Ooit was Guillermo del Toro een eenzaam dikkerdje dat troost vond in Frankenstein, maar dat is alweer enkele miljoenensuccessen geleden. De Mexicaanse regisseur van Pan’s Labyrinth (2006), Hellboy (2004) en Pacific Rim (2013) blaast nu het vergeten genre van de gothic romance nieuw leven in met Crimson Peak. ‘Ik wilde een film maken waarin mannen geen enkel nut hebben.’

Je kunt er niet omheen: Guillermo del Toro (51) is een nerd. Een dikke nerd zelfs, en daarmee verwijzen we geeneens naar zijn corpulente verschijning, iets waar hij zelf overigens totaal niet mee zit. Hoewel horrorgeeks hem aanbidden als de briljante heruitvinder van de viscerale fantasyfilm, zou hij zelf vier jaar geen vlees meer gegeten hebben na het zien van Tobe Hoopers The Texas Chainsaw Massacre (1974). Maar inmiddels eet hij weer alles. Met flinke trek.

Zijn favoriete films zijn James Whales Frankenstein (1931) en Bride of Frankenstein (1935), en hij droomt er al jaren van om zijn eigen versie van de horrorklassieker te filmen. Vanaf zijn vierde keek hij samen met zijn moeder naar films als William Wylers Wuthering Heights (1939) en tussen zijn zevende en zeventiende las hij elke dag één à twee boeken. Mary Shelleys Frankenstein, uiteraard, maar ook Jane Eyre van Charlotte Brontë. ‘Beide boeken hebben een ongelooflijk ontroerend gevoel voor verlies en melancholie’, zegt hij. ‘En natuurlijk zijn ze allebei door een vrouw geschreven. Het zijn introspectieve boeken die mijn leven hebben getekend.’

Dat is te merken aan zijn nieuwste film Crimson Peak, waarin Del Toro overigens ook schrijfsters als Ann Radcliffe, Jane Austen en Daphne du Maurier huldigt. In dit weelderige 19e-eeuwse spookverhaal over de rijke Amerikaanse Edith Cushing (Mia Wasikowska) die valt voor de mysterieuze charme van de Britse aristocraat sir Thomas Sharpe (Tom Hiddleston) zijn niet de geesten, maar wel de mensen de echte monsters. ‘Ik heb de anti-Downton Abbey gemaakt,’ beweert Del Toro, ‘want dat is een soort maatschappelijkeklassenporno die je wilt doen geloven dat het goed is om door lieve, rijke mensen bestuurd te worden. Nou, sorry, maar rijke mensen zijn meestal klootzakken.’

Del Toro wilde naar eigen zeggen ook eens een film maken waarin de mannelijke personages compleet nutteloos zijn, en voor de sterke vrouwenrollen kon hij, naast Wasikowska, rekenen op een atypische Jessica Chastain, in de rol van de griezelige lady Lucille Sharpe.

Een echt gothic horrorverhaal vraagt opulente sets en kostuums, en hoewel de regisseur zich voor het door special effects aangedreven actievehikel Pacific Rim even computerprogrammeur waande, werkt hij in Crimson Peak weer op heerlijk ouderwetse wijze. Niet met green screens, maar met echte sets en een ziekelijk oog voor detail, zoals hij dat al met veel branie deed in The Devil’s Backbone (2001) en Pan’s Labyrinth.

Was het toch niet makkelijker geweest om het een en ander digitaal te doen?

GUILLERMO DEL TORO: Alles wat je bij een film fysiek kunt doen, is beter dan wat je digitaal of met andere effecten doet. Daarom hebben we Allerdale Hall, het kasteel van de Sharpes, ook écht gebouwd.

Dat hele huis?

