Het duurde even voor Jeroen Perceval plezier beleefde aan acteren maar sinds het zover is, is er geen houden meer aan. Een veelspeler is hij nog altijd niet maar als hij meedoet, is het er boenk op. Zie Rundskop, en nu Borgman. ‘Bij Van Warmerdam ben je als acteur de verf.’

Natuurlijk ging twee jaar geleden alle aandacht naar de uitzonderlijke vertolking van Matthias Schoenaerts en vervolgens naar regisseur Michael R. Roskam, maar Rundskop bracht nog een groot talent voor het voetlicht: dat van Jeroen Perceval. Hij was zo overtuigend als de gluiperige West-Vlaamse hormonenmaffioso Diederik Maes dat velen de Antwerpenaar voor een West-Vlaming hielden. De volgende weken zou hij wel eens voor een Nederlander gehouden kunnen worden. Perceval is een van de vier Vlaamse acteurs die Alex van Warmerdam, en in zijn zog heel filmminnend Nederland, voor het eerst in 38 jaar aan een Gouden Palmnominatie hebben geholpen. De zoon van de gevierde theaterregisseur Luk Perceval speelt een agressieve Nederlandse parvenu die de fout van zijn leven maakt door de zonderlinge dakloze Borgman (Jan Bijvoet) een bad te weigeren en in elkaar te slaan. Borgman schept er een sardonisch genoegen in hem en zijn burgergezin langzaam maar zeker te annihileren. ‘Toen ik de film in Cannes voor het eerst zag, dacht ik: ‘Oh shit, wat een lul.’ Maar dat geeft niet. Ik hoef niet per se te pleasen.’ En ondertussen lijkt Perceval de filmsmaak helemaal te pakken te hebben.

JEROEN PERCEVAL: De zomer stond voor een groot deel in het teken van de opnames van het langspeelfilmdebuut van Roel Mondelaers. De werktitel is ‘Plan Bart’ en het wordt een romcom met een kantje aan. Ik speel Bart, een flierefluiter die voor serieuze keuzes staat. Na al die duistere personages kan het geen kwaad om eens iets anders te laten zien.

Ik had me ook voorbereid op de opnames van Paradise Trips van Raf Reyntjens. Maar die film is uitgesteld tot volgende zomer. Verder heb ik het scenario van D’ardennen afgewerkt. Van dat toneelstuk een filmscenario maken, was meer werk dan gedacht. Het is nu wachten op productiesteun. Robin Pront regisseert.

Waarom regisseer je D’ardennen niet zelf?

PERCEVAL: Ik zou heel graag ooit een film regisseren. Maar dat is nooit de bedoeling van D’ardennen geweest. Ik ga een paar kortfilms moeten kunnen voorleggen voor ze me geld toevertrouwen. Op dit moment heb ik gewoon te weinig ervaring. Dat weet ik van mezelf.

Robin Pront heeft wel al een paar kortfilms gemaakt en is duidelijk een talent. Hij heeft ongeveer dezelfde vertellingen in zich en ongeveer dezelfde vertelstijl als ik. Onze smaken komen overeen.

Of ik mij met veel mensen artistiek verbonden voel? Met een paar. Niet zoveel eigenlijk. Is het wel mogelijk om je met véél mensen artistiek verbonden te voelen? Dat weet ik nog zo niet.

Je zou voor een rol in Rundskop zelf op Roskam afgestapt zijn.

PERCEVAL: ‘Fuck, met hem wil ik werken’, was het enige dat ik kon bedenken na het zien van zijn kortfilm Carlo (2004). Ik voelde me met-een aangetrokken tot zijn vertelstijl, tot een toon die ik daarvoor alleen maar in films als La Haine had gevonden, tot het filmische karakter en de gave om in al die duisternis toch nog grappig te zijn. We hadden één gesprek. Michaël zei: ‘Ik voel het.’ En dat was het. Ik had de rol.

In Rundskop sprak je met een West-Vlaamse tongval, en nu in Borgman met een Nederlandse. Wat gaat je het best af?

PERCEVAL: Ik vond het allebei niet gemakkelijk. Ik heb geoefend met een bandje waarop Hollanders mijn tekst ingesproken hadden en ik had een dialectcoach. Na Rundskop dachten nogal wat mensen dat ik een West-Vlaming was. Ik kreeg zelfs regisseurs aan de lijn die dat dachten en die mij als West-Vlaming wilden casten in hun kortfilms.

Is Borgman-regisseur Alex van Warmerdam zo streng als wordt gefluisterd?

PERCEVAL: Wie is Borgman? Wat voor mensen zijn dat? Op de eerste lezing van het scenario hadden we uiteraard veel vragen. Maar het eerste wat Alex zei, was: ‘Ik beantwoord géén vragen. Ik geef géén uitleg.’ Voor de ene zijn de personages engelen, voor de andere demonen. Voilà.

Alex is een topmens, het was superleuk op de set. Maar hij is een detaillist. Elke blik, elk detail telt. Soms uit zich dat in veel takes. Een gordijntje dichtdoen? Twintig takes. Hij ziet het schilderij voor zich en soms uit zich dat in heel precieze richtlijnen: ga daar staan, kijk daarnaar! Op het moment dat jij denkt dat je weet hoe je de scène moet spelen, klopt hij aan. Dan begint hij te schilderen en dan ben jij de verf.

Stoort het je om als een marionet gebruikt te worden?

PERCEVAL: Helemaal niet. Jij bent niet degene die het verhaal geschreven heeft of die de acteurs begeestert en de crew aanstuurt. Een acteur heeft een ondersteunende rol. Soms komt er enig kunstenaarschap bij kijken, soms ben je maar een pop. Erg is dat niet. Een beetje inbreng heeft een acteur altijd. Al was het maar zijn kleur of het vuur waarmee hij vertelt. Zeker als hij een hoofdrol heeft. Een acteur die er niet in zit of fout gecast is, kan een film kapotmaken. Maar nu ben ik grote, algemene uitspraken aan het doen en daar hou ik niet van.

