EEN BEETJE DOEN LACHEN, EEN BEETJE DOEN SCHRIKKEN

© CHARLIE DE KEERSMAECKER

Vijftien pagina’s lang hebben we gedacht dat Brecht Evens een kinderboek had gemaakt. Dat is het niet. Met Panter verkent Evens, tegenwoordig een Parijzenaar, een donkere kant van de kindertijd. ‘Kasper en Hobbes in de wereld van David Lynch, dat vat het wel aardig samen, ja.’

‘Kan ik je een koffie aanbieden?’

‘Euhm. Dááruit?’

Brecht Evens kijkt naar het kopje in zijn rechterhand en stelt vast dat het uitpuilt van de sigarettenpeuken.

‘Ah. Ik was wel degelijk van plan om het eerst even uit te spoelen.’

‘In dat geval: ja, graag.’

‘Daarom dus wilde ik gewoon ergens in een café afspreken’, zegt hij, terwijl hij het kopje in de wasbak spoelt en de koffiemachine aanzet.

‘Ik kon toch moeilijk helemaal naar hier komen zonder te kijken hoe je hier woont.’

‘Klein dus.’

‘En zonder asbak.’

‘Maar wel met het mooiste uitzicht dat ik ooit gehad heb.’

We hadden gedacht een treinticket richting Gent te kunnen boeken om Brecht Evens te spreken. Het werd een retour Parijs. Stoemelings stiekem is Evens een jaar geleden naar Frankrijk verhuisd. Twintigste arrondissement van Parijs, op wandelafstand van Père Lachaise. Terminologisch gezien is het een tweekamerappartement dat hij betrekt, ruimtelijk gezien is dat lichtelijk overdreven: in kamer één past net zijn bed; kamer twee, een vierkante meter of negen groot, is ruim genoeg voor een eenzit, een stoel, een kruk en zijn tekentafel. Parijse standaarden, kortom, maar het fantastische uitzicht over de stad vanuit zijn slaapkamer, vijf hoog, maakt inderdaad veel goed.

‘Nogal spartaans ingericht, niet?’

‘Een bed en een bureau: meer heb ik niet nodig om te wonen. Geef mij een laptop en een scanner en ik kan mijn job in Kathmandu doen.’

HIJ NEEMT PLAATS IN DE ENIGE EENZIT DIE IN ZIJN LIVING PAST. IK ZIT IN de enige stoel die er nog naast kan. De dictafoon ligt op een kruk tussen ons in. Iets te dicht op elkaar om comfortabel te zijn. Een lege koffietas wordt gevorderd als nieuwe asbak. Davidoffs met witte filters: Evens is altijd al een beetje de dandy van de Vlaamse stripwereld geweest.

Al is het even stil rond hem geweest. De man die met Ergens waar je niet wil zijn in 2009 de volwassen Vlaamse strip internationale uitstraling gaf en met De liefhebbers in 2011 als eerste tekenaar de longlist van de Gouden Uil haalde, liet aardig op zich wachten voor zijn derde boek.

‘Zesde.’

‘Wat?’

‘Het is mijn zesde boek.’

‘Verdomme. Dat gebeurt me dus elke keer. Je hebt er nog drie getekend vóór Ergens waar je niet wil zijn. Ik weet dat, maar ik vergeet dat altijd. Excuses.’

Geen erg. Dat is zo’n beetje als een vrouw na drie doodgeboren kindjes gelukwensen met de geboorte van haar eerste dochter.’

‘Ik kom hier niet goed uit.’

‘Ik ben maar aan het plagen.’

Soit, zijn zesde dus, dat na drie jaar stilte en een verhuis naar Parijs er dan toch plots is. Panter. Een strip over Kristientje, een zesjarig meisje dat na de dood van haar kat Poezelijntje een panter uit haar ladekast ziet verschijnen. Panter, zo heet hij, uit het magische Panterland, lijkt het ideale speelkameraadje. Tot er vreemde dingen beginnen te gebeuren in Kristientjes fantasiewereld.

Als u nu denkt: ah, een kinderboek. Dat is het niet. Maar dat had ik dus ook niet onmiddellijk door.

Ik heb vijftien pagina’s lang gedacht dat je een kinderboek had gemaakt.

BRECHT EVENS: Echt? En wat was het moment waarop je doorhad dat het dat niet was?