DEL TORO: Kijk, ik zeg altijd dat het design van een film geen eye candy maar eye protein is omdat je het verhaal en de personages ermee voedt. Ik schrijf voor elk personage een biografie van een tiental pagina’s en die geef ik aan de acteurs. Maar daarna geef ik ze ook aan de mensen die de set gaan bouwen en de kostuums maken, en dan vergaderen we over hoe we met vormen en kleuren iets over de personages kunnen zeggen. Elk kledingstuk moet er schitterend uitzien, maar een hemd dat volledig is dichtgeknoopt, vertelt iets anders dan een hemd met twee knoopjes open. In het design van het huis zitten overal kleine motieven verstopt: in het behang, in het patroon van de vloer en in de vormen van het meubilair. De meubels maken we trouwens in twee maten. Groot en klein, zodat een personage er, afhankelijk van de scène, groter of kleiner uitziet. Hetzelfde met de theekopjes en de kussens op de bedden. Niemand zal het merken, maar omdat ik mijn verhaal visueel vertel, móét ik het zo doen. En elk detail brengt een ander detail mee. Dat gaat tot en met de keuze van de buste die op de piano staat. Dat moet dan Dante zijn, want de hele film moet een afdaling in de hel voorstellen.

Vind je nog genoeg vakmannen om het op die manier te doen?

DEL TORO: Ja, daarom draai ik graag in Toronto. Het is al mijn vierde of vijfde productie daar omdat je er nog mensen vindt die streven naar perfectie. Mijn setschilder is tijdens de opnames 25 à 30 kilo afgevallen omdat ik elke dag drie keer zijn werk ging controleren. Hier nog een beetje meer cyaan, daar nog een beetje meer magenta. Dit moet nog zwarter, dat moet er ouder uitzien. Ik vind dat je een film visueel moet kunnen lezen en ontcijferen, en dan mag je niks laten liggen waar je systematisch in kunt zijn. De kostuums, bijvoorbeeld. Die van de Britse familie Sharpe zijn met de hand gemaakt, de Amerikaanse kostuums machinaal. Dat geeft maar een heel klein contrast, maar voor mij maakt dat veel uit. De make-up van de spoken moest ook al goed zijn voordat we ze digitaal gingen verbeteren. Komt een spook uit de vloer gekropen, dan graven we eerst de vloer uit en voegen we later digitaal planken toe. Niet omgekeerd. Opnieuw, een klein verschil, maar voor mij is het belangrijk.

Maar waar eindigt dat? Hoe houd je jouw op hol geslagen verbeelding onder controle?

DEL TORO: Daar zorgt het budget wel voor. (lacht)

Heeft een regisseur met jouw reputatie dan nog moeite om budgetten los te krijgen?

DEL TORO: Ik zou willen dat ik de vrijheid had om naar een studio te stappen en te zeggen: ‘Dit is wat ik wil doen. Dit is mijn volgende project.’ Maar zo werkt het niet. Je doet wat je kan. Ik heb 23 scripts geschreven, maar heb nog maar negen films gemaakt. Dat betekent dat er veertien films zijn waar ik echt van hou die ik nog niet heb kunnen maken. Crimson Peak was er daar eentje van. Het heeft acht à negen jaar geduurd voor ik hem erdoor kreeg. Het is ook een moeilijke film om te pitchen. De hoofdrollen zijn voor vrouwen, het is een vergeten genre én hij heeft een R-rating gekregen, waardoor tieners niet zonder een volwassene mogen gaan kijken. A real winner. Niemand zag er iets in. En natuurlijk wilde ik het op vrij grote schaal doen, dus had ik minstens vijftig miljoen dollar nodig.

Horror is toch niet bepaald een vergeten genre?

DEL TORO: Nee, maar dit is een gothic romance. Zoals in de gouden jaren van Hollywood, toen daar nog Dragonwyck (1946) gemaakt werd, met Vincent Price, of Rebecca (1940) van Alfred Hitchcock. Grote, extravagante producties. Die traditie is uiteindelijk vervallen in B-films zonder set, maar met veel spinnenwebben waar dan iemand met een kandelaar doorloopt. Ik wilde terug naar de klassieke, somptueuze versie van dit genre omdat het een specifieke smaak heeft. Als je film als een banket zou beschouwen, dan heeft de gothic romance een heel aparte maar ook heel rijke smaak. Het is niet echt horror, maar ook niet echt melodrama. Het is een combinatie van die twee, maar dan door een sprookjesfilter. Het grootste verschil tussen een spookhuisfilm en een gothic romance is dat in een spookhuisfilm het huis lééft. Het heeft een eigen, kwaadaardige wil. In een gothic romance daarentegen is het huis de veruitwendiging van de mentale staat van de personages. Maar veel mensen kennen het genre niet meer, hoewel het al tweehonderd jaar bestaat en er nog steeds overal echo’s van opduiken. Denk maar aan Twilight.

