In de jaren zeventig en tachtig fonkelde de ster van Robert De Niro en Al Pacino feller dan die van Harvey Keitel. Nu ze alle drie zeventigers zijn, is Keitel degene die nog uitblinkt in films die ertoe doen, zoals Youth van Paolo Sorrentino. ‘Je moet niet bang zijn voor de dood. Desnoods keer ik wel terug om je erover te vertellen.’

Bekijk de poster en u weet meteen of Youth iets voor u is: een poedelnaakte schoonheid betreedt het zwembad van een exclusief kuuroord in de Alpen. Wij zien haar achterkant, de twee ouderlingen, gespeeld door Harvey Keitel (76) en Michael Caine (82), in de rechterbenedenhoek van het beeld haar voorkant. Die is misschien nog mooier. De scène heeft Caine alvast niet onberoerd gelaten. ‘Wij kijken naar wat we kwijt zijn en nooit meer zullen terugkrijgen. Ik kan wel huilen als ik die poster zie’, bekende de Britse klasbak op de persconferentie tijdens het filmfestival van Cannes.

Caine speelt in Youth een dirigent en componist die zelfs voor de Queen zijn rustige oude dag niet wil opgeven. Keitel is een filmregisseur op leeftijd die werk maakt van een laatste film met een oude glorie (Jane Fonda). Als Statler en Waldorf, of Vladimir en Estragonn mijmeren en leuteren ze tegen elkaar op. Over hun prostaatproblemen – ‘Hoeveel druppeltjes heb jij deze ochtend geteld? Twaalf? Gelukzak’ – over kunst, vrouwen, dochters en de tijd die voorbijgegaan is. Vaak is dat gevat en grappig, soms aangrijpend.

Daar moet u nog regisseur Paolo Sorrentino’s barokke beeldenpracht bij denken. De Italiaanse stilist kaapte met zijn La grande bellezza vorig jaar de Oscar voor beste buitenlandse film voor de neus van Felix Van Groeningen weg. Sorrentino is ook ironicus: in La grande bellezza – ‘De grote schoonheid’ – zette hij met esthetisch vernuft de grote lelijkheid die het eeuwige Rome heden teistert in de verf. Youth gaat over ouderdom. De bijbehorende ongemakken worden niet onder de mat geveegd. Toch noemt Caine het een ‘optimistische film’.

Keitel houdt zijn mening liever voor zich. ‘Met alle respect voor sir Michael Caine, ik vind niet dat wij de film moeten beschrijven. Dat moeten jullie, journalisten, maar doen. Ik heb daar uiteraard mijn eigen ideeën en gevoelens over, maar die houd ik voor mij. Ik wil niemand beïnvloeden. Ik wil zéker niet dat er ook maar iemand denkt dat wat hij denkt en voelt bij Youth verkeerd zou zijn.’

Er moet toch íéts zijn wat je over Youth kunt vertellen?

HARVEY KEITEL: Zeker, maar mijn ervaring is mijn ervaring. Ik vind het niet gemakkelijk om over deze film te praten. Youth herinnert me aan elke mythe die me verteld is, elk boek dat ik gelezen heb, alle muziek die ik gehoord heb. Ik weet niet hoe je zo’n ervaring het best beschrijft. Ervaringen zijn ook zo persoonlijk. Ik herinner me de eerste keer dat ik een stierengevecht bijwoonde. Het hele stadion zag hetzelfde: een stier, stierenvechters, mannen te paard die hun lansen in de stier staken. Maar ik ervoer dat duidelijk heel anders dan de mensen rondom me. Ik wil nooit meer een stierengevecht bijwonen.

Het personage van Michael Caine weigert nog te werken, dat van jou wil niet liever dan films blijven maken. Hoe voel jij dat aan? Boet je met de jaren aan creativiteit en ambitie in?

KEITEL:Youth is het resultaat van Sorrentino’s verbeelding. Een kuuroord leek hem het beste canvas voor een film over ouderdom. De nacht na de première liep ik in Cannes rond en maakte ik me de bedenking dat we in het leven constant nieuwe gedachten krijgen, nieuwe ervaringen opdoen, nieuwe manieren vinden om ons uit te drukken. Verbeelding blijf je hebben. Het leven is dus voor eeuwig en altijd jeugdig. Ook de derde leeftijd is doordrongen van jeugdigheid. Ja, je gaat dood, maar dat is op dat moment toch ook een nieuwe ervaring? Wees niet bang voor de dood. Desnoods keer ik wel terug om je erover te vertellen. (lacht) En anders zien we elkaar wel in de hel. (buldert)

Je personage krijgt de opmerking dat regisseurs na verloop van tijd hun touch verliezen.

