EEN BRUG TE VER. EINDELIJK NOG EENS EEN ROMAN VAN REMCO CAMPERT, maar in ‘een liefde in parijs’ krijgen we jammer genoeg vooral gemijmer en gemeenplaatsen over de lichtstad.

REMCO CAMPERT

DE BEZIGE BIJ, 160 BLZ., a 15,00

Een liefde in Parijs

Het is een hele poos geleden dat Remco Campert nog met een roman voor de dag kwam. Zijn laatste dateert van 1990 ( Gouden Dagen). Daarna betrof de output steeds novellen, verhalen en gedichten. Veel heeft hij niet bereikt door zo lang te wachten, want op zijn oude dag is de roman met zijn luttele 160 pagina’s een stram, piepend en krakend ding geworden. Er zijn lezers die vertederd worden door dit edele pleegeschenk. Campert bevestigt immers zowat elke gemeenplaats die de kunstenaar of intellectueel sinds zijn burgerlijke geboorte in de 19e eeuw voor de hoofdstad bedacht. Onder het mom van personage Richard Sanders, die in Parijs zijn boekje L’Art d’oublier mag voorstellen op de vernissage van de schilder met wie hij destijds sous-ponts-iseerde, schrijft hij het spleen en allicht ook het speen van zich af. Campert was ooit een bohémien eersteklas, ‘los van alles’, toen het nog mode was voor kunstenaars zich proletarisch aan te stellen. En precies die tijd – en de liefde, natuurlijk – kan hij maar niet van zich afschudden, terwijl zijn gewezen kompaan, nu een veramerikaniseerde successchilder, er met dédain op terugkijkt. Parbleu, Hermans, ja die schreef nog eens wat: ‘Ik verlang naar niets dat voorbij is terug.’

Al in de eerste twee zinnen zit het bij Campert echter goed fout: ‘De schrijver Richard Sanders stond voor de ingang van een hotel op de Place du Panthéon. Over het ruime plein, beheerst door het monumentale gebouw waar de as van de grote Fransen rustte, blies een gure maartse wind.’ Het gezochte contrast: de eerste zin is zonder één adjectief, kenmerkend voor de naakte stijl; in de tweede heeft elk substantief er één, het laatste zelfs twee. Is dit de ambivalentie die het boek uitdrukt? Het van toen en nu, van onvergankelijke tijd en al te tijdige vergankelijkheid, van zorgeloze arrogantie en pathetische voorspelbaarheid? Ach, denken wij, is hij toch ‘as’ vergeten, zeker. Dat naamwoord krijgt geen adjectief. Roept Campert: ‘Jongens, in de tweede zin staat eigenlijk alles wat je moet weten’? Neen, even verder gebeurt het: ‘Toen liep ze langs hem, een goed geklede, elegante vrouw, zoals je ze in Parijs meer zag dan in zijn woonstad Amsterdam.’ Eh? En voorwaar, het mens keert terug op haar passen en vraagt de vraag die een schrijver kan mollen: ‘Rik?’

Gemakkelijk, nietwaar, een boek vloeren door enkel over de eerste pagina te schrijven? Wij testen echter elke roman op zijn eerste twee zinnen. Het is als melk drinken uit een open karton dat al drie dagen op de tafel staat: een slok (wat, is ze zuur?), een tweede slok (ja, ze is inderdaad zuur). Begrijp ons niet verkeerd: ons hart gaat uit naar de man die ooit een van zijn novellen Sombermans Actie noemde. Neen, zo ver als een Nederlandse recensent willen wij niet gaan: ‘Zonder nu gelijk zo ver te willen gaan dat de hele Nederlandse literatuur afgedaan kan worden met de typering die Gerard Reve ooit aan Remco Campert gaf: een Leidsepleinkabouter.’

Jo Smets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content