Neen, zo uitdagend als de titel is ‘Down with Love’ niet, maar deze reanimatie van de sekskomedies met Doris Day en Rock Hudson uit het begin van de jaren zestig klinkt en oogt beslist even breed en lekker. Of hoe imitatie niet alleen vleiend, maar ook verrassend kan zijn.

Down With Love Vanaf 8/10 in de bioscoop

Pillow Talk, Lover Come Back, Send Me No Flowers

Vanaf 16/10 op dvd (Universal Pictures)

hollywood en de romantische, lichte, niet zelden muzikale komedie: het is sinds het einde van de jaren zeventig, toen het plots weer ernstig werd met de film – lees: het geld – een echt probleem. Al sinds de late jaren veertig ging het bergaf met het studiosysteem en dus was het maar een kwestie van tijd of de drie grote ‘Amerikaanse’ genres op apegapen zouden liggen. Laten we het maar even simpel stellen: de musical hield in de jaren zeventig op met het anarchisme van Bob Fosse ( All That Jazz), de western werd door Robert Altman ontluisterd in McCabe and Mrs. Miller en de lichte komedie bleef steken in Annie Hall en de navel van Woody Allen. De grote studio’s moesten van gedaante wisselen, waren hun troeven kwijt en konden het nieuwe geweld van de rat pack, die zelf de wetten ging stellen, moeilijk aan. Brian De Palma en Martin Scorsese waren geen lachers. King of Comedy uit 1983 is bezwaarlijk een komedie te noemen, want pijnlijk grappig en cynisch. En heeft u al eens goed naar De Palma’s Wise Guys uit 1986 of The Bonfire of the Vanities uit 1990 gekeken? Een haaiengrijns, dat past er beter bij. George Lucas en Steven Spielberg maakten dan wel ongewild lachwekkende films, maar zij wilden vooral met actie, suspens en sentiment de kijker ernstig houden.

Wat als romantisch blijspel kwam bovendrijven, raakte nog niet aan de enkels van de gouwe ouwe komedies en hun vrouwen. Neem nu Katharine Hepburn in Bringing Up Baby, Holiday of The Philadelphia Story. Of Jean Arthur in Mr. Deeds Goes To Town, Easy Living, You Can’t Take It With You, Mr. Smith Goes To Washington en The Devil In Miss Jones! Of zelfs Barbara Stanwyck in Meet John Doe of Ball of Fire. Meg Ryan en Billy Crystal in When Harry Met Sally? (1989)? Pleaaase. Meg Ryan en Tom Hanks in You’ve Got Mail (1998)? Jeeeesus. Hugh Grant met Andie McDowell ( Four Weddings and A Funeral), Julia Roberts ( Notting Hill), Renée Zellweger ( Bridget Jones’ Diary) of Sandra Bullock ( Two Weeks Notice)? Gimme a break…

Neen, tot de hippies de zaak kwamen verzieken, had Hollywood ongedwongen in het komische genre uitgeblonken, zonder haast één keer uit zijn rol te vallen. Maar nu was dat weg, gedaan, foetsie, voorgoed verloren. Van de zogenaamde sophisticated comedy, die zijn vrijmoedige, seksueel suggestieve en uiterlijk luxueuze roots heeft in de stille films van Sjöström, Stiller en Lubitsch, bleef na de jaren zeventig geen kwinkslag meer over. De lichte komedie had zich nochtans altijd goed aangepast, met pieken in de jaren dertig en begin jaren veertig, toen de films een uitgesproken sociaal karakter kregen. In de jaren zestig werd het genre zelfs een trendsetter, dankzij een uitgesproken voorkeur voor the battle of the sexes, martini’s, pastelkleuren en ondeugende gein. Nu is er de terreur van moraliserende tienerwichtenkomedies: Reese Witherspoon in Legally Blonde 2 of Amanda Bynes in What A Girl Wants. Zuivere horror.