Toen Kristientje haar dode kat in de diepvries vond, begon er iets te dagen.

EVENS: Dat was wel een beetje een weggever. (lacht) Ik heb Panter gemaakt zoals het kwam. Het was dus niet de bedoeling, maar halverwege realiseerde ik me wel: het gaat eruitzien als een kinderboek. Het klopt ook wel. Panter speelt een soort personage uit een kinderboek. Hij verkoopt zich als iets hapklaar. Maar dat is hij niet. Net zoals de strip.

Kasper en Hobbes in het universum van David Lynch: is dat hoe we Panter mogen samenvatten?

EVENS: Dat komt in de buurt, ja. Kasper en Hobbes is de voor de hand liggende vergelijking als je een strip maakt over een zesjarige en een katachtige in een fantasiewereld. Heel goede strips ook. Maar de fantasiewereld waarin Kristientje en Panter terechtkomen, is wel een stuk donkerder. Er zit iets heel dreigends in Panter, al van de eerste pagina’s. Er zit iets kwalijks in. Ik heb altijd wel van onbetrouwbare personages gehouden in mijn boeken, maar hier gaat het verder. Ik denk dat er op een bepaald moment zelfs misbruik gesuggereerd wordt. Uiteindelijk is het grooming wat Panter doet. Het proces waarbij een pedofiel een kind probeert te isoleren van zijn of haar beschermers door cadeaus te geven en vertrouwen te winnen.

Twister spelen heeft wel een heel vreemde connotatie in het boek.

EVENS: Bijvoorbeeld, ja. (lacht)

Zei je trouwens net dat je dénkt dat dat gesuggereerd wordt?

EVENS: Ik snap zelf ook niet alles wanneer ik aan een boek aan het werken ben. Het is nooit dat ik kan zeggen: dat komt daar vandaan en dat betekent dat. Het is pas achteraf dat ik merk waarom ik sommige dingen gedaan heb. Pas als de strip er is en ik er met mensen over praat, wordt het ook voor mij allemaal wat duidelijker.

Hoe ben je aan het boek begonnen?

EVENS: Panter is ontstaan als een personage dat ik zelf speelde, een mopje tussen mij en mijn toenmalig lief in Gent. Een heel makkelijk lief om bang te maken. Ik had er een soort spel van gemaakt om op onaangekondigde momenten haar uit het niets te beginnen aanstaren, zwaar te ademen en dan in een rol te duiken. Otto was zo’n personage, een klein vies ventje, zo weggelopen uit Lost Highway, dat in een donkere Berlijnse nachtclub de tepels van strippers liet glimmen voor ze het podium opgingen.

Klinkt akelig gedetailleerd.

EVENS:(lacht) Zo had ik er een tiental. En Panter was een ander typetje. Hij had een beetje een vrouwelijke stem, een beetje als Kaa, de slang uit Jungleboek. ‘Voorwaar, wij panters zijn dól op broccoli’: zulke dingen zei ik dan – die zin zit trouwens ook letterlijk in het boek. Hoe meer ik Panter speelde, hoe meer hij vorm begon te krijgen. Tot onvrede van mijn ex-lief: soms moest ik van haar stoppen omdat ze het te eng vond.

Ik heb er dan lang niet meer aan gedacht, tot De liefhebbers af was. Ik dacht toen: ik heb een boek gemaakt dat zich volledig op één grasveld afspeelt, mijn volgende boek moet iets worden in een stad met veel personages en veel wisselende decors. Alleen: het kwam niet van de grond. Ineens kreeg ik dan zin om Panter te maken.

Visueel is het het strafste personage dat je al gecreëerd hebt. Panter lijkt geen vaste vorm te hebben. Nu eens ziet hij eruit als een gremlin of een sfinx, dan weer neemt hij poses van Aladdin aan of het Beest uit Belle en het Beest.

EVENS: Hij is in geen twee tekeningen hetzelfde. Hij is een ongrijpbaar personage: soms schattig, in onbewaakte momenten heel gruwelijk. En ik heb er inderdaad een spel van gemaakt om flink wat referenties in die gedaantes te steken. Soms ziet hij eruit als Falkor, de geluksdraak uit Het oneindige verhaal, ofeen Aziatisch fabeldier, soms als een Maximonster uit Max en de Maximonsters. Veel Disney ook. Merlijn uit Merlijn de tovenaar. Mickey Mouse uit Fantasia.