Met Rundskop ging alle aandacht aanvankelijk naar Matthias Schoenaerts. Hoe lang duurde het voor jij opgemerkt werd?

PERCEVAL: Direct na de release. Ik kreeg mails van mensen die wilden laten weten dat ze me erg goed vonden, misschien wel omdat er zoveel aandacht voor Matthias was. Op professioneel vlak heeft Rundskop best veel in gang gezet. Ik hield er zelfs een Franse agent aan over. Ze belden me op en zeiden dat ze dingen voor me konden regelen. In het beste geval leidt dat tot wat rollen in het buitenland. Hoe groter de markt, hoe groter de kans op interessante verhalen en rollen. Als het ervan komt, schrikt het buitenland me niet af. Dat is ondertussen al drie keer gebeurd: een rol in Son Epouse, een film van Michel Spinosa met Charlotte Gainsbourg, een kleine rol in Die andere Heimat van Edgard Reitz, een vervolg op Heimat, en Borgman natuurlijk. Ik hou van het avontuur.

Schoenaerts sméét zich op de hoofdrol in Rundskop met een zelden vertoonde overgave. Kun je hem daarin volgen?

PERCEVAL: Voorbereiding is alles voor een filmacteur. Zeker met regisseurs die niet repeteren, zoals Michael en Alex. In theater heb je twee maanden de tijd om automatismen te kweken en dingen uit te zoeken. Op een filmset moet je er van de eerste seconde staan. Je zou ook vrijblijvend kunnen spelen en jezelf zijn, maar dat is niets voor mij. Ik vind het niet zo interessant om mezelf te zijn. De rol bestuderen, research doen, alles laten bezinken, weten hoe je personage reageert, spreken zoals hij spreekt, denken zoals hij denkt: dat is meer mijn ding.

Zie waar Matthias nu staat, mede door die voorbereiding. Maar… (aarzelt) Stel je eens voor dat Rundskop een kutfilm was geworden, dan ben je wel mooi vijf maanden tot drie, vier jaar kwijt. Soms denk ik: voor die regisseur zou ik nooit zoveel kilo willen afvallen of bijkomen, nooit! Dring niet aan, ik noem geen namen. Maar als je écht gelooft in de film en in de regisseur dan vertrouw je hem je devotie toe. Dan ga je door het vuur.

Ben je een laatbloeier? Voor Rundskop is er Dagen zonder lief (2007) in de film en af en toe een tv-serie.

PERCEVAL: Een laatbloeier? Misschien. Tussen Dagen zonder lief en Rundskop had ik andere projecten kunnen doen. En dan was ik in de ogen van de Vlaamse wereld ‘goed bezig’ geweest. Maar of dat echt zo is, dat weet ik nog zo niet. Ik heb trouwens veel theater gedaan.

Dat weet ik. Maar ook in het theater duikt je naam pas relatief laat op.

PERCEVAL: Ik heb lang veel getwijfeld. Twijfel is goed zolang die je niet paralyseert. Ik heb lang niet geloofd in acteren. Ik ging alleen maar naar Studio Herman Teirlinck omdat ik anders op straat belandde. Omdat ik toen foute dingen deed. De andere opties stonden me niet aan. Ik had geen zin om elke morgen om zeven uur op een werf toe te komen of een job te doen tegen mijn zin. Maar ik had ook geen zin om niets te doen en heel mijn leven te verdoen in de omstandigheden waarin ik toen zat.

Het leven van een toneelspeler kende ik. Dat had ik van kleins af aan gezien. Dat sprak me wel aan. Toch heb ik me lang afgevraagd of acteren wel iets voor mij was. Ik voelde me geen acteur. Ik vond dat ik suckte. Een jaar of vijf geleden is het goed gekomen. Toen ben ik beginnen te genieten van het spelen.

Wat een geluk dus dat je dat pad zoveel jaar eerder eigenlijk al ingeslagen was.

PERCEVAL: Soms is je lichaam en intuïtie een stuk slimmer dan je geest. (lachje) Al dat gedenk altijd!

On the side ben ik de hele tijd met muziek bezig geweest. Ik ben rijmen beginnen te schrijven op mijn vijftiende, zestiende, toen de anderen met graffiti begonnen. Waren die rijmen direct goed? Neeee. In het begin suckte ik keihard (lachje). Maar ik ben blijven schrijven. Telkens als ik niet zoveel werk had, schreef ik rijmen en zocht ik naar beats. Maar ook tussen twee opnames door of in de kleedkamer vlak voor het spelen. Muziek is altijd bij me geweest. Het was mijn manier om snel mijn ei kwijt te kunnen. Een rijm, een beat en je bent vertrokken. Ik begon met rap in het Engels maar ondertussen is het, laat ons zeggen, next-level hiphop in het Nederlands. Volledig weg van de clichés. Ik voel met niet verbonden met de scene, ben daar altijd een eenzaat in geweest. In het album dat ik straks uitbreng onder de naam kRaMeR zitten ook electro-invloeden, dubstep en jarennegentigkermishousegeluiden. We zien wel wat er gebeurt.

BORGMAN

Vanaf 18/9 in de bioscoop.

DOOR NIELS RUËLL FOTO FILIP VAN ROE

Jeroen Perceval ‘TOEN IK BORGMAN VOOR HET EERST ZAG, IN CANNES, DACHT IK:

“OH SHIT, WAT EEN LUL SPEEL IK.’ MAAR DAT GEEFT NIET, IK HOEF NIET TE PLEASEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content