Gelukkig heeft Tinseltown soms nog wat veerkracht, al is het dan in de recyclage. Wat we zelf niet kunnen verzinnen, halen we maar uit de tijd van toen, denkt men daar. Vaak zorgt dat voor catastrofes, getuige daarvan de remakes van Franse komedies, maar af en toe is de namaak op dreef. In het geval van Down with Love, Peyton Reeds bijdrage tot de jarenzestigrage, is ze zelfs dubbel op dreef. De jaren zestig, we krijgen er maar niet genoeg van: niet van zijn architectuur of design, niet van zijn swingende levensblijheid, niet van zijn koele rock of loungy jazz. Austin Powers was wel even slikken. Catch Me If You Can, jippie! En nu dus Down with Love. Het model hier zijn de zogenaamde sex comedies met Doris Day en hengst eerste klas Rock Hudson (zie kader). Dat genre ontstond in 1959 met Pillow Talk, een film die zoveel succes had dat het acteurstrio Day, Hudson en de go-between Tony Randall meteen in een franchise avant la lettre te zien was: in 1961 volgde Lover Come Back en in 1964 Send Me No Flowers. Die drie films zouden daarna altijd in één adem worden genoemd (en ze komen volgende week ook gelijktijdig uit op dvd.)

‘Down with Love’ is de bijna volmaakte, postmoderne kopie – de ironie die zichzelf serieus neemt. Het was voor regisseur Reed van meet af aan duidelijk: zijn film moest niet alleen de look van de vroegere blijspelen hebben, maar ook, zo benadrukte hij overal, hetzelfde denderende vertelritme, zowel op het stuk van de dialogen als zuiver visueel. En dat, zo moeten we zeggen, is hem aardig gelukt. Zo’n snelsprekende machine staat of valt met zijn acteurs, en het was dus bang afwachten of Renée Zellweger niet op haar bek zou gaan. Nu, de uitstraling van hoger vermelde actrices of van Doris Day heeft mevrouw Bridget Jones op geen enkel moment, maar haar hele, anders onuitstaanbare verschijning verdwijnt in de werkelijk glorieuze imitatielook (ze heeft voortdurend pruiken op en paradeert in mantelpakjes). Het halsbrekende ritme waarmee Hepburns tong de mannen te lijf ging, bereikt ze als Missy Prissy Barbara Novak nooit. Neen, die vaart is eigenlijk weggelegd voor Ewan McGregor, die als Catcher of ‘Catch’ – heeft u ‘m – Block volledig de show steelt.

Het irreële vertellinkje in een volledig gemanipuleerd New York draait rond Novak, die in The Big Apple arriveert om er haar boek Down with Love te promoten, een soort prefeministisch werk-aan-jezelf-ding waarin vrouwen worden aangezet komaf te maken met hun opofferende liefde en volmondig de carrière, de macht en de seks op te zoeken. Tegen de verwachtingen in wordt het geschrift een monstersucces en dat is niet naar de zin van supermacho en topjournalist Catch die haar te allen prijze wil ontmaskeren. Zijn beste vriend en impresario, de neurotische Peter McMannus (David Hyde Pierce oftewel Niles uit Frasier), probeert zijn sterschrijver in te tomen, maar heeft zelf af te rekenen met een bad case of loving: hij is stapel op de stoere Vikki, Novaks uitgever. Die plot is de aanzet tot een intelligent geschreven, geestige filmrace van seks, seksen en selecte oorden, die met het Sinatra-achtige dans- en zangnummer Down with Love ook even muzikaal gaat.

De ster van de film is natuurlijk de production design, de kostumering, de art direction, de cinematography. Fotografieleider was Jeff Cronenweth, die zelf toegeeft hoe moeilijk het was om zich aan de opmaakregels van dit stuk retrofun te houden. Cronenweth, zoon van Jordan Cronenweth zaliger ( Cutter’s Way, Blade Runner, Stop Making Sense), was tweede cameraman voor Se7en, deed Fight Club en One Hour Photo en neigt van nature uit naar een dramatisch, hard en donker visueel palet. Hij sloeg Down with Love dan ook eerst af, maar Reed wou hem en niemand anders. Zodra de lichtmeester evenwel overtuigd was, ging hij volledig voor de exacte herschepping van de Technicolor- look en het artificiële karakter van de grote studioproducties uit de jaren zestig. Reed en Cronenweth noemen het visuele uitzicht ‘elegant lunacy’, waarbij elk shot dat warme, ‘romantische’ gevoel heeft. Down with Love werd volledig opgenomen op vier sets in de Hollywood Center Studios, en een kei van een cameraman die geschilderde achtergronden en een plastic maan er kon doen uitzien als een droombeeld was wel degelijk nodig.