KEITEL: Niet noodzakelijk. Kijk maar naar de grote artiesten die oud geworden zijn. Zolang je betrokken blijft, zolang je nieuwsgierig bent naar de volgende stap, kun je je touch niet verliezen. Jeugd is een deel van ouderdom. Ook op latere leeftijd weet je niet wat de volgende stap is. Dat weet je pas wanneer je die stap hebt gezet.

Het leven is prachtig, maar dat weet je als je ooit It’s a Wonderful Life (1946) van Frank Capra gezien hebt. Alles telt mee, ook de tegenslagen. De boeddhisten hebben een gezegde dat dat goed samenvat: speel met elke dag. Leef in het hier en nu. Zo kun je jeugdig blijven leven.

Wat herinner jij je nog van je jeugd?

KEITEL: De film dringt die vraag inderdaad op. Ik heb ze me in de voorbereiding al gesteld. Ik ben in mijn verleden gedoken, heb gepolst naar de ervaring van mijn vrienden. Alles kwam haarscherp terug.

Vreemd. ‘De ware tragedie is dat ik me niet eens herinner of ik met Gilda naar bed geweest ben’, zegt jouw personage wanneer hij met heimwee terugdenkt aan zijn grote jeugdliefde.

KEITEL: Schrijf dat maar op het conto van het personage. Ik herinner me alles. Youth is niet louter film, het is ook mythologie. Youth spreekt over de eeuwige tocht: geboren worden, opgroeien, obstakels wel of niet overwinnen, en over je kennis delen met anderen wanneer je erin geslaagd bent dat alles te overleven. Er wordt niet gesproken vanuit één personage. Elke mythologie bundelt meerdere ervaringen, meerdere hoogst essentiële queesten.

Je zegt in Youth ook dat het in de filmbusiness onmogelijk is om eerlijk je mening te verkondigen. O ja?

KEITEL: Ja. Zo vreemd is dat niet. Wanneer je solliciteert, lieg je toch ook dat je zwart ziet? Ik heb dat toch gedaan. Op mijn eerste cv was mijn naam zowat het enige dat niet gelogen was. Ik deed alsof ik al veel ervaring had en zorgde ervoor dat ik alleen toneelvoorstellingen vermeldde die de stad nog nooit aangedaan hadden. (lacht) Ik ben maar één keer door de mand gevallen.

HARVEY KEITEL, GEBOREN IN 1939 IN een Joods gezin met een Poolse vader en een Roemeense moeder, groeit op in Brooklyn, New York. Als kind steekt hij de brug naar Manhattan zo goed als nooit over. Aan de straten van Brighton Beach en het strand van Coney Island heeft hij lange tijd genoeg.

Zijn er in je jeugd dingen gebeurd die je als acteur gevormd hebben?

KEITEL: Ja. Stelen. Als je steelt, moet je doen alsof je niet aan het stelen bent, en hetzelfde geldt voor acteren. Maar ik heb enkel kleine dingetjes gestolen, hoor. Ik heb nog duiven uit iemands duivenkot gepikt en ze in het mijne geplaatst. Maar ik liet de deur openstaan en de duiven vlogen terug naar huis. Ik heb ook nog aardappelen gestolen uit een five-and-dime-supermarkt. Met mijn vrienden roosterden we die op een vuurtje op ons plekje.

Ben je ooit betrapt?

KEITEL:(denkt na) Ja! Het was aan mij om snoep te gaan halen. Ik had alles onder mijn trui gestoken, maar die was te klein, en bij het verlaten van de snoepwinkel viel alles op de grond. Klinkt als een slechte film, niet? Ik stond als aan de grond genageld. Ik ben toen niet zwaar gestraft, ik was maar een kind. Maar soms heb ik het gevoel dat ik daar nog steeds sta, volledig verlamd. Dat voorval heeft me slimmer gemaakt. Ik leerde om grotere truien aan te trekken. (lacht)

Op zijn zeventiende sloot je je aan bij de marines.

KEITEL: Daar heb ik heel veel van teruggekregen. Ik leerde er veel meer dan enkel overlevingstechnieken. Ik leerde er over eer, respect, volharding, het leven zelf. Daardoor heb ik het de rest van mijn leven gehaald en zit ik nu tegenover je.

WANNEER KEITEL ALS BURGER NAAR New York terugkeert, wringt er iets. Een job vinden, een meisje versieren, trouwen, met zijn vertrouwde vrienden op vertrouwde plekken rondhangen: de jonge Keitel voelt zich niet lekker bij dat vooruitzicht.

