Maken een marathon-interviewboek en een grote retrospectieve eindelijk een eind aan de verguizing van Brian De Palma?

Door Patrick Duynslaegher

Retrospectieve Brian De Palma in Centre Pompidou, Parijs. Van 6 februari tot 4 maart 2002. Info: 00 33 1 44 78 12 33 of www.centrepompidou/evenements

‘Brian De Palma. Entretiens avec Samuel Blumenfeld et Laurent Vachaud’, Calmanlévy, 214 blz., Euro 45,70

Zie ook dvd-rubriek blz. 76.

Het zou een film van Brian De Palma kunnen zijn. Een adolescent wordt er door zijn moeder toe aangezet zijn vader te bespioneren. De labiele vrouw is na het inslikken van een doosje slaappillen in het ziekenhuis beland en is ervan overtuigd dat haar echtgenoot – een orthopedische chirurg – haar met zijn verpleegster bedriegt. De zoon, van kindsbeen af gepassioneerd door allerlei opnametechnieken, gebruikt zijn nieuwe bandrecorder (een kerstgeschenk van zijn moeder!) om vaders telefoon af te luisteren en zodoende bewijzen van diens ontrouw te verzamelen. Wanneer dat niet lukt, bespiedt hij stiekem zijn vader met een fototoestel. Ook dat levert geen resultaten op. Dus zit er maar een ding op: het overspelige koppel op heterdaad betrappen. Op een avond dringt de jongen binnen in de werkkamer van zijn vader waar de brave dokter inderdaad druk in de weer is met zijn maîtresse. Niet lang daarna gaan de ouders uit elkaar.

Het lijkt wel een bloemlezing uit het oeuvre van De Palma, dat wemelt van de manipulerende autoriteitsfiguren, bestraffende moeders en voyeuristische impulsen. Films ook waar technologie dient om mensen te misleiden en te bespieden, en waar seksualiteit onlosmakelijk gekoppeld is aan schaamtegevoel, geweld en incest. Alleen is dit geen filmische variatie op sleutelscènes uit Obsession, Carrie, Dressed to Kill, Blow Out en Raising Cain: het is een incident uit de kinderjaren van Brian De Palma. En een van de talrijke ontboezemingen van de regisseur in het marathon-interviewboek van twee Franse bewonderaars, Samuel Blumenfeld (journalist bij Le Monde) en Laurent Vachaud (medewerker aan het filmmaandblad Positif).

Een traumatische jeugdervaring als (al te) simpele verklaring voor intense cinematografische obsessies: waar hebben we dat eerder gelezen? In het grote voorbeeld van Blumenfeld en Vachaud natuurlijk: Le cinéma selon Hitchcock van François Truffaut, waarin de meester demonstratief een verhaal uit zijn kindertijd oprakelt, toen zijn vader het op een akkoordje gooide met de plaatselijke politiecommissaris om hem zonder enige aanwijsbare reden een paar uurtjes in een cel op te sluiten. Het vervolg – hoe de kleine Alfred opgroeide tot de grote kunstenaar van de angst – kennen we allemaal.

De parallel met Hitchcock is tegelijk onvermijdelijk en ironisch. Zijn hele carrière lang al gaat De Palma gebukt onder het verwijt dat hij roofbouw pleegt op het oeuvre van de paus van de suspens. Die reputatie van Hitchcock-epigoon zit hem zo hoog dat hij vaak niet meer in staat is het onderscheid te maken tussen compliment en verwijt. Zo moeten ook Blumenfeld en Vachaud ervaren, telkens ze de fatale connectie ter sprake brengen. Dermate miskend, onbegrepen en verguisd voelt De Palma zich, dat de toon van zijn antwoorden vaak zeer defensief is. Het boek krijgt daardoor een vreemde spanning: terwijl zijn ondervragers zich uitputten om hun grondige kennis van zijn werk in jubelende volzinnen te gieten, meent De Palma zich voortdurend te moeten verantwoorden tegenover het onbegrip van de ‘nitwits’ van de filmkritiek.

Een wandelende paradox, zo noemen de auteurs hun studieobject in hun inleiding A la recherche de Brian De Palma. Want er is niet alleen de Hitchcock-fanaat die zich veel meer verwant voelt met Godard of Bunuel. Er is ook de uitmuntende stilist die een veel sterkere en meer coherente kijk heeft op de Amerikaanse samenleving en politiek dan hem algemeen wordt toegeschreven. Er is de filmer die binnen de conventies van het horror-, thriller- en suspensgenre toch uitermate persoonlijke films maakt. Gelukkig voor Blumenfeld en Vachaud is er ook de ongemanierde journalistenhater die eens hij zich voor deze marathonsessies laat strikken (wat niet van een leien dakje liep, vernemen we in het voorwoord) veel meer prijs geeft over leven en werk (het een bestaat niet zonder het ander) dan menige joviale collega die als gezellige praatpaal bekendstaat.

Mede door de openheid van De Palma, zijn schrandere inzichten in eigen en andermans werk (hij is bijzonder pertinent over Kubrick en over een aantal gevierde scenaristen met wie hij werkte: Paul Schrader, Robert Towne, David Mamet) en de enthousiasmerende analytische kennis van de twee ondervragers is dit een onmisbare studie van het werk van een regisseur die, vergeleken met zijn collega’s van de ‘filmschoolgeneratie’ (Scorsese, Spielberg, Coppola, Lucas), nog altijd niet de erkenning kreeg die hij verdient. Hopelijk brengen deze uitgave en de integrale retrospectieve van Brian De Palma in het Parijse Centre Pompidou (naar aanleiding van zijn nieuwste, in Frankrijk gedraaide, film Femme Fatale) daar verandering in. Samen leveren ze het beste bewijs dat De Palma misschien wel de allergrootste van zijn generatie is, zeker als het op het creëren van pure cinematografische vorm aankomt.

De parallel met Hitchcock is tegelijk onvermijdelijk en ironisch.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content