Hoe kwam je erbij Jessica Chastain te casten als boosaardige schoonzus?

DEL TORO: We hadden al goed samengewerkt voor Andrés Muschietti’s Mamá (2013), een film die ik produceerde. Ik heb haar het script gestuurd en gezegd dat ze zelf mocht kiezen wie ze wilde spelen. Ze koos voor Lucille Sharpe. Een slimme keuze, want in de gothic romance zijn de meest complexe rollen weggelegd voor de slechteriken. Ze begreep ook dat ik iets wilde doen dat onnatuurlijk was voor het genre: de slechteriken worden almaar menselijker naarmate de film vordert. En ik zou nu wel kunnen zeggen dat ik niet wist of ze dat zou kunnen, maar dat is als zeggen dat je niet weet of een Porsche wel 150 per uur zal halen. Dit is Jessica Chastain, natuurlijk was ze fantastisch!

En Mia Wasikowska?

DEL TORO: Casten is als een kamer decoreren. Ik zeg altijd tegen mijn vrouw dat we met één meubelstuk moeten beginnen en dat we daar dan de rest bij moeten laten passen. Bij deze film was Jessica het oriëntatiepunt en Mia vormde het perfecte contrast met haar. Ze straalt een bepaalde autoriteit uit zonder die onder je neus te wrijven. In films worden vrouwen die sterk moeten zijn vaak mannelijker gemaakt, en ik wilde net de essentie van vrouwelijkheid. Ik wilde een film waarin de mannelijke personages geen enkel nut hebben. Toen ik Charlie Hunnam (Sons of Anarchy, Pacific Rim) vroeg voor de film, heb ik hem gezegd dat hij de damsel in distress zou zijn. (lacht)

Iets anders, wil je nog steeds je eigen Frankenstein maken?

DEL TORO: Meer dan ooit. Ik heb heel veel notities over hoe ik het wil aanpakken, maar heb er voorlopig de moed nog niet voor. Het is het belangrijkste boek in mijn leven. Mijn huis is een soort Frankenstein-schrijn. Ik heb Frankenstein-poppen op ware grootte in mijn woonkamer en in mijn eetkamer. Het eerste wat je ziet als je bij me thuis binnenkomt, is een twee meter hoog, hyperrealistisch gezicht van het monster, gemaakt van siliconen.

Waarom is Frankenstein zo belangrijk voor jou?

DEL TORO: Dat verhaal is de essentie van wat het betekent een outsider te zijn. Zodra je enige artistieke aanleg hebt, word je gemarginaliseerd. Je zondert jezelf af omdat je anders bent. En het verhaal heeft een heel sterke existentiële kwaliteit, met dat monster dat door zijn onachtzame vader in de wereld wordt geworpen en dan vraagt: ‘Waarom heb je me het leven gegeven, vader?’ Als tiener was dat de belangrijkste vraag waar ik mee worstelde: wat doe ik hier in godsnaam?

Binnen twee weken is het Halloween. Ga je dan als het monster van Frankenstein de straat op?

DEL TORO: Grappig dat je dat vraagt, want mijn vrouw probeert me al jaren als het monster te verkleden, maar ik ben er eerlijk gezegd te dik voor. Ik kan toch geen dik monster van Frankenstein zijn? Dat zou de ultieme belediging zijn. Stel je even Victor Frankenstein voor die op zoek gaat naar al die vetlagen om in het monster te naaien. Nee, mijn vrouw en mijn kinderen vinden verkleden heerlijk, maar ik doe meestal tegen mijn zin mee. Ik ben al een dikke piraat en een dikke zombie geweest. Maar heel indrukwekkend was dat niet. Mijn zombie zag eruit alsof de Kerstman gestorven was. (lacht)

CRIMSON PEAK

Vanaf 21/10 in de bioscoop.

DOOR SAM DE WILDE

Guillermo Del Toro : ‘IK WIL NOG ALTIJD FRANKENSTEIN VERFILMEN. DAT VERHAAL IS DE ESSENTIE VAN WAT HET BETEKENT EEN OUTSIDER TE ZIJN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content