Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Ze dronken sloten Martini en Jack Daniels, staken de ene sigaret aan de andere aan en wisselden tussendoor nog snel van bedpartner. Rond 1960 waren Frank Sinatra en zijn maatjes de onberispelijke koningen van de cool, The Rat Pack. Ze zongen samen, stalen de show in Las Vegas en blikten enkele films in, waarvan ‘Ocean’s Eleven’ als de beste geldt.

Door Tine Hens

Lang hielden ze het niet vol, hooguit drie jaar en met zin voor overdrijving misschien zes jaar, maar intens was het in ieder geval wel. Een gezonde nachtrust was een verspilling van tijd, want er moest gefeest, gedronken, geflirt, gelachen en bij wijlen gevochten worden. The Rat Pack noemden ze zichzelf. Al is dat niet helemaal waar. Sinatra hield niet van het woord, hij verkoos de Summit. Even dachten ze aan The Clan, toen beseften ze dat ze een zwarte en twee joden onder hen hadden en werd er niet langer doorgeboomd over een geschikte naam. Het ging meer om de uitstraling, het imago, het zijn. Blue Eyes Frank was Rat Pack nummer één, the Leader noemde de rest hem. Soms ook the Pope, maar dat was om hem op stang te jagen. De kleine Sammy Davis Jr. was Smokey, omdat hij zich zonder sigaret naakter voelde dan zonder kleren. Die sigaret was zijn toeverlaat, zijn siamese tweelingbroer. ,,Je rookt zoveel, drinkt zoveel en werkt zo hard; op een dag zul je je mond openen en zal er enkel stof uitkomen”, klopte Frank hem ooit bemoedigend op de rug toen hij zichzelf bijna binnenstebuiten hoestte naast het podium. Davis Jr. stierf in 1990 niet verwonderlijk aan keelkanker. Hij was 64 jaar.

King Frank

Wie behoorde verder tot de intieme kring van King Frank? Dean Martin, natuurlijk, Dino voor de vrienden. Zijn motto: ik wil meedoen, maar vraag me niet te veel. Ooit maakte hij het mooie weer met Jerry Lewis in alles wat nachtclub in Amerika heet; hun grootste successen boekten ze in de Copacabana. Maar Dean werd gek van de ambities van Lewis. Als zoon van een Italiaanse kapper en een moeder die uit het weeshuis kwam, had Dean gezworen nooit zijn handen vuil te maken met werken. Eerst probeerde hij het als bokser, maar hij was te traag en te lui en werd om de haverklap afgetroefd. En dus oefende hij zijn stem – die was lang niet slecht, en hij leerde vingervlug kaarten delen. Na de Tweede Wereldoorlog had je blijkbaar niet veel meer nodig om aan de bak te komen. Of beter: Dean had vooral geluk dat hij per toeval steeds op de juiste plek stond om door de juiste mensen te worden opgepikt. Eerst was er Jerry Lewis, daarna nam Frank de fakkel over. Dean was net bij Lewis weggegaan en was erin geslaagd in een van de grootste filmische miskleunen mee te spelen. Zegt Ten Thousand Bedrooms u niets? Geen paniek, hij werd bij wijze van spreken door de veiligheidsdienst van Hollywood ver weggestopt. Het leek erop dat de schone lange van het magische duo Martin-Lewis stilaan in de vergetelheid zonk, tot het tij keerde. Dean kreeg een rol in The Young Lions in de schoot geworpen en daarna bood Frank hem Some Came Running aan. In 1958 was dat, en Frank en Dean werden onafscheidelijk. Maar wel op Deans voorwaarden. Frank mocht hem alles vragen, films, platen, optredens. Dean zou er zijn, zolang hij niets hoefde mee te brengen en achteraf de boel niet hoefde schoon te maken. Dat was Dean: even lethargisch als Frank gepassioneerd en bevlogen was. Maar hij kon iets, hij had talent; hij kwam op scène en het publiek plooide zich dubbel. ,,Waarom lachen ze met jou en niet met mij?” vroeg Frank hem ooit, gedreven als hij was om alles beter te kunnen dan iedereen. ‘Oké, we wisselen vanavond onze teksten’, zei Dean. Die avond geen lachsalvo’s, de zaal gniffelde nu en dan. Nooit met Frank, altijd met Dean. Het was de reden waarom Frank niet los kwam van Dean. Hij had iets wat hij niet kon en dat intrigeerde hem. En het was de manier waarop Frank zijn vrienden koos.