Om de conventies van die tijd te eerbiedigen, moesten Reed en Cronenweth zich wel soms in allerlei bochten wringen. De typische achtergrondprojecties in auto’s, die toen technische noodzaak waren maar vandaag een ‘artistieke’ kwaliteit bezitten, werden met green screen en standaardbuitenopnamen uit That Touch of Mink herschapen (die film vonden ze bij Universal en lieten ze speciaal restaureren). Om het low-tech-effect van de oude films te bereiken, bijvoorbeeld in de geanimeerde titelsequens of in de achtergrondprojecties, werd een heus digitaal huis ingeschakeld, Asylum Visual Effects. En uiteraard werd ook het hele Technicolor-uitzicht van de film digitaal bekomen (het klassieke Technicolor-procédé met drie negatiefstrips is niet meer toepasbaar).

Het pièce de résistance is een split-screensequens die een gelijkaardige sequens in Pillow Talk naar de kroon steekt. Novak en Block hebben een telefoongesprek en terwijl elk afzonderlijke bewegingen maakt, lijken ze door toepassing van verticale én horizontale split screen in de meest expliciete seksuele handelingen verwikkeld. Fellatio, cunnilingus en coïtus worden kuis en schijnbaar onschuldig uitgebeeld. Het team maakte gebruik van een motion-control camera om alle bewegingen exact te laten passen. Dat betekende ook zuivere fysieke precisie: Zellwegers bewegingen werden eerst opgenomen, waarna McGregor tot het uiterste moest gaan om de zijne met die van haar in overeenstemming te brengen. Het is in het absurde streven naar zulke perfectie-in-de-imitatie dat Hollywood zich vandaag als de grandioze droomfabriek toont die ze kan zijn. En daar is niets op tegen: liever twintig briljante rip-offs dan zogenaamde ‘original screenplays’ die uw kleuter bijeen kan pennen. Maar het loont om lui te zijn, dat hebben de studio’s de laatste jaren goed begrepen.

In ‘ Down With Love’zit een gastrol van de enige overlevende van het trio dat begin jaren zestig zoveel furore maakte met zijn ‘stoute’, emanciperende en erg verfijnde komedies: Tony Randall. Samen met Doris Day en Rock Hudson zette Tony de man-vrouwrelatie en de zeden in het algemeen in aanloop naar de seksuele bevrijding op lossere schroeven. Niet dat Michael Gordons Pillow Talk voor mensen van vandaag een toonbeeld van welgemanierde menselijke omgang is. Onschuldig mag het dan wel lijken, gepast is het voor de politiek-correcte goegemeente zeker niet: de seksuele toespelingen zijn ronduit seksistisch, zowel van Rock tegenover de vrouwen als van Rock tegenover de mannen! En wat ook de carrièrezucht van Doris’ personages moge zijn, de basisstelling lijkt dat de vrouw niets is zonder de aandacht van een man. Aan de andere kant hield Rock, de meest notoire homo van Hollywood zich ook niet in voor homofobe lijnen (in de pseudodocu Rock Hudson’s Home Movies monteert maker Mark Rappaport echter fragmenten uit de films op zo’n manier dat ze Rocks homoseksualiteit onderstrepen: we zien hem in problematische situaties met vrouwen, maar ontspannen cruisen en flaneren met mannen!). Die seksuele ambiguïteit mist Down With Love natuurlijk compleet, aangezien McGregor – op enkele maniertjes van Catch na (vergeef het stereotype) – een door-en-door-hetero uitstraling bezit.

Alcoholisme krijgt in Pillow Talk een hoog glamourgehalte, al is het dan toch weer een vrouw die zich te buiten gaat: de meid Alma, een volbloed-alcoholiste, drinkt Rock Hudson onder tafel. In elk geval zou de als ‘normaal’ gepresenteerde drankzucht van heel wat figuren uit de komedies van weleer vandaag in Hollywood niet kunnen, tenzij in doelbewuste imitaties. Het is overigens frappant hoe de komedies uit de jaren zestig meer guts vertonen dan die van vandaag. Delbert Manns Lover Come Back uit 1961 cast Rock als een reclame-executive die verliefd wordt op zijn rivale Doris, maar ondertussen wel netjes haar klanten steelt. In Norman Jewisons Send Me No Flowers uit 1964 speelt Rock een hypochonder die denkt dat hij gaat sterven en zijn gezin van een veilige toekomst wil voorzien door voor zijn vrouw Doris een rijke vervangechtgenoot te zoeken. Zij denkt echter dat hij zich schuldig voelt omdat hij net een affaire achter de rug heeft. Disfunctionele gezinsrelaties, het is heus niet vandaag uitgevonden.

Door Jo Smets

Recylage à la Hollywood zorgt vaak voor catastrofes, maar af en toe is de namaak op dreef. Bij ‘Down with Love’ is ze dubbel op dreef.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content