Blood, de prehistorie van de Rote Armee Fraktion in Wer Wenn Nicht Wir, drugscriminaliteit en huiselijk geweld onder de jeugd uit New Yorkse achterstandswijken in Yelling to the Sky en dan nog het portret van de in Siberië opgesloten oliemagnaat en virulente Poetincriticus Mikhail Khodorkovsky in de onderzoeksdocu Khodorkovsky.

Het probleem van Berlijn is dat er behalve die hang naar ‘grote onderwerpen’ – zonder dat er veel rekening wordt gehouden met de filmische kwaliteiten – geen enkele lijn zit in de eclectische, chaotische en onoverzichtelijke selectie, laat staan enige coherente visie op hoe het anno 2011 met de langs alle kanten belaagde en muterende cinema is gesteld. De Berlinale is tegenwoordig vooral een mastodont die graag met verpletterende cijfers en records uitpakt: driehonderdduizend toeschouwers, honderden films in bijna twintig (!) secties en twee vuistdikke festivalcatalogi van samen meer dan zeshonderd pagina’s. De selectieheren zouden beter vasthouden aan de filosofie van Mies van der Rohe Neue Nationalgalerie vlak achter het festivalcentrum aan Potsdamer Platz: ‘ Less is more.’

Lees online meer over de films van de voorbije Berlinale. EXTRA OP KNACKFOCUS .BE

PATRICK DUYNSLAEGHER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content