Grafisch laat je een soort virtuoze soberheid zien. Je doseert beter. De wereld van Panter is uitgepuurder dan die van Ergens waar je niet wil zijn of De liefhebbers.

EVENS: Ik moest aan Hitchcock denken terwijl ik Panter aan het tekenen was. Hij zei dat je het decor alleen maar moet tonen als het iets aan het beeld toevoegt. Blijf dicht op de mensen tot er een dramatisch effect zit in een ruim beeld, tot het iets vertelt.

Is dat ook ouder worden? Minder de drang voelen om uit te pakken?

EVENS: Dat denk ik niet. Voor hetzelfde geld is mijn volgende strip weer helemaal barok. Het is vooral omdat het verhaal het vroeg. Panter wordt veel meer opgebouwd. Het draait om de spanning tussen twee personages, Kristientje en Panter. Als ik daar van die grootse kijkplaten tegenaan zou smijten, zou dat niks toevoegen. Het zou alleen maar afleiden. De grote platen gebruik ik alleen als het psychedelisch wordt. Als het boek zijn grip op de realiteit verliest en de kamer onbetrouwbaar wordt.

Ik ben ook heel blij met de kleuren in Panter. Alle scènes zijn in blauw en rood getekend, behalve wanneer Panter in het beeld stapt – dan wordt er geel aan het palet toegevoegd en kan alles. Je voelt zijn aanwezigheid als hij er is. Alles is mogelijk als Panter in beeld komt. Misschien merkt niet iedereen dat op, maar dat soort dingen maakt mij als tekenaar wel blij.

HOEZEER EVENS ZIJN EIGEN VISUELE STIJL heeft, was me al opgevallen bij het binnenkomen. Zijn tekentafel is een wirwar van penselen, bussen ecoline en potjes plakkaatverf, met in het midden een plastic bakje om verf te mengen. Alleen al aan de opgedroogde mengsels van geel, blauw en rood kun je zien dat het de tafel van Brecht Evens is. Er zit iets unieks in zijn kleurenpalet dat je er in één blik uit haalt.

‘Omdat ik geen paars gebruik?’

‘Ik weet het niet. Maar het is wel zo.’

Heeft er misschien ook mee te maken: de onafgewerkte tekening die ernaast ligt. Een onderwaterwereld in geel, blauw en groen, net opgedroogd, van de avond ervoor.

‘Is dat voor het volgende boek?’

‘Ja. Een visuele reisgids voor de Franse markt die ik voor Louis Vuitton aan het maken ben. Lorenzo Mattotti heeft er zo al eens eentje gemaakt over Vietnam, ik mag nu Parijs doen.’

Het is dan ook niet helemaal toevallig dat Evens in Parijs woont. Les noceurs en Les amateurs, respectievelijk de Franse vertaling van Ergens waar je niet wil zijn en De amateurs, verkochten hier elk 8000 exemplaren. Niet onaardig voor een alternatieve striptekenaar. Hij exposeert er in Galerie Martel, zowat de meest prestigieuze stripgalerie van Europa – de originelen van Panter liggen er al. En het stripfestival van Angoulême bekroonde zijn debuut met de Prix de l’Audace. Frankrijk heeft wel iets met Brecht Evens, en hij iets met Frankrijk.

‘Mijn vierde strip.’

‘Wat?’

‘Die prijs in Angoulême was voor mijn vierde strip, niet voor mijn debuut.’

‘Miljaar.’

Hoe ben je hier eigenlijk aanbeland?

EVENS: Gewoon uitgestapt.

Uitgestapt?

EVENS: Ik was in het Juragebergte op bezoek geweest bij Goele Dewanckel, mijn docente aan het Kask. Op de weg terug naar Gent, waar ik toen woonde, ben ik in Parijs uitgestapt om een paar mensen te bezoeken. En ik ben niet meer weggegaan.

Zomaar?

EVENS: Er was geen voorbedacht plan of zo. Een vriend van mij had een appartement waar hij boeken stockeerde, daar kon ik blijven slapen. Na een paar maanden heb ik mijn appartement in Gent opgezegd en ben ik nog één keer teruggekeerd om mijn meubelen in stock te zetten. Sindsdien woon ik definitief in Parijs.