Waarom sloot hij anders de Engelse adonis Peter Lawford in zijn armen? Peter – Peetah binnen The Rat Pack – was mooi om te zien, als acteur was hij lang niet slecht, maar zeker niet grenzeloos getalenteerd; boven alles was hij een opeenstapeling van zwakke plekken. Zijn seksuele appetijt was onstilbaar, in alcoholgebruik was hij een bodemloos vat en aan werken – echt werken – had hij een broertje dood. Maar Peter had iets anders waar Frank verzot op was: hij was getrouwd met Pat Kennedy, zus van John Kennedy, toen een veelbelovende en glimmend ambitieuze senator. Via Peter – the Brother-in-Lawford – verschafte Frank zich een toegangsticket tot de politieke macht, want JFK hield van het wilde van The Rat Pack. Hij vond er zijn minnaressen, zijn leut en zijn minder fraaie contacten die hem ooit – wie weet – van nut zouden zijn. Zo deelde hij lange tijd de gunsten van Judith Campbell met maffiagigant Sam Giancana. De beide mannen wisten het niet van elkaar, enkel Frank was op de hoogte. Hij glimlachte enkel. Een tikje smalend, maar vooral triomfantelijk. Niet zonder reden voelde hij zich de zonnekoning, het centrum van de wereld. Hij had niet alleen zijn gave, een stem die harten deed smelten, ogen vol tranen liet lopen of voor kippenvel zorgde, hij had ook een entourage die als een wolk rond hem samen vlokte en zich frivool en uitgelaten overgaf aan de meerdere geneugten des levens. Wie in was, was in, wie out was, out en die deed er beter aan zijn mond te houden over The Rat Pack. Slechts een man hing volledig gerechtvaardigd tussen de twee: Joey Bishop. Hij was gelukkig getrouwd, was van nature eerder cynisch dan vrolijk en kroop liefst van al op tijd in bed. Frank wist wat hij waard was; hij had Joey nodig om de show in goede banen te leiden. Frank was de motor van The Rat Pack, Joey de stuurbekrachtiging en de monteur. Als stand-up-act wist Joey iets van timing, spanningsbogen en noodzakelijke stiltes. Frank luisterde naar hem, de rest van de bende volgde, maar verder liet het gebeuren Joey koud. ‘Ik ben een muis in The Rat Pack’, zou hij later verkondigen. ‘Kijk,’ zei hij, ‘ik ken Frank al lang. Ik werk graag samen met hem. Maar dat is het ook. Achteraf hoef ik niet nog eens sociaal te zijn.’ Toch zou Joey er altijd bij zijn. Deels omdat het hem aantrok, deels omdat Frank het wilde. Want Frank, grote Frank, de man die het langst van al de hoogste noten zong in de showbizz en in de filmwereld, was doodsbang om alleen te zijn. Hij had maatjes nodig, Charley’s in Rat Pack-idioom. Maatjes die hem iets verschuldigd waren en die hem dus niet zomaar zouden laten stikken. Dean had hij van de vergetelheid gered, voor zwarte Sammy opende hij de tot dan gesloten blanke deuren, Peter was een gesofistikeerde nietsnut die op een zeepbel van bekende contacten dreef. Enkel Joey stond op gelijke voet met Frank. Of toch niet helemaal. Op zichzelf had Joey altijd het zicht op de top gehad; hij had hem nooit bereikt. En nu, met Frank aan zijn zijde, stond hij er te blinken en te blozen, de mensen aan zijn voeten werden gek.