KEITEL: In de bioscoop ging er toen een andere wereld voor me open. Ik zag er al die films die leken te spreken over iets dat ik niet kende en dat ik wílde kennen. Bresson, Kazan, Fellini, noem maar op. De grote acteurs, schrijvers en regisseurs zadelden me op met het gevoel: hoe doe ík dat? En met ‘dat’ bedoel ik niet acteren of regisseren, maar hoe ik zo kon leven dat ik die verhalen kon begrijpen zoals zij ze begrepen. Ik wilde ook tot die groep mensen behoren. Die macht oefende cinema én theater op me uit. Dat motiveerde me om de Brooklyn Bridge naar Manhattan over te steken. Zo ben ik bij de Actors Studio beland (vandaag bestuurt Keitel samen met Al Pacino en Ellen Burstyn zelf de beroemde school die method acting propageert, nvdr.).

KEITEL DEBUTEERT IN 1965 OFF Broadway in het toneelstuk Up to Thursday van de jonge Sam Shepard. Datzelfde jaar reageert hij op de advertentie van een filmstudent die acteurs zoekt. Dat blijkt Martin Scorsese te zijn. ‘Veel jong, nieuw talent kwam mijn richting uit toen ik jong was’, zegt Keitel daarover. ‘Dat is mijn geluk geweest. Dat gaf mijn carrière de wind in de zeilen.’ Keitel speelt in Scorsese’s debuutfilm Who’s That Knocking at My Door (1967). Maar het is met het geweldige Mean Streets (1973) dat zowel hij als Scorsese naam maakt. Daarop volgen nog Alice Doesn’t Live Here Anymore (1974) en Taxi Driver (1973). De hoofdrol in die laatste film moet hij wel aan Robert De Niro laten.

In de jaren tachtig verdwijnt Keitel uit de spotlights. Hij valt nooit zonder werk, maar is afwezig in de Amerikaanse mainstream. Genoeg niet-Amerikanen zien hem graag komen. Bertrand Tavernier (Death Watch, 1980) en Nicolas Roeg (Bad Timing, 1982) bijvoorbeeld. ‘Tavernier was de eerste Europese regisseur die me vroeg. Ik was nog jong. Ik had net zijn L’horloger de Saint-Paul (1974) gezien, een aanrader. Ik wilde graag met hem samenwerken, en een maand later hoorde ik dat hij me zocht. Hij had een van mijn films met Scorsese gezien.’

In 1992 krijgt Keitels carrière weer vaart, een rotvaart zelfs. Zijn verschroeiende vertolking van de corrupte flik die het gevecht met zijn demonen verliest, maakt van Abel Ferrara’s Bad Lieutenant een cultklassieker. Als acteur en executive producer zet hij dat jaar ook de schouders onder een hondsbrutale misdaadfilm van een nobele onbekende: Quentin Tarantino’s Reservoir Dogs. ‘Bad Lieutenant noch Reservoir Dogs zat in de competitie in Cannes, maar wel in de officiële selectie. We beleefden de tijd van ons leven. We wisten dat we goed werk hadden geleverd, maar schrokken toch van de respons. Op de Croisette hadden we ieders aandacht. Het festival dat al die historisch belangrijke films gelanceerd had waar wij naar opkeken en van leerden, toonde nu ónze films. Dat was genieten.’ Een jaar later laat macho Keitel zijn gevoelige kant zien in The Piano en helpt hij Jane Campion zo aan de Gouden Palm.

Hoeveel van je carrière is het gevolg van geluk, van op het juiste moment op de juiste plaats te zijn?

KEITEL: Geluk is een grote factor. Sla linksaf en je ontmoet iemand, sla rechtsaf en je ontmoet iemand anders. Ik heb hard gestudeerd en gewerkt, daar niet van. Maar ik heb ook het grote geluk gehad dat ik de grote Amerikaanse acteerdocenten nog heb mogen meemaken. Lee Strasberg, Elia Kazan, Stella Adler, Harold Clurman: alle groten die in Amerika de ideeën van Konstantin Stanislavski (waarop methodacting teruggaat, nvdr.) uitwerkten.

En ik heb mogen werken met enkele van de grootste regisseurs ter wereld. Ik begin niet graag aan een opsomming omdat ik er dan dreig te vergeten. Wes Anderson, Lina Wertmüller, Tavernier, Tarantino, Scorsese, Campion, Scola, Angelopoulos: ze spreken allen een andere taal en maken of maakten heel verschillende films, maar één ding hebben ze gemeen: de behoefte om de dingen te begrijpen. Willen begrijpen, mijn kennis delen, het is nog altijd mijn drijfveer.

YOUTH

Vanaf 7/10 in de bioscoop.

DOOR NIELS RUËLL

Harvey Keitel ‘STELEN HEEFT ME GEVORMD ALS ACTEUR. ALS JE STEELT, MOET JE DOEN ALSOF JE NIET AAN HET STELEN BENT, EN HETZELFDE GELDT VOOR ACTEREN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content