De anonimiteit sprak me wel aan. In Gent ging het niet meer zo goed. Het is een kleine stad: niet in alle fases van je leven is het fijn om elke keer dat je de deur uit gaat mensen tegen te komen die je kent. Dat heb ik hier niet.

Heb je Panter hier getekend?

EVENS: Het laatste deel. Panter heeft een ietwat vreemde ontstaansgeschiedenis. De strip is getekend in 2012 en 2014 – in 2013 zat mijn hoofd ergens anders. Daarom ook dat het drie jaar heeft geduurd voor hij af was.

Waar zat je hoofd in 2013?

EVENS: Ik heb een soort burn-out gehad, maar ik weet niet of ik daarop wil ingaan. Een interessant jaar, maar het is nog te vroeg om daarover in detail te gaan. Laat het ons voorlopig op ‘een intermezzo in mijn leven’ houden.

Is dat ook in Panter te merken?

EVENS: Dat weet ik niet zo goed. De laatste pagina die ik in 2013 gemaakt heb, net voor dat hiaat, was een heel donkere. Maar ik denk dat dat vooral toeval is.

De dubbele pagina in zwart-wit, waarin de muren tot leven komen en vreemde nachtwezens door de ruimte kruipen?

EVENS: Die, ja.

Die is wel verontrustend donker.

EVENS: Ondertussen gaat het weer goed met mij, hoor. (lacht)

Doorheen het hele boek zit iets verontrustends. Hoe meer pagina’s je omslaat, hoe meer realiteit en fantasie in elkaar overvloeien en hoe meer de verbeelding een nachtmerrie wordt.

EVENS: Jean Dubuffet, een van de grote figuren van de art brut, heeft ooit gezegd dat kunst altijd ‘un peu faire rire, un peu faire peur’ moet zijn. Dat zou zowat het motto van dit boek kunnen zijn. Ik heb me wel afgevraagd of ik dit durfde. Of ik het wel kon maken. Het klopt voor mij, maar ik vroeg me af of de lezer er wel in mee zou gaan.

Is Panter je meest persoonlijke boek?

EVENS: Dat vind ik moeilijk om te zeggen. Het vóélt dicht-op-de-huid. In de tekeningen ook: er is weinig om rond te kijken. Weinig afstand. Ik weet alleen niet of het dicht op míjn huid is.

Nu, er zit wel wat persoonlijke anekdotiek in. Op een bepaald moment wint Kristientje een weddenschap van haar vader: dat ze geen bij uit de lucht kan slaan met een bamboestok. Dat is echt gebeurd. Tienduizend Belgische franken gewonnen van mijn vader – elke maand betaalde hij me honderd frank uit. Dat is: tót ik een dure verrekijker kwijtraakte. Daarna stonden we quitte. (lacht)

Je had het net ook over de referenties in je beelden, van Merlijn de tovenaar tot Max en de Maximonsters. Dat klonk als een bloemlezing van de getekende personages uit je jeugd.

EVENS: Dat klopt. Veel beelden uit je kindertijd blijven later onbewust in je achterhoofd zitten. Onlangs ging ik bij mijn ouders, in Hasselt, door mijn oud speelgoed toen ik een twist toy terugvond waar ik als kind mee speelde: de krogufant. Drie blokjes, van een olifant, een panter en een krokodil die je rond een as kon draaien en waarmee je zo je eigen dieren kon fabriceren. Wel, de panter die daarop stond: dat was exact de allereerste Panter die ik getekend heb. Met dingen als die Disneyfilms of Max en de Maximonsters moet het ook zoiets zijn: die beelden blijven in je hoofd zitten.

Heb je sommige van die films en boeken recent nog eens opnieuw bekeken?

EVENS: Sommige. Waarom?

Met volwassen ogen zien die er heel anders uit, heb ik al eens gemerkt.

EVENS: Dat is wel. Je gaat niet meer op in die wereld, zoals je als kind deed, en plots zie je veel meer dan je vroeger zag. Ik heb pas Dumbo teruggezien: die geschifte, psychedelische deliriumscène – pure lsd – had ik als kind volledig gemist. Die films en boeken zijn niet gemaakt voor kinderen: ze zijn gemaakt omdat de makers het zo wilden. Vooral in vroege Disney zie je dat. Mickey Mouse in zijn begindagen, dat was een krachtig visueel universum met geschifte elastische figuren. Het waren kunstenaars die dat maakten.