Overweldigend cool

Het was 1960 en voor de opnames van Ocean’s Eleven (zie kadertje) bezette The Rat Pack anderhalve maand Las Vegas. Voor de 200 kamers van The Sands waren meer dan 10.000 reservaties binnengestroomd. The Summit noemde Frank zijn samenzijn en de ogen van de wereld waren op hem gericht. De kranten volgden alles op de voet, op de stoep voor The Sands stond steeds een legertje kijklustigen. Het was het kloppende hart van de showbizz, tweemaal per avond traden de vijf op; verder breiden ze de slapeloze nachten aan elkaar met drank, plezier en vrouwen. Het haar altijd in lijn, de vlinderdas losgeknoopt, de bovenste knoopjes van het witte hemd open en de tuxedo lichtjes gekreukt. Maar verder: onberispelijk en overweldigend cool. Ze waren de enigen in hun soort, door hun talent en door hun looks. Niemand waagde het hen na te apen; het zou altijd schamel geweest zijn. Dit waren de mannen die het allemaal hadden. Geld, uiterlijk en vrouwen. Ze waren het nec plus ultra van de Amerikaanse droom en hoefden zich schijnbaar van niets iets aan te trekken. Er werden hotelkamers in elkaar geslagen, ze gingen op de vuist met croupiers, Frank tierde het hele hotel wakker, er waren connecties met de maffia, maar voorlopig gingen ze in al deze aantijgingen vrijuit. Het was party-time en dat zou het enkele jaren blijven. Tot het deksel van de ketel vloog en de hele Rat Pack uit elkaar spatte. Door overmatig drankgebruik, door al het geweld, maar vooral door het tippelen in de politiek. Eens JFK president was, wilde hij schone handen en dan was een Frank met vrienden in de maffia van weinig nut. De vernedering voor Frank was niet gering. In 1960 regisseerde hij nog de inhuldigingsplechtigheid voor zijn president, een jaar later liet hij zijn hele buitenverblijf in Palm Springs opnieuw decoreren, omdat de president bij hem zou overnachten. Boven het bed bracht hij een vergulde gedenkplaat aan: hier sliep JFK. ’s Avonds kreeg hij telefoon. De president zou bij Bing Crosby slapen.

Het was alsof er een vaas in de handen van Frank brak en de scherven in zijn palmen sneden. Onaangename herinneringen kwamen boven. Aan de tijd dat hij zich door alles en iedereen verlaten voelde. Het was begin jaren vijftig, hij had als jonge veelbelovende zanger voluit van de roem geproefd en plots ging het bergaf. Hij verliet zijn vrouw voor Ava Gardner en raakte helemaal verstrikt in haar web; zijn stem klonk onvast, de mensen keerden hem de rug toe. Frank ondernam twee zelfmoordpogingen, maar stilaan herpakte hij zich. ‘Dit nooit meer’, zweerde hij. Wie zich zijn vriend noemde, zou hem eeuwige trouw moeten zweren. Het idee van The Rat Pack was geboren. Onbewust. Want eigenlijk was het zijn filmvader Humphrey Bogart die de hele flair van ‘we doen onze zin en daarmee uit’ in het leven riep. Drinken en dollen en tussendoor een beetje acteren, dat was zijn levensdoel. Het verhaal wil dat ze in 1955 in de Desert Inn in Las Vegas zo ver heen waren en zo diep in de alcohol zwommen dat zijn jonge vrouw Lauren Bacall de verwoesting rond haar bekeek en zuchtte: ‘ You look like a goddamn rat pack.’ Ze had het over Frank, Bogart, Judy Garland, David Niven, Mike Romanoff en Swifty Lazar. Bogart pikte het op en verspreidde het nieuws de volgende dag onder journalisten. The Rat Pack was er volgens hem om hen ’te bevrijden van de verveling en het belijden van de onafhankelijkheid. We bewonderen onszelf en trekken ons niets aan van wat een ander daarvan denkt.’ Bogart werd prompt verkozen tot Rat in Charge of Public Relations; Bacall was Den Mother, Garland vice-president en Frank Pack Master. ‘Je moest een non-conformist zijn’, verklaarde Bacall later. ‘Je moest laat op blijven en drinken en lachen en je niet bekommeren om wat anderen zeiden over jou.’ Voor Bogart was het een grap, Frank nam het ernstiger op. Toen Bogart in 1957 stierf, fladderde Frank even rond zijn weduwe heen, iets wat hij tijdens het leven van Bogart ook al had gedaan. Bacall verkondigde zelfs dat ze zouden trouwen, maar Frank dumpte haar; hij nam enkel de geestelijke erfenis van Bogie mee: The Rat Pack, al zou hij nooit van de term zelf houden. Het rook te veel naar imitatie, terwijl Frank het zo graag als iets van hem zag, iets waarvan hij de touwtjes in handen had. Een tijd lang was hij de poppenspeler; iedereen wilde goed staan bij Frank, maar het was Frank die de wie wel’s en wie niet’s oppikte. Onder hen hadden ze het over Clydes en Bunters, saaie pieten, zeurkousen, armoedzaaiers, roemlozen.