Dat is ook waar ik net aan moest denken, toen je zei dat je aanvankelijk dacht dat Panter een kinderboek was. Ik denk dat ouders, als ze het eenmaal gelezen hebben, dit boek niet snel aan hun kinderen zullen doorgeven. Maar ik denk wel dat kinderen het tof zouden vinden. Ik weet niet of dat soort boeken nu nog in kinderhanden terechtkomt.

Pakweg Alice in Wonderland zou nu niet meer als kinderboek worden uitgebracht?

EVENS: Dat denk ik niet, neen. Uiteindelijk was dat een psychedelisch verhaal vol bizarre logicagrapjes met flink freudiaanse betekenissen, verzonnen door een zonderlinge man, Lewis Carroll, die iets te graag met jonge meisjes rondhing. Dat dat ooit een kinderklassieker is geworden, is al behoorlijk vreemd te noemen. Peter Pan was er ook zo eentje. J.M. Barrie, de schrijver, was een heel kleine man met een groeiprobleem die zich zijn leven lang als de plaatsvervanger van zijn overleden broer heeft proberen te gedragen: dat is niet de gast waarvan je meteen wil dat hij ’s avonds je kinderen komt voorlezen. Heel vreemd boek trouwens, Peter and Wendy. Ooit gelezen? Het gaat verder dan de Disneyfilm: er zit een hoofdstuk in waarin Wendy ouder geworden is en ze zich schaamt als Peter Pan op bezoek komt omdat ze een vrouw geworden is. Er zit veel meer in dan wat Disney eruit gehaald heeft. Veel meer dan je als kind zou zien.

Ergens leest Panter als een boek over het afscheid van die kinderlijke onschuld. Het moment waarop je als twaalfjarige in een greppel soldaatje ligt te spelen en je de vijanden aan de andere kant plots niet meer voelt.

EVENS: Dat is wel iets, dat moment waarop je je niet meer kunt verplaatsen in die fantasiewereld. Ik had dat met Lego. Toen ik een jaar of dertien was, heb ik voor de laatste keer alle blokjes bij elkaar gezocht en het grootste kasteel gemaakt dat ik kon fabriceren. Het had geen ziel meer. Daarvoor had ik hele steden en personages en verhalen bedacht, maar plots wist ik niet meer wat ik met dat kasteel moest doen. Ik heb het de kelder in gedragen om het te laten verstoffen. Klaar voor meisjes en bier.

Meisjes en bier?

EVENS: Ik was er kláár voor. Ik zeg niet dat ik er toen aan begonnen ben. Het heeft nog wel even geduurd voor het zover was, maak je geen zorgen. (lacht)

‘IK MOET WEER DE TREIN OP NAAR Brussel’, zeg ik, terwijl ik mijn spullen bij elkaar zoek.

‘Ik loop wel mee tot de metrohalte.’

‘Hoe lang denk jij eigenlijk hier te blijven?’

‘Geen flauw idee. Tot ik het hier beu wordt. Misschien trek ik daarna wel naar het zuiden van Frankrijk. Of naar Barcelona. Dat lijkt me ook wel wat.’

‘Gewoon uitstappen en je bent er.’

‘Voilà.’

PANTER

Is verschenen bij Oogachtend. Brecht Evens signeert op 11/11 op de boekenbeurs.

DOOR GEERT ZAGERS – FOTO CHARLIE DE KEERSMAECKER

Brecht Evens ‘IK HEB ALTIJD WEL VAN ONBETROUWBARE PERSONAGES GEHOUDEN IN MIJN BOEKEN, MAAR IN PANTER GAAT HET VERDER. IK DÉNK DAT ER OP EEN BEPAALD MOMENT ZELFS MISBRUIK GESUGGEREERD WORDT.’

Brecht Evens ‘ALS OUDERS PANTER GELEZEN HEBBEN, ZULLEN ZE HET BOEK NIET SNEL AAN HUN KROOST GEVEN, MAAR ALICE IN WONDERLAND ZOU NU OOK NIET MEER IN KINDERHANDEN TERECHTKOMEN. IK DENK WEL DAT KINDEREN HET TOF ZOUDEN VINDEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content