De laatste grote party

Na de dolle rit waarin de vijf samen talloze shows gaven en na Ocean’s Eleven nog vier films opnamen, met obscure titels als Robin and the Seven Hoods of Four for Texas, gingen ze elk hun weg. Joey kwam bij NBC terecht, net als Dean, die zich na de dood van zijn zoon in 1987 steeds meer terugtrok. Hij stierf in 1995, na een laatste reünie met Frank en Sammy. ‘Ik wil naar huis’, zei hij en hij ging. Sammy zong, danste en swingde tot zijn laatste snik. Frank bleef in wezen uniek, ondanks de concurrentie van The Beatles en The Stones; Peter zonk helemaal weg in zijn alcoholgebruik. Verlaten door iedereen stierf hij in 1984 in zijn eigen braaksel. De ooit zo beloftevolle schoonzoon.

Maar de Rat komt terug. Er zijn documentaires in de maak, Martin Scorsese droomt van de verfilming van het levensverhaal van Dean Martin en er is de remake-die-niet-echt-een-remake is van Ocean’s Eleven door Steven Soderbergh met George Clooney, Brad Pitt en Julia Roberts – zeg maar het 21ste-eeuwse equivalent van de toenmalige hippe jongens. Het is vreemd, want The Rat Pack werd uitgespuwd door de generatie van de jaren zestig, zij protesteerden tegen de oorlog en verbrandden samen met de bh het driedelige pak. Hun kinderen lonken echter nieuwsgierig naar de chique mannelijkheid van The Rat Pack, het hemd gaat weer in de broek, de fles Martini staat opnieuw te pronken in de bar en de zonnebrillen worden bovengehaald. Het is een knipoog naar de levensstijl van The Rat Pack, want wat er toen gebeurde, is waarschijnlijk een uniek moment in de geschiedenis. In Rat Pack Confidential heeft Shawn Levy het over de laatste grote showbizzparty. ‘Het was de laatste maal dat de wereld naar een punt tegelijk keek. Het was de laatste maal dat mannen zelfverzekerd waren over wie ze waren. Voor de eerste maal kwamen Amerikaanse entertainers uit voor hun volwassenheid. Ze rookten, dronken, praatten openlijk over hun seksleven, over hun ex-vrouwen, hun politieke overtuigingen, ze gebruikten hun eigen taal, lachten met hun eigen beroep, ze wonden er geen doekjes om, maar toonden zich zoals ze waren en veegden hun broek aan de morele standaarden. Bovendien waren ze de grootste entertainers van het land op alle vlakken. Daarna was er nooit meer een ding; het was alles tegelijk. De eenheid versplinterde in een veelheid van muziek, stijlen en subculturen.’ Dus wat met de nostalgie? Misschien vinden we het gewoon fijn dat er toen geen waarschuwingen tegen kanker op de sigarettenpakjes stonden. Het leven leek zorgelozer in 1960 in Las Vegas. The Rat Pack-dagen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content